Natuurlyke historie van Holland. Deel 1
(1769)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Tweede hoofdstuk.
| |
[pagina 61]
| |
Ga naar margenoot+waards aan Zuid-Holland grenzende, vervolgt voorts ten Noorden, Jangs de Noordzee, in Noord-Holland, tot aan en voorby Petten, of wel tot aan Callants oog: Oostwaards nadert het aan West-Friesland en Waterland, voorts aan 't Y, en met de Landen ten Zuiden van het Y tot aan Amstelland: Zuidoostelyker en Zuidwaarts paalt het aan Rhynland. Men telt in Kennemerland veele zoo adelyke als andere Heerlykheden, welker meeste van eene hooge Aloudheid zyn. De aanmerkelykste zyn in Baljuwschappen verdeeld, die verscheiden Heerlykheden onder zig hebben; naast welken ook eenige vrye Heerlykheden gelegen zyn. Ga naar margenoot+Het eerste Baljuwschap dat ons, aan den Vogelenzang, uit Rhynland, in Kennemerland treedende, in aanmerking stat te neemen, is het Baljuwschap van Brederode; onder hetwelke de volgende Ambagten en Dorpen behooren: Zantvoort, Tetrode of Overveen, Aalbregtsberg of Bloemendaal, en Vogelenzang, Haarlemmerliede met Noordschalkwyk, Schooten, Zuid- en Noord-Akendam, Hof-Ambagt; Velzen, Schoorl en Kamp, benevens de Hargenpolder. Ga naar margenoot+Aan dit Baljuwschap van Brederode grenst de Regtsban van het Baljuwschap van Blois, waar onder ook de stede Beverwyk te betrekken is; voor zoo ver de Hooge Vierschaar van den Lande van Blois aldaar gespannen word, en de Baljuw van Blois tevens Hoofdschout is der stede Beverwyk. Voorts bevinden | |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+zig in dit Baljuwschap de volgende plaatzen: Wyk op Zee, Wyk aan Duin, Spaarnewoude, Krommenie en Krommenie dyk, mitsgaders de landen tusschen de Naauwernasche Vaart en de Zaan gelegen, waar onder de Dorpen Westzaanen met Westzaandam, de Koog en Zaandyk, Wormerveer, en West-Knollendam. Aan dit Baljuwschap grenst de vrye Heerlykheid Assendelft met Naauwerna, zig uitstrekkende van Krommenie tot aan het Wykermeer, tusschen de Naauwernasche Vaart en eene kil van 't Wykermeer. Ga naar margenoot+Het Hoog-Baljuwschap van Kennemerland, dat ons nu vervolgens staat te beschouwen, eer wy Noord-Holland dieper intreeden, strekt zig wyd en zyd uit, waar door men een aantal van Heerlykheden en Dorpen in deszelfs uitgebreidheid ontmoet. Hier toe namentlyk behooren, Akersloot met de Woude, Uitgeest en Marken binnen, Limmen, Heiloo en Oesdom, Heemskerk, Kastrikum, Groet, Wormer met de enge Wormer, welke laatste egter een' Baljuw op zig zelve heeft: voorts, Schalsmeer en de oostzyde van Knollendam, Jisp, Oostzaanen en Oostzaandam, Aalsmeer, Spaarendam, Heemstede, Bennenbroek, Berkenrode, Slooten, Slooterdyk, Osdorp, de Geer en vrye Ambagten, Nieuwerkerk, Zuidschalkwyk en Vyf-Huizen, Rietwyk en Rietwyker-Oort, Schooter-Vlieland, Schooterbosch, Hoogerwoerd en Zaanen. In deezen ommekring van dit Hoog-Baljuwschap ligt ook het oude Vorstlyke Haarlem; | |
[pagina 63]
| |
Ga naar margenoot+eene Stad die, onder de Steden van 't Zuiderkwartier geteld, de tweede stem heeft in Hollands Staatsvergaderingen. Deeze Ga naar margenoot+Stad, liggende op de breedte van twee en vyftig graaden en twee en dertig minuuten, en de lengte van vyf en twintig graaden en vier en veertig minuuten, boven al beroemd van wegen de uitvinding der Drukkunst, door haaren ingezeeten laurens koster, is een pronk der Hollandsche Steden. Zy word doorwaterd door het scheepryk Spaarne, en belommerd door een cierlyk Hout, dat een der fraaiste en welgeschiktste Boschaadjen van gantsch Holland is: ook heeft ze voor geene der Vaderlandsche Steden te zwigten in de frisheid der lugt, en het byzonder vermaak der Landsdouwe; waar by nog komt het aangenaame der Bloemkweekerye; 't welk ingezeetenen en vreemdelingen 's jaarlyks uitlokt, om zig in derzelver verrukkende vertooning te vermaaken; dat te aanmerkelyker is, nadien 'er geen oord in de tot nog bekende Waereld gevonden word, dat deeze streek in 't aankweeken der Bloemen, en inzonderheid der voortreffelyke Hyacinthen, kan evenaaren. Ga naar margenoot+Naast de reeds opgenoemden komt ons hier verder voor het Baljuwschap van de Egmonden, welks Regtsgebied zig uitstrekt over Egmond binnen, Egmond op den Hoef en Egmond op Zee, mitsgaders het Egmondermeer. Deeze Landstreek is voornaamentlyk bekend, door het Adelyke Slot der Hee- | |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+ren van Egmond, en de beroemde Egmondsche Abtdy, van welke beide nog eenige overblyfzels te zien zyn; te aanmerkelyker van wegen het groot aandeel, dat die Heeren in 's Lands vroegere Geschiedenissen gehad hebben, en 't opstellen en bewaaren onzer oude Geschiedschriften in die Abtdy. Betreffende het bedykte Egmonder Meer zou men hier nog mogen aanmerken, dat de Rhyn, naar sommiger hedendaagsche gevoelens, aldaar voorheen in Zee zoude geloopen hebben; dog ik zal thans hier op niet staan blyven, vermids ik 'er nader van spreeken zal by 't verhandelen van den Rhyn. Dit Meer is groot vier honderd en tagtig Morgen, en agt en vyftig Roeden lands, en word meerendeels bewoond en beplant. Aan dit Baljuwschap grenzen eenige vrye Heerlykheden, die ik by deeze gelegenheid nog kortlyk zal opnoemen. Ze zyn Bakkum, Wimmenum, Bergen, Petten met den Hondbosche en Callantsoog, 't welk ons, langs den Zanddyk of over het Koegars, geleid tot in het Baljuwschap van Huisduinen en de Helder, dat zig tot aan het uiterste van Noord-Holland uitbreid. Ga naar margenoot+Voorts betrekt men nog onder Kennemerland het Baljuwschap van de Nieuwburgen, het welk bestaat in eene uitgestrektheid van Hoog Regtsgebied over verscheiden aanzienlyke Ambagten, die ten deele onder Kennemerland behooren, en ten deele in of aan de bedyking van West-Friesland gelegen zyn. De plaatzen hier onder gere- | |
[pagina 65]
| |
