Natuurlyke historie van Holland. Deel 3
(1772-1776)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 1095]
| |
[Derde deel, vierde stuk]
Ga naar margenoot+Elfde hoofdstuk.
| |
[pagina 1096]
| |
gaan, Ga naar margenoot+of 'er slegts met een kort woord gewag van maaken. Wat, by voorbeeld, de Burgerlyke en Vaderlandsche Wetten betreft, 'er is mooglyk geen Volk, waar onder dezelven, door gespitste Vernuften, zo algemeen voor een ieder opengelegd zyn, als onder de Hollanders. En de beroemde Schriften van grotius, voet, bynkershoek en van leeuwen, zyn alleen genoeg, om Inwoonders en Vreemden de schrandere Wetten der Hollanderen eerbiedig te doen kennen. Begeert men wyders onderrigting, ten aanzien van de byzondere Wetten, Geregtigheden, manieren van Regtspleeging, Gewoonten en styl van Rechten, in deeze en geene Steden, Landschappen, Dorpen, Districten en Heemraadschappen van Holland, met de daaruit voortvloeiende Gewoonten; men kan zulks ten overvloede vinden in de vry naauwkeurige beschryvingen van dit alles, in den Tegenwoordigen Staat van Holland. Dat Geschrift behelst daar benevens, met opzicht tot het stuk van Godsdienst, de daar aan verknogte gewoonten van Kerkregeering, de beroeping van Leeraaren, de aanlegging van Kerkvergaderingen, de bestiering van Godshuizen, en wat dies meer is, een zeer naauwkeurig verslag van alles, wat daartoe betrekking heeft: en even zoo verleent het een genoegzaam uitvoerig berigt van den Koophandel, de Zeevaart, de Neeringen en Hanteeringen der Hollanderen. Nadien | |
[pagina 1097]
| |
Ga naar margenoot+nu dit Boek in ieders handen is, zoo twyfel ik niet, of alle bescheiden Leezers zullen my wel willen ontslaan, van de verpligting, om op alle die zaaken van een uitgebreiden aart stil te staan; en 't my ten goede houden, dat ik de nieuwsgierigen naar dat uitmuntende Werk heenen wyze. Alle byzonderheden van dat slag dan daar laatende, behoort 'er, volgens ons inzien, Ga naar margenoot+alleen nog tot onze Zedekundige taak, eer dat wy overgaan tot onze Ziektekundige Verhandeling, eene beschouwing van de natuurlyke en door gewoonte eigen geworden gebruiklykheden onzer Landzaaten; die minder voorbedagtlyk door anderen behandeld zyn. Ik meen zulke Gewoonten, die onafscheidelyk van het natuurlyke beloop des menschlyken leevens zyn; of de Volksgewoonten en Landseigen Plegtigheden der Natie, omtrent het gehooren worden, paaren en sterven. Deeze Gewoonten toch, kan men, in de Natuurlyke Historie eener Natie, zoo min overslaan, als men de Natuurlyke Huishouding der Dieren, in derzelver beschryving, agterwege zou kunnen laaten. Ten einde nu aan deeze verpligting in eene geschikte orde te beantwoorden, zal ik een aanvang maaken, met den Huwelyken Staat onzer Hollanderen; om voorts den loop hunnes leevens, in het verkrygen en opvoeden van Kinderen, tot in den Ouderdom en aan het Graf te vervolgen. Ga naar margenoot+Wat den tyd van Huwen by hen aan- | |
[pagina 1098]
| |
gaat, Ga naar margenoot+deeze pleeg oudtyds op een vry vasten trap van ouderdom bepaald te zyn; en het wierd, om van de oude Batavieren niet te melden, nog geen Eeuw geleeden, onder onze Natie veelal gelaakt, wanneer eene jonge Maagd voor haar twintigste jaar in den Echt trad; ook eischte men in de Jongelingen dat ze vier- of vyf-en-twintig jaaren telden. By den Adel, en in Staatlyke Huwelyken, nam men deeze bepaaling, uit byzondere inzigten, wel niet zeer in agt; dan by de Aanzienlyken en den deftigen Burgerstand hield men 'er zig vry naauwkeurig aan. Men ziet dit overtuigelyk genoeg in de overbekende Werken van den Ridder cats, die den aart zyner Lands- en Tydsgenooten, in dit opzicht zoo klaar beschreeven heeft, dat wy 'er niet meer van behoeven te zeggen. In onze dagen is die oude deftige bepaaling onder de Stedelingen bykans buiten gebruik; en de rypheid van jaaren word weinig gade geslaagen. De Grooten en Vermogenden trouwen gemeenlyk zeer jong: eene jonge Dogter van vyftien, zestien, meest zeventien of agttien jaaren, word veelal ten Echt besteed aan een Jongeling van twintig jaaren, of even daar boven: zoo 't in ryper jaaren geschiedde, heeft men het Huwelyk doorgaans, om reden van bestaan, of hoop op eenig Ampt, uitgesteld. De Burgerstand rekt het veeltyds nog wel wat langer; dan, inzigten van bestaan speelen ook hier hunne rol. | |
[pagina 1099]
| |
Ga naar margenoot+Onder den Boerenstand, en by onze Landlieden, evenwel, wordt het al te jong paaren gemeenlyk afgekeurd; de kragt der jeugd en des leevens is by hun eerst de tyd van 't huwen. Men trouwt 'er daarom zeldzaam, voor dat de Knegtjes vier- of vyf- en twintig, en de Meisjes een-, twee- of drie- en twintig jaaren bereikt hebben; dog verre de meeste Knaapen huwen, omtrent de agt- en twintig of dertig jaaren, met eene Wederhelft van ten minste vier- of vyf- en twintig jaaren. De vastgestelde Wet van zoogenoemde Mondigheid heeft een grooten invloed by onze Landlieden: de zorg van Ouders en Voogden blyft tot dien tyd ongemeen naauwkeurig; en de gehoorzaamheid der Kinderen of Pupillen beantwoord 'er zeer sterk aan. 't Gebeurt wel eens dat een Meisje uit den band springt, met Ouders of Voogden, door haare ontydige Liefde, te dwingen; maar die gevallen zyn op het Land zeldzaamer dan in de Steden. Het gaat voorts in Holland vry algemeen door, dat de meeste Huwelyken, schoon men 'er op alle tyden van 't jaar trouwe, tegen de maand Mai, of omtrent Allerheiligen, bevestigd worden; ter oorzaake, dat de Landhuuren, Huishuuren en Dienstverbintenissen als dan eindigen. Hier door kunnen dienstbaare Persoonen, op eene heusche wyze van Meesters en Vrouwen scheidende, en in 't Huwelyk treedende, zig ook vervolgens in eene wooning begee- | |
[pagina 1100]
| |
ven: Ga naar margenoot+en de Landlieden de zorg voor hun Land, Vee en Have, ter broodwinninge, tevens met het juk des Huwelyks, aanvaarden. Ga naar margenoot+Het getal der Huwelyksverbintenissen in Holland is jaarlyks al zeer groot; dat een natuurlyk gevolg is van de volkrykheid des Lands. De Natuurkunde, aangespoord door de noodwendigheid der Volkskennisse, heeft dit aantal van Huwelyken, zoo wel als dat van Gebooren en Overleeden Persoonen hier te Lande, geduurende deeze en de voorige Eeuw, met opmerkzaamheid beschouwd; wel byzonder om 'er eene soort van kansrekening, betreffende de Lyfrenten en dergelyken, op te vestigen. Onze Voorvaders en wakkere Staatsmannen hebben reeds hunne aandagt op dit stuk gevestigd; en ik bezit, onder eenige Papieren, nog eene naauwkeurige uitrekening van die soort; door den Raadpensionaris jan de wit, Ao. 1671, aan haar Ed. Groot Mogenden overgegeeven. Dan men heeft 'er bovenal Werk van beginnen te maaken, sints de berekeningen der Londensche en Parysche Maatschappyen, het nut van 't opspooren der Huwelyks-, Doods- en Geboortelysten, aan den dag bragten. De voornaamsten, welken zig, ten aanzien van Holland, op dit onderwerp toegeleid hebben, zyn de Heeren struyck, in deszelfs Ontdekkingen noopens den Staat van het Menschelyk Geslagt, en kersseboom, in deszelfs Proeven van Politike Rekeningen. | |
[pagina 1101]
| |
Ga naar margenoot+Ook heeft men 'er, zedert eenigen tyd, in de Nieuwspapieren en Couranten jaarlyks melding van gemaakt: en nog onlangs zagen wy, onder de Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappy, eene naauwkeurige opgave dier Lysten, met welberedeneerde aanmerkingen over dezelven, wegens de Stad Alkmaar, door den met agting meermaals genoemden Heer paludanus. Voorlang had ik reeds een Plan gevormd, om dit Stuk, met opzicht tot Holland, zoo volledig my doenlyk was, uit te werken; en zulks, als tot deeze Natuurlyke Historie behoorende, hier ter plaatse in te vlegten. Dan de ongeloovelyke moeite en kosten, om dit, niet alleen van de Steden, maar ook van de Dorpen, gelyk daartoe vereischt word, te verkrygen, heeft my te rug gehouden. En welwikkende Vernuften, daar ik mede geraadpleegd had, hebben 'er my verder van af doen zien; ter oorzaake dat 'er omtrent zulke Lysten, hoe nuttig ook in 't bepaalen van de Vrugtbaarheid, de Sterkte, en den Leeftyd van een Volk, altoos veele zaaken voorkomen, die van ontelbaare wisselvalligheden afhangen. Ook heeft men aangemerkt dat deeze naauwkeurige opneemingen thans meerendeels de Volksregeering, en de kansrekeningen van Lyfrenten of dergelyken betreffen; des eene uitgewerkte behandeling hiervan den meesten myner Leezeren, in dit Werk, verdrietig zoude vallen. Ik heb uit dien hoofde myn | |
[pagina 1102]
| |
Ga naar margenoot+Plan laaten vaaren; te meer, daar ik hoop, en niet twyfel, of het zal met 'er tyd door eene bekwaamer hand nog wel uitgevoerd worden. Om 'er evenwel iets, voor zoo verre het, kortlyk, en op goede berigten, kan geschieden, van te melden, zal ik telkens een beknopt verslag, van 't geen hier omtrent tot myn onderwerp behoort, aan de hand geeven. Wat ons tegenwoordig onderwerp, de Huwelyken, betreft; des aangaande kan men, vry gegrond, beweeren, dat 'er jaarlyks in Holland, naar gerade van de uitgebreidheid des Lands, meer Huwelyken geslooten worden dan in andere Gewesten van Europa. De Heer struyck heeft, wegens de Dorpen in Holland, de volgende Waarneeming. ‘In twee- en twintig Dorpen zyn geteld 25434 Menschen, waar onder men vond 4969 getrouwde paaren, en Jaarlyks zyn 'er 401 paaren getrouwd. Van 64 te gelyk leevende Menschen trouwt dan doorgaans Jaarlyks één paar. De Huwelyken schynen door malkander 12⅖ jaaren te duuren; of van 62 staande Huwelyken, oud en jong door malkander, worden Jaarlyks 5, door het sterven van Man of Vrouw, gebroken’Ga naar voetnoot(*). De Heer suszmilchGa naar voetnoot(†), deeze Waarnee- | |
[pagina 1103]
| |
ming Ga naar margenoot+bygebragt hebbende, betuigt, onder alle Lysten niet één dergelyk voorbeeld gevonden te hebben. Dat onder 64 Persoonen jaarlyks één getrouwd Paar zou zyn, is by hem eene zoo groote afwyking van den gewoonen regel, dat het hem verdagt zoude voorkomen, indien 'er de naauwkeurigheid van den Heer struyck geen borg voor stond. Het komt hem daar benevens nog al aanneemelyk voor; als hy nagaat, dat men in Holland overvloedige gelegenheid heeft, om een Huisgezin te verzorgen; hetwelk veele hinderpaalen in 't aangaan van een Huwelyk wegneemt. Ook vind hy, zyns agtens, eene voornaame oorzaak van de veelvuldigheid der Huwelyken in de Scheepsvaart, en de daar aan verknogte ongelukken; oordeelende dat hier door veele Huwelyken spoediger verbrooken, en 'er meer tweede Huwelyken, in Holland dan elders, aangegaan worden. Met dit alles egter zegt hy: ‘Ik kan dit voorbeeld van de Hollandsche Dorpen niet mede onder de regels betrekken, en tot gepaste bewysredenen aanhaalen; dewyl 'er maar weinig Landen in de Waereld zyn zullen, die met het wel kleine, maar bloeijende en ryke Holland te vergelyken zyn zouden’. Deeze laatste aanmerking van dien keurigen Schryver, volgens welken hier, van wegens de Volkrykheid van dit Land, eene afwyking van den gemeenen regel plaats | |
[pagina 1104]
| |
Ga naar margenoot+heeft, is zeer regtmaatig. Dog ik twyffel zeer of zyne gissing, nopens de Scheepsvaart, wel steek houde. Veelen onzer Ingezeetenen zyn, ik beken het, Vaarensgezellen; dog het getal der zulken, die, gelyk de Heer suszmilch bedoelt, door een lang afzyn en het begeeven naar vreemde Landen, de Huwelykspligten niet betragten kunnen, of wier Huwelyk, door op Zee te blyven, vroegtydig gebroken word, is niet zeer groot; in vergelyking van die geenen, welken men gewoonlyk Hollandsche Zeelieden, of Vaarensgezellen, noemt. Hier onder zyn ook te tellen onze Visschers op de Zee-Dorpen, en zulken, die zig in de Zuider-zee, en op de Maaze, met de Vischvangst geneeren; als mede de Beurtlieden en Vragtvaarders, mitsgaders de zoodanigen, die onze Binnenwateren bevaaren. Alle deezen maaken, zoo men ruimschoots mag gissen, ten minste een vyfde gedeelte van onze Dorpelingen uit; en 't is zeer zeker dat 'er onder de zulken, die aan geen ongemeene gevaaren bloot gesteld zyn, geen groot getal van Huwelyken ontstaan kan, door het Zee-gevaar, of het omkomen in de Scheepsvaart, en het uit dien hoofde dikwerf hertrouwen. Ik erken daar benevens, dat deeze onze Landsgenooten gewoonlyk niet lange in den staat van Weduw of Weduwenaar volharden: dan zulks is der geheele Natie vry algemeen eigen; en dit hertrouwen heeft by dezelven minder plaats dan men denkt. | |
[pagina 1105]
| |
Ga naar margenoot+Onze Visschers en Zeedorpelingen leeven tamelyk lang; en derzelver afweezigheid van hunne Vrouwen is meestentyds voor een korten wyl: ten langste duurt dezelve vier a vyf of zes Maanden voor hun die ter Walvisch- en Zoute-Vischvangste vaaren; en twee a drie Maanden voor de Gezellen der Haringvangste; welker vereend getal, by dat der overigen, niet uitneemend groot is. Wyders weet men dat de bevolking der Schepen, die zig naar de Oost- of West-Indiën begeeven, meer uit Vreemdelingen, dan uit Inboorlingen, en uit weinige Dorpelingen bestaat: mogelyk zyn 'er van de honderd geen tien Hollanders. 'Er legt des in onze Scheepsvaart geen genoegzaame grond voor de veelheid der Huwelyken by onze Dorpelingen. Men mag in tegendeel gegronder staande houden, dat de coitus rarus, of de speening deezer Dorpelingen, ter oorzaake van het afzyn der Mannen, ééne der redenen is van de meerdere geduurzaamheid der Huwelyken, de bykans jaarlyksche Vrugtbaarheid der Vrouwen, en het voortbrengen van sterke gezonde Kinderen, waar door het getal der Huwelyken vermeerderd word. Het komt my derhalven, (behoudens alle hoogagting voor de verdiensten van schrandere berekenaars,) als vry zeker voor, dat de Huwelyken, in ons Gewest, onder gezonde en jonge Menschen, veelvuldiger en te gelyk duurzaamer zyn | |
[pagina 1106]
| |
Ga naar margenoot+dan elders. Men vind, niet tegenstaande het groote aantal der Huwelyken, zeer veele saamgehuwden van een hoogen ouderdom. Een vyf-en twintigjaarig Huwelyk is hier al vry gemeen; en een vyftigjaarig Bruiloftsfeest is onder ons niet by uitstek zeldzaam. Men kent Hollandsche Familiën, die dit verscheiden maalen beleefd hebben: het Geslagt der van vinken en der van loonen, is deswegens beroemd; nadien het agt maalen op elkander, uit denzelfden, zo Vrouwlyken als Manlyken Stam, het Gouden Bruiloftsfeest gevierd heeft. Getuige van het Zevende Feest is het volgende Penning-Versje: Zesmaal wel eer is 't Goude Feest
In ons Geslagt gevierd geweest.
Wy, die dat heden ook beleven,
Besluiten het getal van zeven,
En danken voor dat zeldzaam lot
Met hart en ziel den goeden God.
En, wegens het agtste daar aan volgende Gouden Bruiloftsfeest, is bovenal aanmerkelyk, dat de Bruidegom 41 jaaren oud was eer hy trouwde, en dus 91 jaaren, toen hy zyn vyftigjaarigen Echt beleefde, met zyne Bruid kon zeggen:
Ga naar margenoot+Met een kleinzoon, en drie zoonen,
Vieren wy ons Goude Feest,
Agtmaal in 't Geslagt geweest;
't Zeldzaam Trouwlot der van loonen.