Ga naar margenoot+kend zyn de volgende: het Schermer-eiland, de Schermermeer, de Ban van Urshem en die van Oterleek, als mede eenige Ambagten in 't Geestmer-Ambagt gelegen. Dog het meerendeel deezer Landen, alhoewel door eenigen onder Kennermerland gebragt, zyn egter voor het tegenwoordige daar onder niet byzonderlyk te betrekken. Hierom zullen wy 'er ook in deezen niet bepaald op staan blyven, te meer, daar 't volgende doorwandelen van Waterland en West Friesland ons als met de hand tot derzelve nadere beschouwing zal leiden. 't Is genoeg, voor ons tegenwoordig oogmerk, dat men uit het gezegde begrypen kan, welk eene vermaarde Landstreek Kennemerland is; als hebbende in haaren kringliggen veele van de oudste, rykste en wydvermaardste oude Graafelyke Landen, met zulke uitgebreide Baljuwschappen. Den natuurlyken aart van Kennemerland beschouwende, ziet men, dat het Land meerendeels een zandgrond heeft; dog ook voor een groot deel uit gemengde klaigronden bestaat, die alle tusschen de voornoemde hooge zandgronden gelegen zyn: veengronden word men hier byna niet gewaar; ten zy die landen in aanmerking komen, die naby Rhynland gelegen zyn; of dat men 'er eenige andere vind, onder de zand en duinlaagen, die nog niet algemeen eekend zyn. In Kennemerland zyn zeer aangenaame boschaadjen en kreupelbosschen; en men | |
[pagina 66]
| |
Ga naar margenoot+kan 'er in 't algemeen van zeggen dat ze die van de gantsche Provincie overtreffen: ja ik weet daar in geene Landstreeken, waar in de Eiken weeliger en voordeeliger groeijen, dan in dit gewest; inzonderheid van den Beverwyk af tot aan Egmond toe; ook groeit en tiert 'er alle ander soort van geboomte ongemeen voordeelig. Deeze natuurlyke schoonheden verkrygen daar en boven niet weinig luister door verscheiden kostelyke en vorstelyke Buitenplaatzen; die, het zy men het lommerryk Beverwyk beschouwd, het zy men door ontelbaare wegen, dreeven en koornvelden heen wandelt, ons het Land als een aardsch Paradys vertoonen. Alomme ziet men hier bosch, of ontdekt men weiland, of ryke koornen ook wel boekweitvelden, met geboomte en eene ontelbaare menigte van allerlei kruiden omboord. Wel byzonder kan ik van dit gedeelte by ondervinding getuigen, dat ik in gantsch Zuid- of Noord-Holland geene Landstreek weet, in welke zulk eene verschillende menigte van Landkruiden by elkander wast, en alwaar de Kruidkundigen hunne weetenschap met meerder vrugt zouden kunnen oefenen. Voorts agt men dat de Duinen, die zig in Kennemerland langs de Zee uitstrekken, de hoogsten zyn, welke langs de stranden van gantsch Holland liggen. Men vind desniettegenstaande tusschen dezelven veele groote valleijen en moerassen; waar onder de voornaamste zyn de Bree Saap, de vlak- | |
[pagina 67]
| |
Ga naar margenoot+ke Kroften, het Soersop, het Zeeveld en 't groot Helmveld, Hazenveld, Gyzenveld, met meer anderen, en inzonderheid de vlakten agter Petten en by Egmond. Aanmerkelyk boven al is eene vlakte, die agter in de duinen omtrent Castricum ligt; om dat daar in, (het geen zeldzaam is in ons Land,) een beekje van duinwater ontspringt, het welk, met andere bywateren vereenigd, als een maatig breed vaarwater, tot op de hoogte van Limmen loopt, en voorts nog eene merkelyke uitgestrektheid bespoelt. Dit beekje, welks water zuiver en goed bronwater is, ontspringt by het Waterstal of het Vlak, en heeft om zyn krinkelenden of hoepswyzen loop den naam van Hoepbeek ontfangen. Van denzelfden aart is ook het Kraantje-lek, omtrent Overveen, niet ver van Haarlem; 't welk uit zuiver duinwater eene groote kom, en ook een soort van vaarwater formeert. Verscheide andere, dog kleenere en niet doorloopende beekjes worden 'er in de Kennemerlandsche duinen gevonden; gelyk 'er ook eenige in de Rhynlandsche duinen zyn, als by voorbeeld, die van de adelyke huizen Wimmenum en Kokhorn. Zy hebben alle eene yzeragtige kragt by zig, welke ik al zeer naby aan die van het Spawater stelle; vermits men in het water, als men 't eenigen tyd in kannen of flessen staan laat, de geele yzer of okervlokjes zal bevinden; en nauwkeuriger onderzoeking zal ligtlyk | |
[pagina 68]
| |
Ga naar margenoot+toonen, dat dit water aan veele proeven der yzerhoudende eigenschap beantwoord. Gelyk wy tot dus verre van Kennemerland, met opzigt tot den duinkant en het hartje deezer Landstreeke, een denkbeeld hebben gegeeven, als van een boomryk, een hoog en droog Land; zoo dient hier ook gemeld te worden, dat het aan den anderen kant, daar het tot de rivieren en meeren nadert, broekig, en vol weilanden is; mitsgaders dat het zig zeer dikwils aan Hollands algemeen noodlot, te weeten overstroomingen, vind blootgesteld. Dit heeft boven al plaats in 't Zuidelykste gedeelte van Kennemerland, tusschen Spaarendam en Haarlem, door het overloopen van den Slaaperdyk, die slegts eene bepaalde hoogte mag hebben, en dus by zwaare watervloeden in het Y gemeenlyk overloopt; waar door de hier binnen gelegen landen 's winters veel al onder water liggen. Als men Kennemerland verder Noordwaards, aan de overzyde van het Y, intreed, ontmoet men aldaar gemeenlyk laage en vlakke landen, die 's winters meerendeels broekig zyn. Deeze streek is met zeer veele wateren, vaarten, en doorsnydingen voorzien; welke, meest regelmaatig, en in de lengte gegraaven zynde, aan haare oevers veele der reedsgenoemde Dorpen hebben liggen; die met elkanderen zulk eene aaneenschakeling van huizen en Dorpen uitmaaken, en op zodanig eene wyze in de lengte, langs die wateren, ge- | |
[pagina 69]
| |