| |
[pagina 1107]
| |
Ga naar margenoot+Voeg hier nog by dat het Huwelyk van een Man van zestig jaaren, met een jonge Dogter van twintig jaaren, in Holland meermaals nog met gezonde Telgen bekroond word. En schoon men de laatstgemelde byzonderheden, als wat zeldzaams, mogte aanmerken, verleent ons egter al het bygebragte gronds genoeg, om te beweeren, dat de meerderheid der Huwelyken in Holland niet te zoeken is in bykomende oorzaaken, maar in de volkrykheid des Lands, den aart en kragt van 't Volk zelve; en dat wy die, naar uitwyzen van 't volgende, wel mogen raamen, al vry aanmerkelyk te zyn. De Heer struyck, in wiens getrouwheid wy volkomen berusten, zegt, dat 'er in 22 Noord-Hollandsche Dorpen geteld zyn 25434 Menschen. Als wy nu, de telling van den Heer kersseboom volgende, het getal der geregelde Dorpen en Heerlykheden, in Zuid- en Noord-Holland, op 553 bepaalen; zullen dezelven, naar evenredigheid der 22 Dorpen, ons 639318 Menschen uitleveren. Wanneer wy hierop, met den Heer struyck, stellen, dat 'er, onder het getal van 25434 Menschen gevonden worden, 4969 getrouwde Paaren, dan zullen, volgens die Rekening, onder de bovengemelde 639318 Menschen, ten zynen tyde geweest zyn, 124902 getrouwde Paaren. Dit getal is zekerlyk groot, als men de kleene uitgestrektheid van Holland in aanmerkinge neemt; maar | |
[pagina 1108]
| |
Ga naar margenoot+'t word nog zeer veel grooter, indien men 'er de Huwelyken in de Hollandsche Steden by telle, zoo als dezelven door den Ga naar margenoot+Heer kersseboom, in zyne Proeven van Politike Rekeningen, opgegeeven worden. Alleenlyk heeft men hier omtrent in aanmerking te neemen, dat het getal der Huwelyken, ten platten Lande, ongelyk hooger klimt dan in de Steden; ter oorzaake dat 'er veel meer Inwoonders ten platten Lande dan in de Steden zyn; te meer, daar verscheiden Hollandsche Dorpen sommige Steden hier in evenaaren, en zelfs overtreffen. Men zal, zo wy vertrouwen, het gezegde, wegens het aantal der Huwelyken hier te Lande, naar ons bestek, genoegzaam oordeelen; en 't ons niet kwaalyk neemen, dat wy, gelyk boven aangeduid is, eene naauwkeuriger bepaaling van dit onderwerp aan eene verdere oplettende naspooring aanbeveelende, onze taak vervolgen, en nu verder het oog slaan op de gebruikelykheden der Hollandsche Natie, in 't aangaan der Huwelyken, die zoo veelvuldig onder hen plaats hebben. Ga naar margenoot+In 't voordraagen hier van zal 't niet noodig zyn ons uit te laaten over het Vryen zelve; nadien dit in 't voorige reeds afgehandeld is. Wy kunnen derhalven hier gevoeglyk een begin maaken, met den tyd, wanneer de Minnaar zig voorstelt een Huwelyk aan te gaan; en niets heviger wenscht, dan zig openlyk te verklaaren | |
[pagina t.o. 1108]
| |
[pagina 1109]
| |
Ga naar margenoot+aan 't voorwerp dat hem van Liefde doet branden, en aan 't welke zyne oogen meermaals eene stomme liefdetaal aangekondigd hebben. In zulk een geval vervoegt hy zig, naar 's Lands deftige gewoonte, by de Ouders of Voogden zyner Beminde, na ook zyne eigen Ouders of Voogden hier omtrent geraadpleegd te hebben, om derzelver toestemming tot een gemeenzaamen ommegang met haar te verzoeken. Men noemt dit in de Steden, Acces, en by de Boeren, Verkeering verzoeken; van waar ook Verkeeren, zelfs by de Stedelingen, meermaals Vryen betekent, volgens de bekende spreekwyze: hy verkeert met of by dat Meisje. Het toestaan dier verkeeringe is gemeenlyk de voorbode van Huwelykssluiting; en schoon dit by de Noord-hollanders, gelyk wy gemeld hebben, niet doorgaa, 't is nogthans by de Zuid-hollanders meestal van dat gevolg; en 't Huwelyk word 'er doorgaans, weinig Weeken na dit verlof, door de Ouders of Voogden, onder eene vriendelyke maaltyd, geslooten. Men bepaalt dan de Huwelyksgiften, en de redelyke Voorbedingen, of de in sommige opzichten nuttige, maar dikwerf bedriegelyke, Huwelyksche Voorwaarden: welke laatste oudtyds niet dan om wettige reden gemaakt, en als de zuivere Huwelyksliefde kwetzende, veragt wierden; dog thans maar al te veel met slinksche oogmerken gepaard gaan. De gewoone Voorbedingen der oude Hollan- | |
[pagina 1110]
| |
ders Ga naar margenoot+hadden alleen betrekking op de wederzydsche Huwelyksgiften, en waren van geen kragt zoo dra het Huwelyk voltrokken was; dewyl dan alles den Getrouwden gemeen wierd. Vaste bepaalingen hier omtrent hadden slegts plaats in Huwelyken van Staat, of die de belangen van het Volk betroffen; in welke gevallen zelfs mindere omstandigheden wetlyk geregeld waren. Dus mogten zelfs Prinsen, Graaven en Vryheeren, tot eene Huwelyks-Morgengifte Ga naar margenoot+niet meer geeven dan de waarde van 100 Marck; der Fursten Dienstmannen niet boven de 5 Marck; anderen niet meer dan een best Paard; een eigen Ridder niet meer dan een Os, en zoo vervolgens naar minder rang. En dit alles geschiedde eer, om den Man in zyne bezittingen te handhaaven, dan om zig, op voorwaarden van Geld, onder het Vrouwlyke gezag te brengen. Ter bescheiden bepaalinge nu van zulke Huwelyksgiften werd 'er eene gezette byéénkomst der Bloedverwanten aangeleid; die, na dat men omtrent de Voorbedingen overeengekomen was, met eene Vriendenmaaltyd beslooten werd. Dit gebruik, dat ook nog heden stand houd, hebben onze Voorouders veelligt overgenomen van de Romeinen, by welken de Ouders van de Bruid, na de getroffen voorbedingen, gemeenlyk een Huwelykssluitmaal gavenGa naar voetnoot(*) En op deeze byéénkomst volgde | |
[pagina 1111]
| |
Ga naar margenoot+dan weldra de plegtige Ondertrouw; die in vroegere dagen slegts onder de wederzydsche Familie geschiedde, dog in laater tyd door de openbaare Wet bekragtigd moest worden, gelyk ook nu de gewoonte is. Wanneer men deezen tyd Van plegtige Ondertrouw vastgesteld heeft, maakt men zulks, naar ieders rang, met min of meer staatlykheid, by monde of by brieven, aan de Naastbestaanden of Vrienden bekend. En de bestemde tyd daar zynde, gaat het Paar ter Ondertrouw, vergezeld van toestemmende Ouders, Voogden of Getuigen, naar den eisch der Wetten. De Bruid word gemeenlyk door haare Moeder, en de Bruidegom door zyn' Vader geleid; by mangel hier van verzoekt men de Voogden en Nabestaanden, of verkiest een' Vriend en eene Vriendin tot getuigen. Zy begeeven zig dus, (naar ieders goedvinden, met meer of minder statie,) in de Steden, naar het Raadhuis, en ten platten Lande naar de Secretarye, of ook wel naar een der Predikanten van de Publieke Kerk. Ter behoorlyker plaatse gekomen zynde, worden | |
[pagina 1112]
| |
Ga naar margenoot+zy, door de daartoe bevoegde Heeren, na de vereischte ondervraagingen, volgens 's Lands Wetten, in Ondertrouw aangenomen; waarop men hen als Bruid en Bruidegom begroet. Deeze plegtigheid heet ten Ondertrouw of ten Aantekenen gaan; dog het onderscheid van plaatsen, daar zulks geschied, heeft ook aanleiding gegeeven tot de spreekwyzen van op het Stadhuis, voor Commissarissen, voor den Baljuw en Secretaris, of by den Dominé te gaan. Te Amsterdam noemt men het wel byzonder voor de Roode Deur gaan; om dat de Heeren Commissarissen van Huwelykszaaken aldaar, oudtyds, vergaderden in een Vertrek in de Oude Kerk, dat met eene rood geschilderde deur geslooten wasGa naar voetnoot(*). Op deeze Ondertrouw volgt de openbaare afkondiging in een der Kerken van den heerschenden Godsdienst, voor hun, die tot denzelven behooren; dog voor zulken, die van eene andere Gezintheid zyn, geschied dit op het Raadhuis; ten einde een ieder, die eenige verbintenis met één der Ondertrouwden, of een anderen grond van tegenspraak, mogte hebben, zyn recht kunne doen gelden. Dit noemt men de Geboden sluiten, gelyk men het afkondigen het gaan der Geboden heet; en van zulk een Paar zegt, dat het onder Geboden staat. Die afkondiging geschied gewoonlyk drie Zon- | |
[pagina 1113]
| |