Ga naar margenoot+bouwd zyn, dat zy een byzonder soort van Landsteden schynen; waar onder de Zaanstroom, met zyne Dorpen, boven allen uitmunt. De inwoonders van dit Landschap, ten minste het grootste gedeelte, bewaaren nog, zoo in kleedy, als nedrigheid, spaarzaamheid en opregtheid, den ouden aart der Hollanderen; en verschillen zeer veel in huisselyke en gemeenzaame zeden van de daar van vervreemde Zuid-Hollanders; welker hoffelykheid zig, aan den anderen kant van Kennemerland, in de bovengemelde Hofsteden, meest al van pragtige Amsterdamsche Grooten gestigt, duidelyk ontdekt: edog de verkwisting en hovaardy dringt, uit nayver, van langzaamerhand ook al zagtjes door tot in de schatkisten der Noord-Hollanderen. Ga naar margenoot+Wy kunnen dit Noordelykste gedeelte van Kennemerland niet wel verlaaten, zonder nog het oog te slaan op de stad Alkmaar; die, op de grensscheiding gelegen zynde, van sommigen onder Kennemerland, en van anderen onder West-Friesland gerekend word; met welk geschil, als buiten den aart van ons ontwerp, wy ons niet zullen ophouden. Deeze Stad, de uitmuntendste van gantsch Noord-Holland, liggende op de breedte van twee en vyftig graaden en zeven en veertig minuuten, en de lengte van vyf en twintig graaden en vier en vyftig minuuten, is in eene zeer lustige en aangenaame Landsdouw gelegen. Zig op de scheiding van Kennemerland en West- | |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+Friesland bevindende, zoo deelt zy in alle de voorspoed van de Zeevaart en Landbouw dier Landen; en heeft den toevloed van meest alle de Noordhollandsche graan- en veldgewassen, gelyk ook dien der veehoederye. In de Vergaderingen der Heeren Staaten is Alkmaar de voorzittende Stad van het Noorderkwartier, en heeft onder de Noordhollandsche Steden, die de Steden van 't Zuiderkwartier in den rang volgen, de eerste stem. Zy is in alles zindelyk gebouwd, word zeer net onderhouden; en is daar en boven vercierd met een vry grooten, netten en vermaakelyken Hout, die in den smaak van Hofsteeds laanen, met Starrenboschjes voorzien, geschikt is. Voorts heeft Alkmaar onder zyn gebied een goed getal van Dorpen en Districten, waar van de meesten onder de Baljuwschappen van Kennemerland zyn genoemd; en de andere ons, in ons verder doorloopen, van Noord-Holland, wel zullen voorkomen, waar toe wy nu overgaan. Het gewag maaken van Alkmaar, op de scheiding van Kennemerland en West Friesland gelegen, zou ons hier ligtlyk West-Friesland doen intreeden; dog dep gewoonen leiweg, dien ik in het bezien der Landen gehouden heb, volgende, word ik geleid, om uit Kennemerland in Waterland over te gaan: te meer, om dat de beschouwing van Waterland ons vervolgens West-Friesland zal doen naderen; en het door-kruisen van West-Friesland ons van zelven | |
[pagina 71]
| |
Ga naar margenoot+zal brengen, tot het bezien der Eilanden, die aan 't uiterste einde van Noord-Holland gelegen zyn. Ga naar margenoot+Wy treeden derhalven, op de gemelde leiding, hier mede in Waterland; het welk ten Noorden aan West-Friesland, en ten Westen aan Kennemerland grenst, het Y ten Zuiden, en de Zuiderzee ten Oosten heeft: waar in ons, in de eerste plaatze, voorkomt het eigenlyk gezegde Waterland, of het Baljuwschap van Waterland. Hier ontmoeten we de stad Monnikkendam; die Ga naar margenoot+aan den kant der Zuiderzee gelegen is, voor de zoogenaamde Goudzee of Gouws-zee. Zy heeft, in den rang der stemmende Steden van 't Noorderkwartier, de vyfde stem in de byeenkomsten der Heeren Staaten. Voorts vervat dit Baljuwschap nog zes Regtsbannen of Hoofddorpen, te weeten, Ransdorp, of Raarop, met Durgerdam, Holysloot en een gedeelte van Uitdam; Zuiderwoude met het overige gedeelte van Uitdam; Landsmeer met Watergang en Kadoelen; Sunderdorp of Sundeldorp met Nieuwendam; Broek in Waterland, en eindelyk Schellingwoude met Buiksloot. In dien omkring bevinden zig ook drie drooggemaakte en bedykte Meeren, bekend onder de naamen van het Buikslooter- Broeker- Ga naar margenoot+en Belmermeer. Aan dit Baljuwschap hegt zig vervolgens de vrye Heerlykheid Purmerland en Ilpendam, gelegen tusschen twee der groote Waterlandsche Meeren, genaamd de Purmer en de wyde Wormer. | |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+Men mag aangaande Waterland in 't algemeen, en van dit opgenoemde gedeelte in 't byzonder, wel zeggen, dat het zynen regten naam heeft, naar de gesteldheid des Lands, als zynde een waterig Land, vol moerassen en laage wateragtige gronden; ja de laagste Landstreek van gantsch Noord-Holland. Waterland is tog overal met kleene meertjes, stroompjes, boezems, door-wateringen en broeklanden doorsneeden, die 'er, niettegenstaande de grootste daar van bedykt en uitgemaalen zyn, gelyk we vervolgens zullen zien, nog veele gevonden worden. Uit deeze gesteldheid begrypt men zeer ligt, dat het Land schaars van digte boomplantaadjen voorzien is; ook ontmoet men 'er niet veel zaailanden; dog het is ryk in goede weilanden, op welke ook de veebouw met veel voordeel geoefend word. Ten deezen opzigte zyn inzonderheid gezegend die Landen, die aan de Oostzyde van Waterland, omtrent de Zuiderzee, om en aan de Purmer tot aan Edam gelegen zyn, zoo als ook de Purmer zelve en de andere volgende Landen, die wy, even als de voorige, kortlyk zullen doorloopen; treedende, uit het voorgemelde Purmerland, aan de eene zyde in de wyde Wormer, en aan de andere in de Purmer. Ga naar margenoot+Het eerstgenoemde, de wyde Wormer, ten Westen van Purmerland gelegen, is eene bedykte en drooggemaakte Landstreek, die regelmaatig verdeeld, en welker bedyking voltooid is, in den jaare 1626. | |
[pagina 73]
| |