dagen Ga naar margenoot+agter elkander; en 't Paar heeft dus, gelyk men zegt, drie Proclamatien of Geboden; na welker afkondiging de Trouw vervolgens voltrokken word. Dan, by noodige gevallen, als 'er gewigtige reden voor zyn, vergunt de Overigheid, op een heusch verzoek, wel eens eene spoediger voltrekking van 't Huwelyk. - Alle deeze gebruiklykheden zyn over bekend; dog de orde der zaaken eischte eene beknopte melding van dezelven; en ik vlei my nu vervolgens nog wel iets te zullen mededeelen, dat veeler nieuwsgierigheid meer voldoening zal geeven. Het gewaagen van de duuring der drie Huwelyks Geboden naamlyk, leid ons thans tot het beschouwen der Plegtigheden, die in dat tydsverloop plaats hebben. Dezelven zyn by onze Natie, en vooral by onze Landlieden, vry aanmerkelyk. Men vind hier omtrent verscheide oude gebruiken, of daarvan ontleende gewoonten, die der aantekeninge wel waardig, en niet algemeen bekend zyn; hetwelk my beweegt, om die plegtigheden, byzonder van onze Landlieden, ter deezer gelegenheid, voor te draagen. Wanneer een jong Paar Bruid en Bruidegom word, is het eene algemeene gewoonte elkander wederzyds een geschenk te doen, of iets, als men zegt, op Trouw Ga naar margenoot+te geeven. De Trouwgifte der oude Batavieren bestond in een paar gekoppelde Ossen, en een opgetuigd Paard; om te kennen te geeven, dat zy een jok van gemeen- | |
[pagina 1114]
| |
zaamheid Ga naar margenoot+aangongen, en onderling, lydzaam en kloekmoedig, in vrede en oorlog, in allerleien arbeid en gevaar, wilden deelen. Een zinnebeeld, inzonderheid dat der gekoppelde Ossen, 't welk men naderhand, by veele Volkeren, voor ene juiste schildery van het Huwelyk gehouden heeft. By eenigen onzer oude Landzaaten was 't, en 't is vermoedelyk ook hier en daar nog by sommigen onzer tegenwoordige Ingezetenen, in gebruik, dat men een Penning dwars doorzaagde; waarvan ieder der verloofden een stuk behield. Dezelve wierd op zoodanig eene wyze doorgezaagd, dat elk stuk nimmer met het stuk van een anderen Penning volkomen konde sluiten; des de wederhelft volstrekt die der Gelieven moeste zyn. Men maakte ze meestal uit oude Penningen met twee hoofden: en my valt nog in, zulke doorgezaagde Ducatonnen met twee hoofden gezien te hebben. Ook zyn my wel geschroefde Bruilofts-Penningen voorgekomen; die, van binnen hol zynde, als eene Doos op elkander slooten, en waarschynlyk tot dit zelfde oogmerk dienden. Dit gebruik schynt my mede van Romeinschen oorsprong; om dat men, nu en dan, zeer oude dusdanige tweehoofdige Penningen, overdwars doormidden gezaagd of gevyld, en aan ketentjes hangende, hier te Lande gevonden heeft. Daar benevens weet men dat onze Voorouders, en die gewoonte begint weder te herleeven, somtyds Ringen lieten maaken, welken uit | |
[pagina 1115]
| |
Ga naar margenoot+twee opéén sluitende hoepjes bestonden, die met eene zekere kunstgreep los of vast gemaakt wierden. Ieder der Verloofden pronkte met de helft van zulken Ring, tot dat de trouw voltrokken was; en vervolgens droeg de Vrouw die beide inéén sluitende Ringen altoos, of aan haar middelvinger, of, en wel meest, aan den rechter Duim, als een zegel der Rechterhand. En hier uit heeft men het gebruik der Hoep- en Duim-Ringen af te leiden. In laatere dagen, en nog heden, bestaat dit geschenk, vooral by de Roomschgezinde Hollanders, in een Gouden Ring, die de Bruidegom aan de Bruid vereert, zelfs wel lang voor dat ze aangetekend worden. Deezen Ring draagt zy aan haare linkerhand, tot op den Trouwdag; wanneer dezelve plegtig aan de rechterhand gestooken word. Hier mede word de Trouw, welke tot op dien tyd, door het wederschenken van den Ring, nog afgebroken kon worden, voor onverbreekbaar gehouden. En van daar is het, dat alle de getrouwde Vrouwen den Ring aan de Rechter-, en de Vrysters dien aan de Linkerhand draagen. De Bruidegom ontvangt mede van de Bruid een diergelyken Ring, of eenig ander geschenk; dog hy blyft den Ring, (wat dit onderscheid betekent kan ik niet raaden,) zelfs getrouwd zynde, nog aan de Linkerhand draagen. Dit gebruik, zo gemeen ten platten Lande, is in de Steden grootlyks afgenomen; de massive Gouden Ringen | |
[pagina 1116]
| |
Ga naar margenoot+hebben 'er veelal plaats geruimd voor minwaardige Galanterien van Pinsbek, of Fransch Goud en Engelsch Zilver. Dan, by deftige en vermogende Familiën, of onder aanzienlyke Burgers, zyn de Geschenken van schoone Edelgesteenten, Oorliëtten, Ringen en Borstsieraaden, nog zeer gewoon. Men maakt ook in onze dagen, als of de goede trouw haare kragt verlooren hadde, schriftlyke Verbintenissen, daar onze Voorvaders niet om dagten. In navolging hiervan schryven veelen der Landlieden mede het eene of andere Briefje; waartoe zy zig wel eens, als ware 't met Inkt niet kragtig genoeg, van hun bloed bedienen, schryvende daar mede in de eene of andere konstige Figuur, en veelal in die van een Hart. Dit zweemt eenigzins naar de gewoonte der Indiaanen, die hun Huwelyk, door het wonden van de Armen, of het drinken van hun Bloed, bevestigen. Dan wat doet de Liefde niet? Verstandige overweegingen zyn dikwils niet bestand tegen Minnedweeperyen. Zo dra de Ondertrouw van een jeugdig Paar in een Dorp bekend is, heeft het de gelukwenschingen der jonge Lieden af te wagten. Op den eersten Zondag, na den Kerktyd, spreeken Knegtjes en Meisjes elkander af; zy gaan gezamentlyk naar het Huis van de Bruid; werwaards de jonge Dogters, door de naaste Buurmeisjes geleid, en niet lang daar na door de Knegtjes gevolgd worden. De Bruid schenkt aan de | |
[pagina 1117]
| |
Ga naar margenoot+eersten een kopje Thee, en de Bruidegom onthaalt de laatsten, naar zyn vermogen, met Bier of Wyn: gemeenlyk geeft hy aan dit Gezelschap, dat niet lang vertoeft, een Geschenk in Geld; 't welk een der naaste Gebuuren, of der kundigsten ontvangt. De blyde Jeugd beraamt vervolgens hoe en waar dit Geld te verteeren; en laat de verdere bestelling aan eenige Knegtjes en Meisjes over, die veelal in eene naastgelegen Herberg, de noodige schikking tot het Vetje, gelyk zy 't noemen, maaken. Een halfvat Bier, benevens Kaas en Brood, is 't gemeene onthaal; dog by ruimer gifte schaft men ook wel Visch, of Vleesch, en Ham, benevens Wyn; maar men dekt geen Tafel, om kwanswyze niet aan te gaan tegen de oude Keuren; welken alle zoodanige gezette Maaltyden verbooden, of in verscheiden byzonderheden zeer stipt bepaald hebbenGa naar voetnoot(*). Op den vastgestelden | |
[pagina 1118]
| |
Ga naar margenoot+Teerdag komt dit Gezelschap, ter bedoelder plaatse, byéén; elk vind 'er zyn Lief, volgens afspraak, of hy kiest 'er een uit den hoop. Men voegt zig, na eenige vrolyke kouteryen, speelen of zingen, aan Tafel; en 't komt veelal zeer wel, dat 'er eene ongedekte Tafel is; alzo die vrolyke Boertjes eene geregelde Tafel wel dra in wanorde zouden brengen. Met den aanvang heeft hy, die het bestuur van 't Vetje heeft, nog wel iets te zeggen; maar het duurt, onder het leegen van de Fles, niet lang, of elk houd zig even geregtigd tot den Disch; en 't gaat 'er dan zelden recht bescheiden toe. Als de Schotels en Flessen geleegd zyn, dat al vry spoedig geschied, beginnen ze te zingen en te springen; en als het geschonken geld dus verteerd is, komt hy, die eene goede Beurs | |
[pagina 1119]
| |
Ga naar margenoot+heeft, voor aan. Elk houd dan zyn eigen gelag, 't zy in Wyn, Bier of Brandewyn met Suiker. De Geest word hier mede leevendiger, de Keel gladder, en de Beenen vlugger; men danst, en is den geheelen nagt door vrolyk. De Bruid en Bruidegom, zoo ze niet van een laagen stand zyn, woonen dit Feest niet by; zy komen wel eens ter loops in 't Gezelschap, om de juichende gelukwensching te ontvangen, en drinken 'er eene teug, of zingen en springen een poosje mede; doch ze verwyderen zig wel dra slilletjes, en laaten de Gasten in volle vreugd. Dit alles heeft by uitstek plaats by 't huwen van jonge en nooit getrouwde Persoonen; ook is 't nog al gebruikelyk, als jonge Weduwen of Weduwnaars een tweede Huwelyk aangaan; dog dan komen 'er mede gehuwde Persoonen op het Vetje; maar in geval van bejaarde Huwelyken, heeft men doorgaans alleen een vriendlyk Buurbezoek. Voor 't overige heeft men, geduurende het tydsverloop der Huwelyksgeboden, zoo ten platten Lande, als in de Steden, buiten de zoogenoemde Gebodemaalen, welken hier en daar nog gebruikelyk zyn, ook herhaalde bezoeken by de Wederzydsche Familiën, om de onderlinge genegenheid te betuigen, tusschen welken het ondertrouwde Paar ook wel eens een Gastmaal of Voorbruiloft geeft aan de Nabestaanden, en goede Kennissen, met welken zy gemeenzaam verkeerd hebben. En by dit al- | |
[pagina 1120]
| |