Ga naar margenoot+Ze bevat omtrent agttien honderd morgen lands, en word gerekend op één en een half uur gaans in de lengte, en op een half uur in de breedte. Het laatstgenoemde, oostwaards van Purmerland Ga naar margenoot+gelegen, de Purmer, is insgelyks eene uitgemaalen en drooggemaakte Landstreek, in den jaare 1622 voleind te bedyken. Deszelfs uitgestrektheid word gesteld groot te zyn omtrent drie duizend morgen lands; en naar de Kaart is het lang één en een half uur gaans, en breed één uur. Deeze Landstreek is zeer aangenaam met regelmaatige laanen en dreeven afgedeeld, waar tusschen de weilanden zeer netjes gelegen zyn; en naast die weilanden ziet men overal schoone en welgeschikte Landhoeven en Veebouweryen. In en op deeze Boerderyen word het maaken van Kaas, byzonder van Zoetemelksche, in volkomenheid en met de uiterste zindelykheid geoefend; ook perst men 'er de beste present-kaas, die in gantsch Noord-Holland bereid word. Deeze kaazen, alschoon meest in de Purmer en hier aan grenzende Beemster gemaakt, zyn doorgaans beroemd en bekend met den naam van Edamsche kaas; eene lekkerny, gezegend, voedzaam, en zoo voortreflyk voor den Vaderlander, als een voorwerp van verwondering voor der uitheemschen kieschen smaak; dewyl die Veevrugten van Holland, by haaren hertsterkenden smaak, een gezond en hartig voedsel geeven, het welk men alle dagen versch kan genieten. | |
[pagina 74]
| |
Ga naar margenoot+Aan 't Noordeinde van dit Meer paalt de stad Purmerende, met haare Ban, benevens de Nekkerban, tot Purmerende behoorende. Ga naar margenoot+Zy heeft de laatste stem in de Vergaderingen der Heeren Staaten, als zynde de zevende of laatste Stad wegens het Noorderkwartier. Aan dit Purmermeer en de Purmerenderban grenst Oostwaards een Dykgraafschap, Ga naar margenoot+bekend onder den naam van Zeevangk: het welk zig, langs de Zuiderzee, uitstrekt, van het Baljuwschap van Waterland tot op de scheiding van West-Friesland. In dit district Ga naar margenoot+is gelegen de stad Edam, die, onder de Noordhollandsche Steden, de vierde stemhebbende Stad is in de byeenkomsten der Heeren Staaten. Voorts ontmoet ons hier, zuidwaards van Edam, de Zuidpolder met Volendam en Katwoude, en noord- en westwaards heeft men nog, Oosthuizen met Hobreede, Kwadyk, Middelie, Axwyk, Warder en Etershem. Uit dit Dykgraafschap gaat men Noordwaards over in het pronkstuk van alle zoo Noord- als Zuidhollandsche drooggemaakte Landen; namenlyk: Ga naar margenoot+De Beemster, die wel eene byzondere beschouwing waardig is. Deeze Landstreek, voorheen een groote en uitgebreide waterplas, heeft men in den jaare 1608 begonnen te bedyken, en 't werk is vervolgens in den jaare 1612, voltrokken. In 't jaar 1632 werd de Beemster in de Quohieren der Verpondinge gesteld, op zeven duizend agt honderd zes en veertig morgen, drie | |
[pagina 75]
| |
Ga naar margenoot+honderd drie en dertig roeden; dog ze word heden aangeslaagen voor zeven duizend zeven honderd vier en negentig morgen, twee honderd vyf en vyftig roeden en zes voeten. De uitgestrektheid, op den voetstap, stelt men in de lengte op ruim twee uuren, en in de breedte op anderhalf uur gaans. Dit bedykte Meer word in vyf deelen gedeeld, die naar hunne strekking den naam draagen van Noord- Oost- West- Zuid- en Middel-Beemster. In dit laatstgenoemde gedeelte vind men het Dorp, dat ook bepaaldlyk Beemster genaamd word; ter welker plaatse eene Kerk is, en de vonnissen over lyfstraffelyke zaaken, als zynde de Beemster een Baljuwschap op zig zelve, ter uitvoer gelegd worden. De landeryen zyn hier alle zoo geregeld en deftig verdeeld, aan krogten en weikampen, dat de gantsche Beemster zich vertoone als eene aangenaame Hofstede, die uit gemeene wegen en byzondere landhoeven bestaat. De geheele Landstreek is doorsneeden met tien regtdoorloopende kruiswegen, allen ter breedte van drie roeden; waar van de langste is twee duizend negen honderd roeden. Eene lengte en breedte die ligtlyk doet bezeffen, hoe aangenaam een gezigt zulke ordentlyk geschikte Laanen moeten verleenen: te meer, daar alle deeze wegen, ter wederzyde met hoogopgaand geboomte beplant zyn, wier in een schommelende bebladerde takken den gantschen weg, als eene allercierlykste over- | |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+dekte laan (berceau), belommeren en beschaduwen. Hier by komen nog de vlakke en vrugtbaare weilanden, die men tusschen door de stammen van 't geboomte heen ziet; welke het natuurlyk schoon met het eenvoudig konstige, en deftige vereenigen. Hier vertoont zig de vrugtbaarheid van goede klaigronden, alhoewel somwyl moerig, mildlyk op het klaverveld; daar geeven de schoone Melkbeesten en zwaargevoede Schaapen getuigenis van de goede gesteldheid des lands; alomme ziet men eene menigte van landhoeven, waar van de geringste eene Lustplaats is, en alles loopt, om zoo te spreeken, saamen, om ons de welvaard der boerenlieden in deeze streek te kennen te geeven: in één woord, de Beemster is het Paradys van Noord-Holland; en haare schoonheid is minder fraai te beschryven, dan genoeglyk te aanschouwen. De groote vondel zingt 'er al te cierlyk en deftig van, dan dat ik hier zynen Beemster-lof zou voorby gaan; te meer, daar hy konstiglyk voldoet aan 't gene waar in ik te kort schiet. Men hoore zyn onnavolgbren en zinryken Zang; dezelve luid aldus: De Beemster.
De Wintvorst, om den rouw van Hollants Maeght te paejen,
Vermits door storm op storm zy schade en inbreuk leê,
Schoot molenwiecken aen, en maelde, na lang draejen,
| |
[pagina 77]
| |
Ga naar margenoot+Den Beemster tot een' beemt, en loosde 't meir in Zee.
De zon, verwondert, zag de klay nog brack van baren,
En droogdeze af, en schonkze een groenen Staetzikeurs,
Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft, en airen;
En, toiende heur haïr, bestroide het vol geurs.
De room en botterbron quam uit haar borsten springen,
Het vissig lyf werd vleesch, noch maegt en ongerept.
Haer voorhoofts torenkroon quam door de wolken dringen,
Gelyk gemeenlyck weelde in hoogheit wellust schept.
Hier jaegt de winthont 't wilt, hier ryt de koets uit speelen,
Men danst men banketteert in 's Koopmans ryke buurt,
Hier lacht de goude tyt in lieve lustprieelen,
Die voor geen oorlog schrickt, nog kiel op klippen stuurt.