gemeene Ga naar margenoot+komen nog al eenige byzonderheden, die wy niet wel met stilzwygen voorby konnen gaan; als daar is het maaken van Eerepoorten, Bruiloftskroonen, en dergelyken. Het opregten van Eerepoorten geschied gewoonlyk voor de Ambagtsheeren, Baljuwen, Secretarissen, Predikanten, en andere staatlyke Lieden. Onze Dorpelingen, en vooral de Roomschgezinden, die het versieren hunner Autaaren en Kerken gewoon zyn, vind men daarin ongemeen handig; en de Noord-hollanders, zoo de ondervinding my niet bedriegt, munten 'er boven allen in uit. Het komt my voor dat de Noord-hollanders, die zoo veel ophebben met hunne Speelhuizen zeer zindelyk te maaken, en door hunne Hout-Zaagmoolens allerlei Latwerk by de hand hebben, door de gewoonte 'er by uitstek in ervaren zyn; dat hunne Buitenplaatsen en Tuinen ten klaarste toonen. Nooit stond ik, om dit in 't voorbygaan te melden, meer verzet over hunlieder konst en smaak in dit opzicht, dan by de laatste komst van zyne Hoogheid, ter Stede Purmerende. De geheele Stad was een Lustpriëel; de konstige Eerenpoorten, bestaande uit Palm en Bloemen, aan Latwerk gevlogten, en de groene Slingers, die men kruiswyze, van huis tot huis, dwars over de Straaten, welken met Palm bestrooid waren, gevlogten had, maakten, dat men eer onder een doorgaanden Berceau, of eene Gaandery van vrolyk | |
[pagina 1121]
| |
Ga naar margenoot+groen, dan in eene Stad, scheene te wandelen. Wat nu verder het vlegten der Bruiloftskroonen, die men somtyds aan de Huizen, of ook wel in de Bruiloftskamer hangt, aangaat, dat ook by de Huwelyken van aanzienlyke Burgers plaats heeft, dit is veelal het werk der Speelnooten; dog in gevallen van plegtige inhaalingen en staatlyke Bruiloften word zulks door het geheele Kerspel verrigt. Deeze Kroonen bestaan gemeenlyk uit twee halve Hoepeltjes, die kruiswyze over een geheel Hoepeltje gespannen, te samen verknogt, en met Palm, benevens Roozen of andere Bloemen, naar de tyd geeft, omvlogten worden. Men strikt 'er voorts Waaiertjes van gecoleurd Papier, en Vlaggen van Klatergoud aan. Midden in de Kroon hangen de door één geslingerde of enkele naamen der Gelieven; ook wel Cupidootjes, en twee veréénigde Harten of Rechterhanden; en somwylen hegt men 'er een Wiegje of ander tuig, dat op de Luurmand zinspeelt, in; wanneer 'er geen kwaadaartige schertzery te dugten staat. Deeze toch heeft onder de Landlieden ook wel eens plaats. Als de Bruid of Bruidegom zig te vooren vergreepen hebben, of als 'er wat jongs voor den tyd gekomen is, zyn de Spotters al gaauw op de been, om eene Kroon van gekapt Stroo, of Strooien Poppen, hier of daar aan 't Huis te hangen; gelyk men ook somtyds, in de Steden, op derzulker Stoepen ge- | |
[pagina 1122]
| |
hakt Ga naar margenoot+Stroo werpt. Is de Bruid of Bruidegom een der Dorpelingen ontvryd, dan strooit men Gras, Stroo, of Zand, langs den weg, van het eene tot het andere Huis. En soortgelyke schertseryen gaan onder onze Landlieden veelvuldig in zwang. Dan laat ons, hiervan afstappende, de zoete Bruid haar Suiker zien omdeelen. Het is naamlyk eene algemeene gewoonte onzer Dorpelingen, (en die 't niet doet opent de kakelende monden der snappende Buurwyven,) de Buurkinderen, in dien tyd, te gedenken. Sommigen verzoeken de Kinderen aan Huis, en onthaalen dezelven op Chocolaad, Saliemelk, Koek en Suiker; dog anderen deelen een Papier met Suiker rond. Zoo was men ook oudtyds in de Steden gewoon, houten vierkante Doozen, met groene strikjes versierd, en met allerlei Suikergoed vervuld, om te deelen. Dit gebruik is thans genoegzaam afgeloopen; egter ziet men 'er nog eenige overblyfsels van in het uitdeden van Hypocras, of gecaneelden Wyn, in met Lintjes versierde Matte Flessen. Deeze zoogenaamde Bruidstraanen bestaan, by ons Landvolk, uit Brandewyn, of ook wel Rooden Wyn met Suiker; waarop de naaste Buurvrouwen genoodigd worden; die, by mangel hiervan, de Bruid eene goore Bruid noemen, en aan dezelve een treurig Huwelyk voorspellen. Onder des nadert de Trouwdag; en men schikt zig, een dag of twee voor denzelven, | |
[pagina 1123]
| |
Ga naar margenoot+tot het Palmknoopen. De Speelnooten en de Naastbestaanden komen dan byéén, om de Bruiloftstafel met Palm, Lovertjes en Bloemen te versieren. Men knoopt den Maagdepalm, door zyne slingeragtige lange takjes, best hier toe geschikt, verzilverd en verguld, aan één, en slingert denzelven, festoenswyze, op den Tafel, om de Kandelaars, Kannen en Glazen. Nog somtyds, dog minder dan voorheen, bedient men zig ook van deeze Palmslingers, ter oppronkinge van een groot stuk Linnen, het Bruiloftskleed genoemd; dat met Palm, benevens Gouden en Zilveren Lovers en Bloemen, versierd, aan den Wand gehegt is, ter plaatse daar de Bruid en Bruidegom aan Tafel zullen zitten; hebbende dan veelal de opgemelde Bruiloftskroon boven het hoofd hangen. Voorts word de Tafel ook met Lovertjes bestrooid; men vouwt de Servetten netjes, besteekt ze met Bloemen, en tekent dezelven met de vergulde Naamen der Gasten, of steekt 'er Naambriefjes, met daartoe vervaardigde Printjes, in, die meermaals in de gedaante van een Hart gesneeden zyn. Gewoonlyk worden de Gebuuren, met derzelver Kinderen, verzogt, om deeze opgeschikte Bruiloftstafel te zien. De Bruiloftstafel dus versierd hebbende, denkt men om de Strooimande op te schikken, met Palm en Lovers, en somtyds ook met eenig Suikergoed te voorzien. Oudtyds maakte men veel werks van eene konstig versierde Strooimande, die by | |
[pagina 1124]
| |
Ga naar margenoot+den Burgerstand nog in gebruik is; dog in welker plaatse de Aanzienlyken zig van eene eenvoudige Zilveren Schotel bedienen. Na dit alles brengt men de Slaapkamer in orde; en de Speelmeisjes, die Bed en Deekens aartig weeten te versieren, scheppen niet zelden vermaak in de Gelieven, ten geheimste, eene geestige poets te speelen; gelyk de Speelknegtjes den Sleutel zoeken te bekomen, om het jonge Paar kwanswyze te plaagen. Als eindelyk de Trouwdag daar is, word de Bruid, door haare Speelnooten, gepalleerd of opgeschikt. Oudtyds kleedden zig de Bruid en Bruidegom in eene deftige zwarte kleeding, dat ook nog by veele Burgers en den Boerenstand plaats heeft; dog by Aanzienlyken verkiest men thans, naar den heerschenden smaak, veelal gecoleurde Ga naar margenoot+Stoffen. Onder den opschik, naar 's Lands wyze, bevind zig veelal een Bouquet van leevende of gemaakte Bloemen, in 't welke de naamen van Bruid en Bruidegom door elkander gevlogten zyn. Men maakte in vroeger dagen, als iets der Natie byzonder eigen, ongemeen veel werks van de Hairen der Bruiden te vlegten, en derzelver Lokken, op eene bevallige wyze, langs de Schouders te laaten zwieren; dan de veelvuldige veranderingen van het Hoofdsieraad hebben deezen opschik dikwerf doen verwisselen. Wyders zat de Bruid, ouwlings, wanneer zy in orde gekleed was, in de Bruiloftskamer, te | |
[pagina 1125]
| |
Ga naar margenoot+pronk of te pryken, om de Buurvrouwen aldaar af te wagten. En terwyl deezen, op een heuschen dronk ontvangen zynde, haar begroetten, en met haar een ronden dans deeden, kwam de Bruidegom, die haar een gebloemd Kroontje, dat by Vermogenden zelfs met Paarlen en Juweelen bezet was, aanbood, en 't zelve op haar hoofd zette, om 'er mede naar trouwen te gaan; van waar het spreekwoord, het Kroontje daar de Bruid om danst. Van dit gebruik vind men hier en daar nog eenig overblyfsel, byzonder in Amsterdam; daar men, in 't midden der nieuwste Modes, nog zoo veel van de oude gewoonte, als elders, ontmoet. 't Is naamlyk, ten minste by eenigen van den Burgerstand, aldaar nog gebruikelyk, dat de twee naaste Buurvrouwen verzogt worden, de Bruid te komen zien, zoo als zy in orde gekleed is; die als dan, vriendlyk onthaald zynde, de Gelieven geluk wenschen. Op het vertrekken deezer Gebuuren vergadert de Familie; en de Speelnooten vervoegen zig, in Bruiloftsgewaad, by de Bruid en den Bruidegom. Zy geleiden dit Paar ten Huize uit, tot over de Stoep; die reeds voor den dageraad met Palm, Lovers en Bloemen bestrooid is; waar mede men ook de Huisdeur wel versiertGa naar voetnoot(*). De | |
[pagina 1126]
| |
Ga naar margenoot+Strooijuffer en Strooijonker gaan vooraf, met de Strooimande; buiten de Deur gekomen zynde, wenden zy zig fluks om, en treeden zagtjes agter uit, terwyl zy de Gelieven tot op eenigen afstand van het Huis bestrooien; wanneer de Strooister doorgaans de Mande met het overschot boven beider hoofd omkeert; en met haar Strooijonker agter het Paar volgt. Op het Land gaan ook de Speelnooten somtyds met de Bruid en den Bruidegom naar de Kerk; en het Paar word, in 't wederkeeren, op dezelfde wyze ontvangen, als het uitgeleid is: dit noemt men in- en uitstrooien. Deeze of soortgelyke plegtigheden blyven, in eene mindere of meerdere maate, nog al in zwang, by onzen Burgerstand; maar zyn onder de Grooten bykans geheel buiten gebruik geraakt. 'Er schynt by veelen een geest van veragting voor de Huwelykspleg- | |
[pagina 1127]
| |
tigheden Ga naar margenoot+te heerschen, en 't is als of men 'er eer in stelle, dat men zonder eenige staatlykheid huwt. Men gaat, zonder van iemand vergezeld te zyn, ja zelfs Bruid en Bruidegom wel afzonderlyk, in eene dagelyksche kleeding, om in stilte te trouwen. En als wilde men zulks nog meerder nieuwigheid byzetten, begeeft men zig, als ter sluik, naar eene Fransche of Engelsche Kerk, om aldaar in den Echt verbonden te worden; schoon men geen woord Fransch of Engelsch verstaa: zoo dat de Koster genoodzaakt zy hen in 't oor te fluisteren, als zy of Oui of Jes hebben te zeggen, of knielen moeten, enz. Intusschen zyn egter onze deftige Burgers, in de Steden, nog al meerendeels voor het houden van een plegtigen Bruiloftsdag. Dit getuigen veele Koetssleeden te Amsterdam en te Haarlem, benevens een aantal van Koetsen, wier gebruik de Vermogenden den braaven Burger, op deszelfs verzoek, gunstig toestaan, mitsgaders de Huurkoetsen, byzonder in andere Hollandsche Steden, ten overvloede. De zwierige opschik der Paarden, en de verdere tooi, doet ontegenzeggelyk zien, dat de Burgerstaat deeze Feestlykheid in hoogagting houd. In Leiden was 't, maar weinig tyds geleeden, (en 't is nog niet geheel buitengewoon,) zeer gebruikelyk, dat de deftige Burgers, met hunne Speelnooten, in een Tentjagtje, een toertje door de frissche Gragten der Stad deeden, zig vervolgens vrolyk | |
[pagina 1128]
| |
Ga naar margenoot+van Boord ter Kerke begaven, en, getrouwd zynde, in haare Echthulk weder t'huiswaards voeren. Men kan, om dit ter loops aan te tekenen, na genoeg gissen, hoe gemeenzaam het gebruik van zulke Tentjagtjes voorheenen was, in vergelyking met den tegenwoordigen tyd, als men bezeft, dat 'er, voor dertig a veertig jaaren, wel 100 zodanige Schuitjes gevonden wierden; en dat 'er nu, op zyn meest, 8 of 10 zyn, welker Verhuurders den naam van gepriviligeerde Schuitevoerders hebben. Bovenal houden onze Landlieden het nog voor deftig, een behoorlyken en den Volksaart eigen Bruiloftsdag te vieren. De Boerenstand gaat staatlyk ter Kerke; en vaart of ryd derwaards, naar de gelegenheid der plaatse. Het Vaartuig pronkt met eene Kroon aan de Mast, en is wel voorzien van Vlag en Wimpels. Die met zyne Bruid in eene Chaise ter Trouwplaatse rydt, schikt het Paard met strikken en kwikken keurig op. De Zweep, met Linten omvlogten, klapt in de hand des Bruidegoms; de Bruid heeft eene mande met Suikergoed op den schoot, en strooit hetzelve gulhartig voor de Buurkinderen uit. Als de Boerenstaatsie zyn volle beslag heeft, word deeze Chaise gevolgd van andere Rytuigen, waarop de Speelnooten zig bevinden, die, mede ryklyk van Suikergoed voorzien, het zelve in de Buurt rondsomme te grabbel werpen. Als het Paar getrouwd is, stygt | |
[pagina 1129]
| |
Ga naar margenoot+men op het Rytuig, legt de Zweep over het Paard, en ryd lustig rond, onder het gejuich van Hollandsche Minnedeuntjes. Aan heulen en zoenen is 'er dan, volgens Ga naar margenoot+eene recht oude Hollandsche gewoonte, geen gebrek; ieder Bruggetje, of Bonte Koe, is voor de zoete Jeugd, en een Geestigen Vryer, de leus voor 't geeven van minzaame poesjes. Intusschen staat de Buurt al van verre te luisteren, naar het geklater der Zweep, dat de wederkomst van het jonggehuwde Paar aankondigt; en 't duurt niet lange, of zy hooren de Bruiloftsdeuntjes, het gelach en 't gejuich van Heul, Heul, ja zelfs de klappende kusjes, door de dreeven galmen. Zoo dra het Rytuig ter bedoelder plaatse nadert, rolt het veuls geluk Bruidje, van de welmeenende lippen der Gebuuren; en ieder treed toe, om den Bruidegom de rechterhand toe te reiken; tot dat, het Paar in Huis gestrooid zynde, de Deur geslooten word; en zy zig in 't midden der Bloedverwanten en Feestgenooten bevinden. Hier worden de zegeningen der Ouderen vervangen door de gelukwenschingen der Feestelingen; en men schikt zig aan den Disch. Zoo 't des namiddags zy, (dat thans genoegsaam algemeen is,) drinkt men Thee of Koffy. Gezeten zynde, bieden de Speelnooten den Bruidegom eene met linten en bloemen bestrikte Tabakspyp, en eene fraaije Tabaksdoos aan; ook schenkt een vermogende Bruid dan som- | |
[pagina 1130]
| |
tyds Ga naar margenoot+eene Zilveren Tabaksdoos aan den Bruidegom. Etlyke Landlieden hebben veel op met deeze zoogenaamde Bruigomspypen; dat gemeenlyk zwierige Monsterpypen zyn; hoedanigen men in de mandjes der fyne Pypen als eene toegifte vind; of wel zoodanige zeer lange Pypen, die onder den naam van Pruisische Pypen bekend staan. De Bruidegom bewaart deeze zyne versierde Pyp veelal met groote zorgvuldigheid; en dezelve word naderhand in de beste Kamer opgehangen, of in de Porceleinkas, of elders, by des Bruids Bouquet, weggeleid. Een Veender toonde my eens, uit dien hoofde, als iets zeldzaams, de Pyp, daar hy, dertig jaaren geleeden, op zyne Bruiloft, en ook op zyn Vyf- en twintwigjaarig Feest, uit gerookt had; en ik ken 'er, die deeze hunne Pyp telkens op de Verjaaring van hunnen Trouwdag gebruiken, om dezelve, door den tyd, git zwart te rooken; waarin de Boeren meermaals eene aartigheid stellen. Wanneer het Gezelschap, onder het Thee- of Koffydrinken, en het Tabakrooken, een uur of twee in huis gezeten heeft, staat men op, en de geheele stoet schikt zig tot eene kuiering door het Dorp. De nieuw gehuwden gaan meestal voor op; doch somtyds ook de Strooiers en Strooisters, als ze jonge Kinderen zyn; de overigen volgen paar aan paar. De Knegtjes hebben doorgaans lange Pypen in den mond, en ieder Meisje pronkt met een Bloemtakje | |
[pagina 1131]
| |
Ga naar margenoot+op de borst. Dus wandelt men het Dorp rond, tot dat men aan 't Huis, daar de Bruiloft zal gehouden worden, wederkeert. Vermoedelyk is dit nog een overblyfsel van een oud Hollands gebruik, dat, ten minste onder de Schermers, in Noord-holland, plaats gehad heeft, na het houden van de Bruiloftsmaaltyd. De Bruidegom, naamlyk, liep dan, met eenen grooten sleep, naar eene Herberg, en zond van daar eenige jonge Lieden, om de Bruid uit het Huis haarer Ouderen te haalen. Deezen kwamen met de Bruid te rug: voor haar droeg men een Ga naar margenoot+overvloed van eeten en drinken, tot een bewys, dat ze haare Ouders niet uit gebrek verliet; en agter haar volgde eene menigte van de Gasten; die, als zegenpraalende, onder Vaandelgezwaai, met Zang en Spel, de Herberg naderde. Aldaar gekomen zynde, werd 'er op nieuw gebruiloft; en na dit alles geleidde de Bruidegom zyne Bruid, als ware hy nu volkomen in den Echt bevestigd, t'huiswaards. Men neeme hier in opmerking, hoe 't Ga naar margenoot+niet vreemd voorkome, dat men in dit gebruik der Schermers, benevens in hunne gewoonte van eene Kermisvryster te zoeken, waarvan wy voorheenen gewag gemaakt hebben, den grondslag der bekende vertellinge vind, raakende de Schermerhornsche Vrystermarkt, of het koopen der Vrysters en Bruiden te Schermerhorn: daar de Ouden niets van melden, en waar omtrent de dertele p. de nein, | |
[pagina 1132]
| |
Ga naar margenoot+in zyn schandlyken Lusthof des Huwelyks, geen geloof verdient. Wy houden deeze Schermerhornsche Historie, die door de pen van eenen weelderigen Schryver zoo veel bespottend gerugts gemaakt heeft, voor niets anders, dan voor een eerbaar en vermaaklyk spel van jonge Lieden, by welken meermaals soortgelyke grappen voorvallen. Dus heb ik, onder andere snaakeryen van die natuur, op zeker Dorp, daar een aanzienlyk Bruiloftsvetje gegeeven wierd, eenige Meisjes wat kregel waren om te komen, en het getal der Knegtjes vry groot was, een Jongen hooren omroepen, dat zoo eenige Vrysters genegen mogten zyn om een Vryer te hebben, zy zig in de Herberg hadden te vervoegen. Meermaals zingt men in zulke Gezelschappen ook wel het verkoopen van eene Vryster of Bruid, naar het bekende deuntje: Hawaar Boer is 'er een Kermisvrouw, enz.