Ten Westen van de Beemster en verder Noordwaards liggen nog eenige Landen, die, gelyk voorheen aangemerkt is, onder het Baljuwschap van de Nieuwburgen behooren, welken wy by deeze gelegenheid gevoeglyk konnen bezien. Het voornaamste in deeze streek is het Schermereiland met het Schermermeer, en de Heer Huigenwaard. Ga naar margenoot+Op het Schermereiland, dus genaamd, om dat het oudtyds, voor de bedyking der Meeren, tusschen drie aanmerkelyke waterplassen in lag, te weeten, het Beemster. Schermer- en Stermeer, bevinden zig nog al ee- | |
[pagina 78]
| |
nige Ga naar margenoot+plaatzen. Men ontmoet hier Graft, met Westgraftdyk, Oostgraftdyk en 't Noordeinde; in welker omtrek men ook heeft het bedykte Sapmeertje, het Noordermeer en het Stermeer, in welk laatste Marken binnen, dat onder het Hoog-Baljuwschap van Kennemerland behoort. Voorts ligt nog op dit eiland de Ryp, en eene streek de Schermer genaamd, die verdeeld word in Zuidschermer met Driehuizen, en Noordschermer met Schermerhorn en Westmyzen. Uit deeze plaatzen gaat men over Ga naar margenoot+in het bedykte Schermermeer, gemeenlyk de Schermer genaamd, dat ook gedeeltelyk onder het Hoog-Baljuwschap van Kennemerland gebragt moet worden. Deeze niet onaangenaame en welgeregelde Landstreek is op eene dergelyke wyze als de bovengemelde Meeren, in 't jaar 1635 aangelegd en droog gemaakt. Derzelver uitgebreidheid word begroot op omtrent zes duizend morgen lands, en een voetganger rekent dezelve te kunnen doorgaan, in de lengte in ruim twee uuren, en in de breedte in één en een half uur: dog daar de Schermer aan het Lange- of zogenaamde Alkmaardermeer stuit, heeft zy slegts de breedte van een half uur. Ze strekt zig van daar Noordoostwaards naar den kant van Alkmaar; ook loopt aldaar langs de Schermer eene vaart, die den naam heeft van de Alkmaardervaart, zynde een tamelyk breed vaarwater, waar door allerlei binnenlandsche vaartuigen naar Alkmaar gaan. | |
[pagina 79]
| |
Ga naar margenoot+Aan het Noordelykste einde van dit Meer grenst nog Urshem, met Rustenburg en de Braak, als mede de Ban van Oterleek, midsgaders Ouddorp, en verder Noordwaards Sint Pankras, Broek op Langendyk, Zuidscherwoude, Noordscherwoude en Koedyk met Huiswaard. Deeze streek leid ons voorts in den Heer Huigen-Waard, die in vroegere dagen insgelyks een Meer was, dat gemeenschap had met het Schermermeer. Deeze Landstreek, die, benoorden de Schermer, en ten oosten van de gemelde Ambagten loopende, voor 't overige aan West-Friesland paalt, en zelfs met een grooten uitstek in West-Friesland komt, werd in den jaare 1631 bedykt. Men begroot deszelfs omtrek, met insluitinge der Veenhuizergronden, op drie duizend twee honderd vyf en tagtig morgen lands. De Heer Huigen-Waard maakt met de voorgenoemde Schermer eene gezegende landstreek; die het nabygelegen Alkmaar haare voortbrengzels overvloedig doet erlangen: waar in ook deelen de steden Hoorn, Enkhuizen en Medenblik, die aan de Zuiderzee liggen, in het eigentlyk genoemde West-Friesland, tot welks beschouwing wy hier mede overgaan. Ga naar margenoot+De benaaming van West-Friesland word nu eens ruimer, dan eens enger genomen. Men verstaat 'er zomtyds wel door het gantsche Noorderkwartier, met deszelfs zeven Steden, die dan ook allen als Westfriesche Steden aangemerkt worden. Dog eigentlyk | |
[pagina 80]
| |
Ga naar margenoot+gesproken, is het, even als het beschouwde Kennemerland en Waterland, een byzonder aanzienlyk gedeelte van Noord-Holland, dat zig bepaalt tusschen Kennemerland, Waterland met den Zeevangk en de Zuiderzee; en in zig vervat de eigentlyk gezegde Westfriesche Steden, Hoorn, Enkhuizen en Medenblik met de aangrenzende landen, die het oude en eigentlyk gezegde West-Friesland uitmaaken. Dus verstaan we 'er dan ook in deezen door, dat gedeelte van Noord Holland, 't welk, in 't algemeen genomen, ten Westen paalt aan Kennemerland, en zig ten Oosten tot aan de Zuiderzee uitstrekt: zynde voor 't overige tusschen de Zype en Wieringer-Waard, ten Noorden, en een ander gedeelte van Kennemerland, benevens Zeevangk en Waterland, ten Zuiden, gelegen; hebbende tevens een uitsprong van het Westen naar het Oosten, waar door het ook zuid- en noordwaards van de Zuiderzee bespoeld word. Men schat de middelbreedte deezer landstreeke op ruim twee en een half uur gaans; en derzelver lengte, dat is van Krabbendam tot Enkhuizen, word op omtrent agt uuren gaans gerekend. In dit Gewest komen boven al in aanmerking de drie opgemelde Westfriesche Steden, Ga naar margenoot+waar van de stad Hoorn de eerste en aanzienlykste is, als zynde de Hoofdstad van West-Friesland, en by uitstek beroemd, zoo van wegens haare vermaarde lotgevallen in de Vaderlandsche omwentelingen; | |
[pagina 81]
| |
Ga naar margenoot+als uit hoofde der uitvindinge van het groote Haringnet, zoo dienstig ter ryke Haringvangste, waar van den Hoornaars in 't jaar 1416 de roem toekomt. Deeze Stad, die onder de Steden van het Noorderkwartier de tweede stem in Hollands Staatsvergadering heeft, is gevestigd aan eene zeer bekwaame rheede, aan een inham van de Zuiderzee, bekend by den naam van het Hoorner Hop. Ga naar margenoot+Enkhuizen, drie uuren gaans van Hoorn gelegen, is eene niet min aanzienlyke Stad. Zy ligt op den oostlyken uithoek van West-Friesland, aan de Zuiderzee, en heeft voor zig in de Zee eene groote met water bedekte Zandbank, die den naam draagt van de Stad, te weeten, het Enkhuizer Zand. Deeze bank is, volgens het vry algemeen gevoelen der Oudheidkundigen, een overblyfzel, of liever een bewys van de vereeniging, die Friesland oudtyds met West-Friesland, aan de landen van Stavoren, (zynde de Zuiderzee tusschen Enkhuizen en Staveren naauwlyks drie mylen wyd,) gehad heeft; waar van de regten en blyken nog bekend geweest zyn onder de regeering der Hollandsche Graaven, die de Westfriezen niet dan met veel moeite, en eerst onder de regeering van floris den V, en deszelfs Zoon jan den I, met Holland vereenigd, en aan hun gebied onderworpen hebben. Enkhuizen is een groot deel van haare welvaard aan de Haringvisschery ver- | |
[pagina 82]
| |
schuldigd; Ga naar margenoot+en de Haringbuizen-reedery heeft zig, ondanks de uitvinding van Hoorn, oudtyds alhier gevestigd. Ook is Enkhuizen nog, schoon die handeltak merkelyk afgenomen zy, naast Vlaardingen, in Delfland, desaangaande beroemd. Enkhuizen stemt in de byeenkomsten der Heeren Staaten naast Hoorn; als zynde de derde Stad in den rang der Steden van het Nøorderkwartier. Ga naar margenoot+Medenblik is insgelyks eene oude West-friesche Stad, de zesde stem hebbende in den rang der Steden van 't Noorderkwartier. Zy ligt drie uuren boven Enkhuizen, vlak aan de Zuiderzee, alwaar het met de voorgenoemde Steden, en de landen in derzelver omkring vervat, in een grooten uithoek, het eigentlyk West-Friesland uitmaakt. Het land tusschen die Steden gelegen, formeert in zyne breedte aan deezen kant, den oever van die ontzaggelyke binnenlandsche Zee, welker stranden en landen kort agter Medenblik, bezuiden het Eiland Wieringen, meerendeels bewaard worden door slykerige en moerige banken, die by laag ty, en zelfs by gemeene zomer-ebbe, bloot liggen. Deeze moerige banken, anders genaamd het Meer bezuiden Wieringen, omringen West-Friesland aan dien kant tot by Colhorn; aan welks binnendyksche zyde de Wieringerwaard begint; van waar West-Friesland meer binnenlands langs de Zype weder aan het uitgebreide Kennemerland | |
[pagina 83]
| |
Ga naar margenoot+nadert: strekkende zich voorts langs de Koedyker Ban en den Heer Huigenwaard, door Veenhuizen, Hensbroek en Berkhout, tot aan Hoorn. De Westfriesche Landen, welke tusschen de drie gedagte Steden, en in den gemelden kring gelegen zyn, worden meerendeels met eene byzondere Landschaps benaaminge verdeeld in Coggen: welker byzondere Ga naar margenoot+benaaming, by sommigen, oorspronklyk schynt, uit het verpagten van wateren, waar uit Cogschuld haaren oorsprong heeft. Misschien hebben hier ook veele Schippers, (waar van dit Land nog niet ontbloot is,) gewoond, die, door het bevaaren van zekere Schuitjes, Coggen genaamd, aanleiding gegeeven hebben, om deezen naam tot de Landen zelven over te brengen; en veelligt is die benaaming ontstaan uit het mogen visschen met deeze Coggen, waar door dan Cogwateren, enz. 't Zy hoe 't zy, de naam van Coggen voor Schuiten is in Zeeland nog bekend, en die van Coggen in den zin van Landen, in dit geval, in West-Friesland gebruikelyk. Men verdeelt West-Friesland gemeenlyk in vier deelen; te weeten, Dregterland, dat in vier Coggen bestaat, de Vier Noorder-Coggen, het Geestmer-Ambagt, en de Schager- met de Nieuwdorper-Cogge. In Dregterland, het oostelykste gedeelte deezer Landstreeke, ontmoet men, buiten de steden Hoorn en Enkhuizen, reeds gemeld, Grootebroek, Westwoude, Hem, Wyde- | |
[pagina 84]
| |
nes Ga naar margenoot+en Schellinkhout, die alle met het Stederegt begiftigd zyn, en verscheiden Dorpen onder zig hebben, te veel in getal om ze allen op te noemen. Voorts liggen hier nog Wervershoef, Zwaag en Dampten, mitsgaders eenige Ambagten, die onder de algemeene benaaming van den Veenhoop bekend zyn. In de Vier Noorder-Coggen, west- en noordwaards van Dregterland, vind men, buiten het reeds genoemde Medenblik, en de met Stederegt begiftigde plaatzen, Abbekerk en Sybekarspel met Bennenbroek, benevens de onderhoorige Dorpen, nog al eenige vrye Heerlykheden en mindere Dorpen. Het Geestmer-Ambagt, verder westwaards, aan de andere zyde van den Heer Huigenwaard, gelegen, bevat de vrye Heerlykheden Haringkarspel, Oudkarspel, Veenhuizen en Warmenhuizen, mitsgaders het Regtsgebied van Valkenoog, die onder het Baljuwschap van de Nieuwburgen behooren. De Schager- en Nieuwdorper-Coggen eindelyk doen ons zien de stede Schagen met Burghorn, de stede Barsingerhorn met Colhorn en Haringhuizen; als mede de stede Nieuwdorp, gemeenlyk oud en nieuw Niedorp of Nierop genaamd, en de stede Winkel met Lutke-Winkel. Het Land ligt, over 't geheel genomen, laag, het hoogste is tusschen Medenblik en Schagen; meerendeels word het geschat vier à vyf voeten beneden het peil van een gemeenen vloed te zyn. Hier door heeft | |
[pagina 85]
| |
Ga naar margenoot+West-Friesland, dat langs de Zuiderzee met zwaare Zeedyken tegen het water beschermd word, menigwerf, gelyk ook gantsch Noord-Holland, het gevaar der overstroominge uitgestaan. En 't is inderdaad verscheiden reizen door zwaare watervloeden bezogt, die land en zand wegspoelden: waar van, buiten de overstroomingen in vroeger dagen, die van den jaare 1717, wanneer West-Friesland egter gelukkiglyk bewaard werd, inzonderheid in geheugen is; dog hier van nader, in eene volgende beschouwing van de Zuiderzee. Alle de Westfriesche landen zyn gemeenlyk schoon Gras- en Weiland; in de drooggemaakte Polders vind men ook goed Bouwland; maar men ontmoet genoegzaam geen Boschaadje, uitgezondert het geboomte in de nabuurschap der Dorpen en Steden. Dregterland inzonderheid heeft zeer goede Weilanden, als ook eenige Warmoeslanden, voornamentlyk aan de streek tusschen Hoorn en Enkhuizen; en in de landen, bekend onder den naam van den Veenhoop, is de grond veenagtig, dat vermoedelyk aanleiding tot die benaaming gegeeven heeft. Het geheele Land is ryk van Vee, en wel byzonder van klein Vee, het welk 'er overvloedig word aangefokt; waar door dan ook eene menigte Wolle word verzameld, die men voor de allerbeste houd, en bekend is onder de benaaming van Noordhollandsche of Hoornsche Wolle. In deeze Landschappen worden ook zeer veel Eendvogels ge- | |
[pagina 86]
| |
vangen; Ga naar margenoot+door dien 'er veele poelen en wateragtige greppen zyn; daar en boven is het Land zeer gelegen voor den aanval van het trekgevogelte uit Zee. De voornaame tak van welvaard deezer Landstreeke is de veebouw, waar omtrent ik, zonder den Zuidhollandschen Landlieden te kort te doen, kan zeggen, dat ik geene districten weet, daar het vee reiner, en de stallen zindelyker behandeld worden. Veele derzelver zyn met witte muuren opgetrokken; en de kieschheid omtrent het vee gaat by veelen zoo verre, dat een ieder zyn gantsche veekoppel door eene byzondere koleur of vlekking van bont, onderscheid; welke kieschheid door de sterfte van het vee egter veel verminderd is. Daar en boven is de konst om vee vet te maaken alhier ook zeer bekend; waar van de vette en zwaare Kalveren, daar Amsterdam altyd op roemt, getuigen. Men legt zig hier ook toe op de Paardefokkery; en, hoewel niet met groote stoeteryen, egter zoo, dat 'er veel meer Paarden worden gefokt dan in Rhynland of Delfland, en het zuidelykste gedeelte van Kennemerland. De inwooners, die digter aan de Zuiderzee woonen, geneeren zig met de Vischvangst; ook worden 'er uit dezelven stoere Zeegasten gebooren, die de oude wakkerheid der Westfriesen nog bewaaren. Aan deeze Westfriesche landen, en wel Ga naar margenoot+westwaards van 't Geestmer-Ambagt, grenst de Zype; een der grootste bedykte Waarden | |
[pagina 87]
| |