Alle deeze en dergelyke grappen, waar onder het nog gebruikelyke verkoopen der Bruid, waar van zoo terstond nader, behooren tot de geoorlofde vermaaken en stoeieryen der Jeugd; en zoo iemand, op het bywoonen van zulke gebruiken, 'er terstond eene daadlyke Huwelyksbevestiging van wilde maaken, zou hy toonen weinig oordeels te bezitten. Het beschryven van de gewoonten eener Natie, naar derzelver aart, vereischt te veel oplettendheid, om | |
[pagina 1133]
| |
Ga naar margenoot+'er dus los overheen te springen; en hy stelt zig zelven ten toon, die aan de eenvoudige zeden van een Volk een belachelyken draai geeft. Dog laat ons wederkeeren tot onze Bruiloftsgasten. Zoo draa het Gezelschap, na 't voltrekken deezer wandelinge, aan 't Bruiloftshuis gekomen is, geeft de vrolyke Jeugd zig over aan 't zingen en springen; terwyl de bezadigden en bejaarden te samen kouten; men drinkt tusschen beiden eene frissche teug; en houdt hier mede aan tot dat men ter Tafel gaat. In 't schikken der Gasten aan den Disch houden onze Landlieden de trappen van Bloedverwantschap vry wel in 't oog. Veelal zitten de Speelnooten ter wederzyde van de Bruid en den Bruidegom, en dan worden de Ouders of Voogden tegen over de Gelieven geplaatst; of anders, als men dus niet met Speelnooten aanzit, hebben de Ouders of Voogden hunne plaats ter wederzyde van het Paar, en de overige Gasten volgen in den rang van hun Verwantschap. Men vind aan Tafel, naar de verschillende manieren van onthaalen, van alles vol op; en schoon de Boerendisch min pragtig zy dan die der Stedelingen, dezelve is egter wel zo voedzaam. De Tafel onzer Landlieden pronkt niet met kunstryk Beeldwerk en Zuikergebak; het welk al van ouds by de Natie zoo overdaadig gemeen was, dat het der Overheid noodzaakte, om die pragt met scherpe Keuren tegen te gaan. Zoo | |
[pagina 1134]
| |
Ga naar margenoot+vind men nog eene Keure van Amsterdam, van 29. January 1655, tegen de kostlyke Bruiloften; waarin ook wel byzonder verbooden word, ‘eenige Gentiljessen, gegoten of fyne Suiker, op het tweede geregt op te zetten, ter boete van honderd gulden’. Laatere tyden egter hebben dat gebruik doen herleeven: en men heeft zulks, ik beken het, ten uiterste bekoorelyk gemaakt. Men weet, door behulp van Saxische Beeldjes, en allerhande gegooten en gebakken Suikergoed, Gaanderyen, Hoven, Paleizen, Zeën met Schepen, Waranden met Dieren, enz. wonderlyk fraai in 't kleen te vertoonen; en vormt, op eene aartige wyze, zinnebeeldige Figuuren, die toepasselyk zyn op den Handel of de Eerampten der Gehuwden, en de byzondere omstandigheden van het Feest. Zulks maakt de Bruiloftstafel onzer Aanzienlyken ongemeen pragtig; en 't staat ten uiterste bevallig voor het oog. Maar met dat alles voldoet dezelve niet meer aan 't oogmerk van eenen gullen Disch, dan eene Bruiloftsmaaltyd onzer Landlieden; op welke het, schoon 'er geen vreemde en zonderling toegemaakte Spyzen gevonden worden, aan Visch, noch Vleesch, of dergelyken, mangelt, en daar Hollands Zegen, Boter en Kaas, niet in geringagting is. Wyders hoort men, zoo wel by de Landlieden als onder de Stedelingen, gemeenlyk, terwyl men nog aan Tafel zit, een Huwelyks-Zang opheffen. | |
[pagina 1135]
| |
Ga naar margenoot+Onze Hollanders, die eene natuurlyke geneigdheid voor de Dichtkunst hebben, toonen zulks boven al op de Bruiloften; en 'er word naauwlyks een Bruiloftsfeest, hoe gering ook, gevierd, of 'er moet een Gedichtje, al ware het nog zo kreupel, opgeneuried worden. Eertyds liep men in dezelven zeer hoog met zinspeelingen op de naamen der Gelieven; dat heden bykans volstrekt gewraakt word. Dan, 't zou weinig moeite zyn te toonen, dat men hier, gelyk in veele gevallen, van het eene uiterste tot het andere overslaat; maar zulks zou ons te ver buiten ons bestek vervoeren. Bepaalder ter zaake, hebben wy hier nog te melden, dat men, op het leezen deezer Bruiloftsverzen, of met het afloopen van de Maaltyd, onder de Aanzienlyken, oudtyds gewoon was, fraaie Zilvere Penningen aan de Gasten uit te deelen. Men liet naamlyk zinlyk gestempelde Penningen, met betrekkinge tot het Huwelyk, slaan, en beschonk hier mede de Gasten; vanwaar 'er nog veele zulke Penningen onder de Liefhebbers berusten. Dit was eenigermaate eene navolging van de Strooipenningen onzer oude Vorsten en Graaven; welken by hunne Huwelyken dergelyke Penningen, onder 't Gemeen, lieten uitstrooien. Toen in vervolg van tyd de Graveerkunst hier te Lande begon te bloeien, nam het gebruik deezer Penningen af; en men sneed, op een plat stuk Zilvers, de naamen van Bruid en Bruidegom, met een versje, of | |
[pagina 1136]
| |
Ga naar margenoot+iets anders, dat op de omstandigheden toepasselyk was, in een kransje. In laatere dagen, dat ook nog heden min of meer stand houd, viel men, in een soort van navolging van dit oude gebruik, vooral te Amsterdam, in den smaak van Bruiloftsprinten te laaten graveeren; en die, of als eene enkele Gedagtenisprint, op zig zelven te schenken, of als eene Tytelplaat voor de Bruiloftsdichten te voegen. Op deeze Printen bedient men zig gemeenlyk van de Wapens, de gevlogten Naamen en Zinnebeeldige tekenen van den Handel, de Geleerdheid, of byzondere Liefhebberyen, naar maate van de verschillende omstandigheden der Echtgenooten. Meermaals vertoonen zy een Trouwtempel, met Hymen, Venus, Cupido, en een Huwelyks Altaar, of dergelyken; mee verscheiden veranderingen, naar de kunst en vindingrykheid des Graveerders. De beroemde Graveerder, b. picart, was een der eersten, die zig daar op toelei; en naderhand hebben de Konstgraveerders onzer dagen hierin uitgemunt; dog niemand was, myns oordeels, in dit stuk aangenaamer, mitsgaders ryker van vinding, en bevalliger in het schikken der Beelden, en 't uitdenken der Huwelyks priëelen, dan de kunstryke jan punt; die eene menigte deezer Printen gegraveerd heeft: welken, in 't rood, blaauw, of zwart gedrukt, in ieders handen zyn. Ik agt my te meer verpligt om dit te melden, nadien ik wel meen te weeten, dat geene | |
[pagina 1137]
| |
Ga naar margenoot+andere Natie ons daarin is voorgegaan; 'er zyn my althans, onder de printkonst, geene zodanige Printen vóór dien tyd bekend. Als de Maaltyd geëindigd is, begint men op nieuw te zingen en te dansen, veelal onder het speelen op eene Hobo of Vedel. In de oude Landskeuren, ter stremminge van overtollige kosten, vind men ook, met opzicht tot Bruiloften, gewag gemaakt van Pypers, en die met Seyden speelden. Eene der oude Keuren van Groningen bepaalt Ga naar margenoot+deswegens, ‘dat men niet meer Speelluden en sel hebben dan twee of vier Pypers, of twee of drie die met Seyden speelen, by tien marck toe broke; en dat men elcke pyper niet meer en sel geeven dan 15 olde Vlaemsche, by tien marck toe broke’. De eerstgenoemden, of de Pypers, hadden vermoedelyk een Muziek-Instrument, als den Doedelzak; en de laatsten, of Seydenspeelers, zyn, naar alle waarschynlykheid, LierspeeldersGa naar voetnoot(*) geweest; hoedanige Speellieden men overvloedig in de Schilderyen der oude Schilderbaazen vind afgebeeld. Dan de Hobo, en vooral het Veeltje, heeft deeze oude Speeltuigen van de Bruiloften verdreeven. Onder dit dansen, dat by de Boeren meest in een rondendans, in welken het jonge Paar zig ook bevind, bestaat, danst men, zoo men zegt, de Bruid | |
[pagina 1138]
| |
Ga naar margenoot+ter bedde; doch ze word midlerwyl, door de Speelnooten en Gasten, als 't ware, met geweld geschaakt; en de Bruidegom krygt zyne Bruid niet weder, dan op voorwaarde van een Onthaal of tweeden Bruiloftsdag, of andere toezeggingen van die natuur; waar door hy de Bruid van de Speelnooten koopt. Dit noemt men de Bruid verkoopen; hoedanig iets ook in de Steden in zwang gaat; alwaar de Koopprys, onder de Aanzienlyken, veeltyds een kostlyk Vischmaal is; des men, door een Bruidegoms Vischmaal, meerendeels het Koopmaal der Bruid te verstaan hebbe. Men oordeelt den Bruidegom hiertoe te meer verpligt, om dat het al vry een bestendig gebruik is, dat de Bruid, of haare Ouders, de Bruiloft bekostigen. De Bruidegom beantwoord dan hier aan op zyne beurt; en dit slaat vervolgens, by de meeste Huwelyken, tot op de wederzydsche Bloedverwanten en voornaamste Gasten over; die beurtlings de Gelieven, met meer of minder Gezelschap, deftig onthaalen. Die heet in de Steden de Wederom-Bruiloft, en by de Boeren, het Weerom-Vetje, den Trouwkoek, enz. Wanneer de Bruid verkogt is, word ze door haare Speelmeisjes naar de Slaapkamer gebragt: en intusschen doet elk der Speeljonkers zyn best, om een strik of kwik van de Bruid te bemagtigen, zelfs tot den Kouseband toe. Die deezen heeft is de Keuning; draagt denzelven, geduurende de overige Feestpartyen, om de Kuit, en is | |