Ga naar margenoot+van Noord-Holland, die zig met zynen Zeedyk tot aan 't strand van de Noordzee uitstrekt. Het is eene zeer lange streek lands, boven andere doorwateringen, met eene lange en regelmatige vaart doorsneeden; men ontmoet hier geen buurten van merkelyk belang; vermits de huizen veelal van elkanderen verspreid staan; dog men heeft 'er aangenaame en schoone Landhuizen met vrugtbaare Plantaadjen; en de geheele streek de Zype word door eene menigte van deftige en gegoede huisgezinnen bewoond. Het teelen van Kool- en Raapzaad is hier een der voornaamste takken van handel; dog andere Veld en Veevrugten worden 'er niet minder voorspoedig ingezameld en bearbeid. Zommigen der Weilanden, aan den hoogen kant gelegen, zyn van die natuur, dat ze, agt of negen jaaren beweid zynde, omgeploegd, en drie of vier jaaren bebouwd worden. Men begroot deezen Waard, sedert de laatste bedyking, omtrent het jaar 1600 voltooid, op negen duizend en zestig morgen lands; volgens eene andere bepaaling is de Zype van het Zuidwesten naar 't Noordoosten lang ruim drie uuren, en op zyn allerbreedst één uur gaans. Ga naar margenoot+Deeze Waard eindigt ten Noorden aan slibberige zandgronden, of harde en dorre klai; en aan den noordoosthoek is 'er de Wieringerwaard of nieuwe Zype mede vereenigd; welke den uitersten uithoek van Noord-Holland, aan dien kant der Zuiderzee, formeert. Voor deeze Wieringer lan | |
[pagina 88]
| |
den, Ga naar margenoot+die, omtrent het jaar 1610, ter grootte van na genoeg negentien honderd morgen lands, bedykt zyn, en op een uur gaans in de lengte en breedte geschat worden, liggen verscheiden buitendyksche gronden, bekend met den naam van Waardgronden; waar op een soort van plant, Wier of Zeelint genaamd, overvloedig wast. Deeze plant word aldaar in menigte opgevischt, om tot behouding der Zeedyken te dienen; welk Zeelint of Wier aldaar, wanneer het slegts door het zeewater dagelyks word bespoeld, weder begint te groeijen; dog hier van nader in 't vervolg. Aan den zeekant is de Vischery in zwang, en binnendyks heeft men eenige goede Weilanden, dog meerendeels Teellanden, waar op meest al het beste Raapzaad geteeld word: men telt deeze landen onder de besten en vrugtbaarsten in gantsch Nederland. Voorts hegt zig ten Noorden en Noordwestelyk aan de Zype nog eene langwerpige Landstreek, die, zig tusschen de bovengemelde slibberige zandgronden en de Noordzee uitstrekkende, een overgang maakt op de alleruiterste Landen van Noord-Holland. Dezelve bestaat byna geheel uit zandgronden en duinen, die met tusschen-valleijen zeer wyd zyn uitgebreid, en aan een hoogen dyk of duinen eindigen; hier en daar vind men in deeze valleijen harde en schraale streeken klaigrond, die zoo dor en schraal zyn dat 'er byna niets op tieren of groeijen kan. In deeze streek heeft men het Koe- | |
[pagina 89]
| |
gars, Ga naar margenoot+gemeenlyk het Koegras genaamd; dat onder Callantsoog behoort, en in bewassen Slib- en Zandgronden bestaat, waar op veel Schaapen en Koejen geweid worden. Dit Koegars is in 't jaar 1610 ten Westen bedykt, om het overstorten der Noordzee af te weeren; en deeze Dyk, die de lengte van 2000 roeden heeft, is voor lang reeds geheel met zand overstooven, 't welk denzelven, met helm beplant zynde, alleszins de gedaante van duin heeft doen verkrygen. Door deezen Dyk word het Baljuwschap Ga naar margenoot+Huisduinen en de Helder, eertyds een Eiland, aan het Vaste Land gehegt; als men, uit de Zype, naar deeze afgelegenste plaatzen trekt, gaat men over de landen binnen deeze bedyking gelegen: en ontmoet hier in het Koegras, Kwelduin, en meer dergelyke gorsingen, een aantal van wellen en moerassige greppen; die een onkundigen dier landen ligtlyk in gevaar brengen, waar door man, wagen en paarden kunnen omver storten, of in het slibber inzinken. Dit schynt inzonderheid veroorzaakt te worden, door de nabyheid der Noordzee, en derzelver geweldige aankabbeling door het Marsdiep; terwyl het afloopend duinwater in die laagtens ook het zyne daar aan toebrengt. Wanneer men intusschen die gronden doorgetoogen is, klimt men over de daar aan grenzende Zandduinen, en komt voorts in de uiterste Dorpen des Lands, te weeten, Huisduinen en den Helder. Beide deeze dorpen en haare zandduingronden | |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+worden door geweld van paalen, steenen en ontzaggelyke zeedyken, bewaard tegen den aanslag der indringende zeegolven. Aan dit uiterste einde des Lands is het Marsdiep, niet min voordeelig voor Amsterdam dan het Maasche Gat voor Rotterdam; als zynde de gezegende doortogt van duizenden rykgelaade schepen, welke Amsterdam die eere toebrengen, dat het Vaderland door haar in den uitheemschen handel bloeit. Dus verre het Vaste Land van Noord-Holland beschouwd hebbende, voegt het ons ook kortlyk aan de Eilanden der Zuiderzee te gedenken, gelyk wy aan die der Maaze gedagt hebben. Deeze zyn, van 't Marsdiep voortgaande, Texel, Vlieland, ter Schelling, Wieringen, Marken, enz. Ga naar margenoot+Texel, het grootste van allen, heeft de Noordzee van vooren, waar tegen het met hooge en vaste duinen, en goed strand, aan ligt; van agteren eene onder water liggende zandbank, het Robbezand genaamd, met nog eenige dergelyke kleener zandbanken: voorts ligt het aan den anderen kant, alwaar het door sterke en hooge dyken omringd word, bloot voor het water, en den aanslag van de volle Zuiderzee. Ten Noorden grenst aan Texel eene streek zandig duin, welk, eertyds een Eilandje op zig zelve, dog thans, door een zanddyk en de aangewonnen stranden met Texel vereenigd, bekend is door de menigte van Meeuweneijeren, dewelke door die vogelen, aldaar gebroed, of liever, door de weerkaat- | |
[pagina 91]
| |
sende Ga naar margenoot+zonnestraalen, op het Duinzand, ter uitkippinge gekoesterd worden; waarom die streek ook den naam van Eijerland draagt. Op dit Eiland is, behalven het vertier dat de Scheepvaart te wege brengt, en de kostwinning der Zee-lootsen, die hier in menigte woonen, mitsgaders het visschen, daar veelen zig mede geneeren, een ongemeen voordeelige tak van koophandel, en eene byzondere handeling in het aanfokken van Schaapen; vooral met het verzamelen van Wolle, en het parsen van Schaapenkaas, welke beiden hier door een onderscheiden roem gekreegen hebben, met den naam van het Eiland vereenigd, te weeten dien van Texelsche Wolle en Texelsche Kaas. Zelfs schynt dit soort van vee daar eigenaartig; nadien de Texelsche Schaapen, by de Veehandelaars, aan de korte staarten onderscheiden worden van de Zuid-Hollandsche en Brabandsche Schaapen, die doorgaans vry lange staarten hebben. Men kan eenigermaate nagaan, welk een voordeel deeze Schaapenhandel aanbrengt, als men aanmerkt, dat het getal der Schaapen, daar men wol van scheert, wel op twintig duizend begroot word. Op 't Eijerland onthouden zig ook veele Konynen; en op Texel wast nog goed Hooi, 't welk 'er ook ryklyk verzameld word. Het land is binnen de Duinen over 't geheel vlak, en veelal, tot onderhoud van de inwoonders, met bouwlanden en wooningen bezet. De voornaamste districten, behalven eenige minde- | |
[pagina 92]
| |