[pagina 1139]
| |
Ga naar margenoot+gehouden dien wel te bewaaren. Heeft zulk een kwant een Speelnootje, waar mede hy eenigzins verbonden is, zoo vereert hy haar dien Kouseband na het Feest, als eene zekere voorspelling van beider Ondertrouw. De verdere Gasten pronken insgelyks met de veroverde Linten en Bloemen, op den Hoed of den Hemdrok; en hy die niets heeft, tragt iets van den Tafel-opschik te verkrygen. Dit is mede al van ouden oorsprong. De Bruid gong, in vroegere dagen, als boven gemeld is, met een Bloemkransje, of Kroontje, naar trouwen: en dit Kroontje, dat zy op de Bruiloft bleef draagen, stond, als men de Bruid naar bed danste, ten doel der handigste Knaapen. Dit noemde men, om het Kroontje van de Bruid dansen. Nademaal nu deeze Kroontjes, gelyk alvoorens aangeduid is, dikwerf eene merkelyke waarde hadden, zoo sloeg het wel eens tot krakeelen over; en het Mesje gong by de Boeren van leer; dat mede aanleiding gegeeven kan hebben tot het Plakaat, van het jaar 1589, en 1628; by 't welke een ieder verbooden word, op Bruiloften met Geweer of Wapenen te komen. Ik twyffel zeer, of 'er by deezen dans niet nog eenige byzonderheden plaats gehad hebben, die zulk een prys naar kunst deeden winnen. Hadden onze oude Schryvers, (zoo als ik nu onbeschroomd, en ondanks eenige berispers, die zulke aantekeningen te laag agten, doe,) de gewoonten hunner tyden ge- | |
[pagina 1140]
| |
boekt, Ga naar margenoot+onze Eeuw zou grootlyks aan hun verpligt zyn; nademaal 'er dan zoo veele duisterheden in de handelingen onzer Voorvaderen niet zouden zyn. Zoo heeft het gebrek van kundigheden, en veelligt eene misduiding der gewoonte van de Bruid te verkoopen, mag men denken, den grond geleid tot het averechtsche denkbeeld van het zoo veel gerugtsmaakende Jus primae Noctis, of het Regt der Dorpheeren op den eersten Nagt; naamlyk ter vleeschelyke byslaapinge by de Bruid, tot hun Regtsgebied behoorende, op den eersten Bruiloftsnagt; dat naderhand, zoo men wil, met Geld afgekogt wierd. Nooit heb ik my, over dit stuk denkende, kunnen verbeelden, dat dit Regt immer indiervoegen by onze oude Landzaaten stand gehad zou hebben; of dat een Volk, het welk overal als zeer kuisch en vryheidlievend voorkomt, zig zou hebben kunnen overgeeven, tot zulk eene verregaande slaaverny. En wie zal kunnen vermoeden, dat onze Hoog-Adelyke Dames een zoo haatelyk Regt immer zouden gedoogd hebben? Te meer daar het, schoon ze anders al niet vreemd waren van Minnesluikeryen, zoo strydig was met derzelver bekende hooghartigheid. Ik voor my althans kan onze Adel van zulk eene laagheid niet verdenken, en ik geloof niet dat dit Regt op die wyze, als men het overbrieft, ooit in onze Gewesten plaats gehad heeft; een Regt, welks uitoeffening in onze groote Dorpen ook al vry wat in | |
[pagina 1141]
| |
Ga naar margenoot+gehad zou hebben. Aanneemelyker komt het ons voor te denken, dat de Dorpheeren, die over veelerleie omstandigheden iets te zeggen, en daar uit een baatig Regt hadden, dus ook voor hunne toestemming, tot het Huwelyk der Ingezetenen, eene erkentenis in Gelde konden eischen. Zulk een Regt van erkentenis is bestaanbaar; maar een Lyflyk Regt kan 'er niet wel plaats gehad hebben; daar 't den Hollander altoos tegen de borst was, een Lyfeigen te zyn. Uit dien hoofde heeft dan veelligt een Bruidegom, voor en aleer hy zyne Bruid in den eersten nagt besliep, eene zekere somme gelds aan den Heer moeten geeven, onder den naam van Bruidgeld; met welken dit gemeende Regt van byslaapen ook uitdrukkelyk benoemd word. Het stond dus, daar de eerste nagt byslaapens voor de weezenlyke voltrekking van het Huwelyk gehouden word, eenigermaate gelyk met de betaaling van 's Lands Regten op het Trouwen, die voor de voltrekking van het Huwelyk betaald moeten worden. Zoo bezitten nog sommige Heerlykheden het Regt van Steekpenning of Bruidsgifte voor de Vrouwen der Heeren: en in den Dorpe en de Vrye Heerlykheid Warmond, heeft, indien ik 't wel hebbe, nog een Regt van jaarlyksche Nieuwjaarsgifte plaats; moetende ieder Huis, op dien dag, één, twee, of meer duiten, op breuke van eene dagelyksche verdubbeling der somme, betaalen. Dat nu wyders de Staaten dit Regt, in laa- | |
[pagina 1142]
| |
ter Ga naar margenoot+tyd, met geld zouden hebben laaten afkoopen, is mede tegen alle waarschynlykheid. Dog men weet dat de Staaten, zedert de Graaflykheid in hunne handen viel, en zy het hun ontwrongen Gezag weder magtig wierden, de zoogenaamde Regten der Heeren, en derzelver verregaande afpersingen, grootlyks besnoeid hebben. Het kan dus zeer wel zyn, dat zulks ook plaats gehad heeft met opzicht tot dit Bruidsgeld; en dat zy hetzelve, ter weeringe van misbruiken, die daar omtrent ingesloopen waren, op een gemaatigder prys stelden. Ook heeft men niet te twyfelen, of de Staaten zullen dit Regt, zoo zy 't al, in onkunde van deszelfs oorsprong, lyflyk verstonden, en zig naar 't algemeene begrip uitdrukten, volgens het regt van een vry Volk begreepen hebben. Dan wy stappen hier mede van dit onderwerp af, om onze Hollandsche Bruid, welke wy tyd gaven om in de armen haares Bruidegoms te rusten, by het openen haarer Slaapkamer te ontmoeten. Wanneer het jeugdige Paar, na den liefden slaap hunnes leevens, ontwaakt, en van 't Mingenot verzadigd, ter bedde uitryst, vervoegt zig, in de Steden, eene Dienstmaagd, met de Moeder, of ook wel eene der Speelmeisjes, aan de Slaapkamer. Als de Bruid dezelve op het aankloppen geopend heeft, word zy heuschlyk begroet van de blyde Moeder en 't vrolyke Speelmeisje; terwyl de Dienstmaagd een Waschvat met zuiver water en | |
[pagina 1143]
| |
Ga naar margenoot+een rein Servet den jonggetrouwden aanbied; welke moeite de Bruidegom beloont met de milde gifte van een deftig Kleed, of iets dergelyks. Dit noemt men het Morgenwater brengen, en het Bruidsstuk ontvangen. Op het Land, daar men minder aan plegtigheden gewoon is, geschied het openen der Slaapkamer met minder omslags; nogthans is 'er de Morgengroet der Moeder, en het Bruidsstuk voor de Meid, mede in zwang. Vervolgens wagt men de Morgengroet en de Gaven der Bruiloftsgasten; al van oudsher hier te Lande gebruiklyk geweest is; mogelyk wel in navolging der Romeinen, wier Bruiden, nu Vrouw geworden, den Bruidssluier afleidden, en van een ieder aanschouwd en begroet wierden. Onder onze Dorpelingen, komen alle de Bruiloftsgasten des anderen daags, of ook wel wat laater, naar elks omstandigheden, om de jonggetrouwden te begroeten. Ieder vereert hun het een of ander stuk Huisraads; als Tafels, Stoelen, Porcelein, enz.; het welk zy dankbaar ontvangen. Niet zelden voegen de Bouwboeren, ten aandenken van hun Beroep, by hunne giften, een kop frisschen Room, met een geschenk van verschgekarnde Boter. En daar benevens gaan, meest overal in Rhynland, ook de Buurvrouwen de jonge Vrouw begroeten. De twee naaste Gebuuren gaan voor, met een groot glas vol Wyn of Brandewyn met Suiker, waarin een gestrikte Kaneelstok | |
[pagina 1144]
| |
Ga naar margenoot+staat. Het glas word haar met eene teug toegebragt; men wenscht haar geluk in de Buurt, en dat zy haar Gezin met gezonde Spruiten moge zien vermeerderen; verzoekende tevens dat zy den Kaneelstok tot het eerstkomende Kindermaal zal bewaaren. De jonge Vrouw neemt dit aan; en als het Glas, rondgaande, ledig word, vult zy het weder; onthaalende haare Buurvrouwen zo wel, dat dezelven met vrolykheid te rug keeren. Hier en daar noemt men dit wel, de Bruids Lakens opneemen; doch bescheiden Leezers zullen my zekerlyk niet vergen, dat ik deeze spreekwyze opheldere. Hier mede zyn de voornaamste Huwelyksplegtigheden volbragt; op dezelven volgt gemeenlyk het Vischmaal, waar voor de Bruid verkogt is; en naderhand houd men de plegtige wederreizen, met de verdere vrolyke partyen, die deezen vergezellen, Geduurende deezen tyd, zeggen onze Landzaaten niet onaartig, de Speelman zit nog op 't Dak. Met deeze spreekwyze geeven zy te kennen, hoe alles tot nog in vreugde is; en dat de jonggetrouwden eerst in 't vervolg zullen ondervinden, wat het Huwelyk in heeft; 't welk ons de verdere beschouwing der Landsgebruiken, by de Geboorte der Kinderen, naar den wensch der Gehuwden, eenigzins zal voordraagen. |
|