re Ga naar margenoot+buurten, op Texel, zyn de Burg, het hoofddorp van 't geheele Eiland, de Hoorn met de Westen, de Waal, Oosterend, de Koog, het Schilt en Walenburg. Men begroot dit Eiland op drie duizend agt honderd vier en veertig Texelsche Morgen van elf honderd vier en dertig Rhynlandsche Roeden, welke maat in dit opzigt nog maar alleen op dit Eiland in gebruik is; maakende dus zeven duizend twee honderd vyf en zestig Morgen en zes en negentig Roeden Rhynlandsche maat van zes honderd Roeden op de Morgen. Het word op zyn langst geschat op drie en een half uur, en op zyn breedst op twee uuren gaans. Ga naar margenoot+Het Eiland Vlieland, eene lange smalle streek lands, naast aan Texel, en op de zelfde streek liggende, dog ten opzigte van de Noordzee hooger op, is ook van de eigenste natuuren gesteldheid. De inwooners zyn meest zeevaarende lieden, waar onder veele Lootsen; de overigen geneeren zig meerendeels met visschen; ook heeft men 'er goede Mosselbanken. Dit Eiland, dat op drie uuren gaans in den omtrek gerekend word, bewaart zyn ontleenden naam nog van den alouden Vlie-stroom, die eertyds de Oostelyke tak des Rhyns was; draagende het hier voorby stroomende Zuider zeewater den naam van Flebus, Flevus, het Flie, heden den Vliestroom; die nu, tusschen dit Eiland en ter Schelling, naar de Noordzee stroomt. Men had hier oudtyds twee Dorpen, Oost-Vlieland en West Vlie- | |
[pagina 93]
| |
land; Ga naar margenoot+ het eerste is nog in redelyken bloei, maar 't laatste is bykans geheel vergeeten, als zynde voor eenige jaaren door 't geweld der zee verzwolgen. Ga naar margenoot+Na Vlieland komt in aanmerking het Eiland ter Schelling, het welk tusschen het gedagte Vlieland en Ameland gelegen is. Dit Eiland is mede in de lengte uitgestrekt; men stelt deszelfs lengte op vier uuren, daar het in de breedte op maar omtrent één uur gaans word gerekend. Aan den kant der Noordzee is het met zwaare duinen omringd, die meerendeels uit een zeer byzonder fyn en wit zand bestaan; en aan de andere zyde word het door dyken en kaden, met veele verdronken voorlanden, beschermd. Aan de noordzyde der Duinen, in welke veel Konynen gevangen worden, is een breed strand, waar op, door de Zee, veel schelpen geworpen worden; op dit Eiland is ook een groote vlugt van allerlei Watergevogelte, waarom 'er veele kooijen zyn, die tot tien toe geteld worden; en deeze Vogelvangst van Eenden en Ganzen brengt veel toe tot hen bestaan der inwoonderen. Men heeft 'er ook goed Wei- en Bouwland; hier en daar wast 'er kreupelbosch; en op sommige plaatzen is de grond moerig en met veengrond bezet; waar van de landlieden, hoewel niet zoo goed als in de Hollandsche veenen, goeden turf voor zig zelven maaken. Het een en 't ander brengt te wege, dat de inwoonders van ter Schelling, die veelal zeevaarende lieden | |
[pagina 94]
| |
Ga naar margenoot+of visschers' zyn, zig byna geheel uit hunne eige landvrugten geneeren; zoo dat hunne eigen veldgraanen hun genoegzaam zyn, benevens het voedzel, dat de vischvangst, de veebouw en vogelvangst hun verschaffen. De gantsche verdeeling van dit Eiland bestaat in Ooster-Schelling, waar onder eenige Dorpen en Gehugten, en Wester-Schelling, dat het voornaamste Dorp is. Ga naar margenoot+Noordoostwaards van ter Schelling ligt verder een ander klein Eiland, Ameland, het welk van denzelfden aart is als het voorgemelde. Dit is het laatste aan dien kant; het word van sommigen onder Friesland gerekend, van anderen tot Holland betrokken, en men vind 'er ook, die 't voor eene vrye en onafhangelyke Heerlykheid houden. De overige Eilanden, die in de Zuiderzee liggen, vind men meerder landwaards in; waar onder zig dan eerst opdoet het Ga naar margenoot+eiland Wieringen. Dit Eiland, het welk, voor de waardgronden van den Wieriagerwaard gelegen zynde, aan dien kant aangemerkt word, als het bolwerk van West-Friesland, is groot in zyn omtrek vier en een half uur, naar sommiger gissing wel vyf uuren; het is lang twee uuren gaans, en breed schaars een half uur, zo dat het mede in de langte uitgebreid zy. Het Land van Wieringen is zeer ongelyk van hoogte, de laage gebruikt men tot Hooilanden, en onder de hooge vind men goed Bouwen Weiland; de Schaaphoedery is een groot | |
[pagina 95]
| |
Ga naar margenoot+deel van het bestaan der inwoonderen; men perst 'er goede Schaapenkaas; en voor 't overige word het Eiland bewoond door zeevaarende lieden en visschers, en wel byzonder Wiervisschers; welk Wier aldaar op de voorgronden groeit, en tot bescherming der dyken gebruikt word, zoo als by de melding van den Wieringerwaard reeds gezegd is. Voor de hoofdplaats van Wieringen word gehouden Hippolytus hoef, ook wel Ipels hoef genaamd; voorts ontmoet men 'er Westerland, Oosterland met Oever en Stroe, behalven eenige nog mindere Buurten. Na Wieringen vind men in de Zuiderzee Ga naar margenoot+nog het eilandje Marken, gelegen tegen over Monnikendam, in dat gedeelte der Zuiderzee, het welk de Goudzee of Gouwszee genaamd word. Men begroot hetzelve op een omtrek van twee uuren gaans; en 'er woonen, buiten den Schout, Sekretaris en Predikant, byna niet anders dan visschers, wier vrouwen het weinige vee bestieren, 't welk voor hunne huisgezinnen noodig is. Het gantsche Eilandje is moerassig, en ligt 's winters veeltyds onder water; waarom ook de inwoonders hunne huizen op eene soort van dykjes of hoogten bouwen, en op paalen stellen; en de toegangen van het eene huisgezin na het andere door kaden beveiligen. Ga naar margenoot+Als men de Zuiderzee dieper invaart, naar den kant van Overyssel, ontmoet men nog twee Eilandjes, met naame Urk en Schok- | |
[pagina 96]
| |
land. Ga naar margenoot+Het eerste, Urk, bestaat ten deele uit Hooiland, met roodagtig zand; op zommige plaatzen uit eenigen leemgrond; en voorts vind men 'er nog eenig Weiland. Het laatstgenoemde, Schokland, dat gedeeld is in Emmeloord en Ens, welk laatste onder Overyssel behoort, is over 't geheel een moerassige grond. Beide deeze Eilandjes hebben dit met Marken gemeen, dat zy aan geduurige overstroomingen der Zuiderzee bloot gesteld zyn, en dat de inwoonders zig meerendeels met de vischvangst geneeren. Rykdom is hier niet te zoeken, maar vergenoeging en eenvoudigheid vergoed 'er het gemis van het overtollige. Dus meen ik de voornaamste districten van Noord Holland, op eene dergelyke wyze als die van Zuid-Holland, zoo veel tot myn oogmerk dienstig was, beknoptlyk aangetekend te hebben; zoo 't iemand geluste alles naauwkeuriger na te gaan, de byzondere Regtsbannen en derzelver bestiering te leeren kennen, dien wyze ik verder tot het bekende Werk: De Tegenwoordige Staat van Holland. Terwyl ik my nu voorts zal verledigen, om een nog klaarder denkbeeld van de gelegenheid der Hollandsche Landstreeken te geeven, door eene byzondere Beschryving van de Hoofd-rivieren, de daar uit oorspronkelyke Wateren, Meeren, Plassen, Vaarten enz. zo als die Holland besproeijen; waar toe ik de naastvolgende Hoofdstukken geschikt heb. |
|