Natuurlyke historie van Holland. Deel 1
(1769)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Natuurlyke Historie van Holland.Eerste hoofdstuk.
| |
[pagina 2]
| |
Ga naar margenoot+van Holland gedraagen. Dus is deeze naam eigen geworden aan eene Landstreek, die oudtyds verscheide benaamingen droeg, en door verschillende Volkeren bewoond wierd; waar onder, in de allervroegste tyden, de Katten, Batavieren, Kaninefaaten, Marezaaten, en zoogenaamde mindere of kleene Vriezen, boven al beroemd zyn in 's Lands Historie. Het aanzien, 't welk dit gewest, in de vrye Republiek der Vereenigde Nederlanden, in laater dagen, verkreegen heeft, als zynde de magtigste dier zeven Provinciën, geeft den Vreemdelingen meermaals aanleiding, om de geheele Republiek onder de benaaming van Holland te begrypen: 't welk veelligt te gereeder geschied, om dat in 't hartje dier Provincie, in 't Vorstlyk 's Gravenhage, het Hof der Hoogmogende Heeren, Myne Heeren, de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, gevonden word; de plaats der Algemeene Staatsvergaderingen, ter hand-haavinge van 't welweezen der gantsche Republiek. Doch dit is een misbruik; als zynde die naam alleen eigen aan eene byzondere Provincie van dit Gemeenebest; welke, uit hoofde der oude Regeerings wyze, nevens die van Zeeland en 't Landschap Zutphen, door den tytel van Graafschap, (een tytel die nu egter niet meer te passe komt,) onderscheiden word. De geheele uitgestrektheid deezer Provincie word, in den Tegenwoordigen staat van HollandGa naar margenoot(*), welk Geschrift my hier, voor | |
[pagina 3]
| |
Ga naar margenoot+zo veel de schikking betreft, veel al ter handleidinge zal dienen, in de lengte, van het Noorden naar het Zuiden, bepaald op omtrent dertig uuren gaans; zynde de Eilanden benoorden het Marsdiep daar niet onder gerekend; de grootste breedte, van het Oosten naar het Westen, mag nog geen negen uuren gaans haalen; en men begroot den gantschen omtrek op omtrend tagtig uuren gaans. De grensscheidingen strekken zig, ten Noorden en ten Westen, langs de Duitsche of Germanische zee; die, ten opzigte van haare noordelyke strekking, by onze Landgenooten genoemd word de Noordzee; ten Zuiden vervolgen de Hollandsche grenzen tot aan Staats-Braband en de Provintie Zeeland, wel byzonder tot aan het eiland Schouwen; en ten Oosten bepaalt zig het Land aan de Zuiderzee, het bisdom Utrecht, en een gedeelte van Gelderland. De Provincie word naar de aangenoome en aloude benaaming van 's Lands Staaten, verdeeld in twee groote onderscheide landstreeken, te weeten, Holland en West-Vriesland; dog, by de meest in zwang gaande benaaming, onderscheid men het in twee natuurlyke deelen, Zuid- en Noord-Holland, of wel, in 't Zuider- en Noorder-Kwartier. 'Er zyn nog andere verdeelingen gebruikelyk, die haare betrekking hebben, tot het Staatkundige of Kerkelyke; dog vermits de aangenomen natuurlyke verdeeling best | |
[pagina 4]
| |
Ga naar margenoot+overeen komt met den aart van dit Werk, zoo houden wy die van Noord- en Zuid-Holland; en zullen de andere kleener verdeelingen op haare plaats in agt neemen. Onder de benaaming van Zuid-HollandGa naar voetnoot(a) heeft men hier te begrypen, alle de Plaatzen, Landen, Dorpen, Heemraadschappen, enz. die bezuiden het Y gevonden worden; die zig langs de Noordzee, van Kennemerland af, tot aan de grenzen van Zeeland, aaneenschakelen, met insluitinge der tusschenliggende Eilanden; die voorts, van de afscheidingen van Staats Braband, Gelderland en Utregt, tot aan het einde van Amstelland en Gooiland, volgende, ons, naar het beloop van dien kring, langs de Zuiderzee, tot in en aan het Y, by Sparendam te rug brengen. Noord-Holland in tegendeel bevat dan alle de Landen, Steden en Dorpen enz. die benoorden het Y liggen; te weeten, alle de landen, die in den kring gelegen zyn, welke de Noordzee, van Egmond af, om den Helder, met de Zuiderzee en het Y, tot by Sparendam, aan Kennemerland, formeert. Een aanvang maakende met Zuid-Holland, kan men gevoeglyk de optelling der onder- | |
[pagina 5]
| |
hoorige Ga naar margenoot+Landen en Dorpen beginnen, langs de Landen van de Generaliteit, en wel byzonderlyk van de zyde der Baronie van Breda, en der Meijerye van 's Hertogenbosch; waar aan, het eerste Landschap van Zuid-Holland, volgens de opgemelde natuurlyke verdeeling, grenst; te weeten, het Land van Heusden. Ga naar margenoot+Dit Landschap word, gedeeltelyk ten Oosten en ten Zuiden, van voornoemde Meijerye afgescheiden door de Bosche Sloot en den Hollandschen Dyk; ten Noorden, en gedeeltelyk ten Oosten, word het bespoeld door de Maaze; die het afscheid van den Bommeler Waard, in de Provincie van Gelderland. Voor 't overige is het bepaald tusschen de Langestraat, de Landen van Dussen en het Land van Altena. De Maaze formeert voor het Land van Heusden een eilandje, aan de overzyde der riviere, het welk genaamd word de Hemerder Waard; en door zyne strekking veroorzaakt, dat de Maaze aldaar een krommen draai neemt, in welks inham het Steedje en de sterke vesting Heusden gelegen is. De grootte van het Land van Heusden word gesteld op drie uuren in de lengte, en twee uuren in de breedte, of deszelfs omtrek word gerekend op omtrent zes à zeven uuren gaans. De aart van den grond is meerendeels veenig en zandig; den eersten vind men vol zwaar en bruin veen; byzonder aan den kant der Vlymersche veenen. De zandgronden bestaan meest uit | |
[pagina 6]
| |
Ga naar margenoot+vlakke en zandige heiden; hier en daar overvloedig met eike en andere kreupelbosschen bezet; hoe meer men egter aan den Maaskant nadert, naar den kant van Altena, hoe het land kleiagtiger en te gelyk vrugtbaarder word. Ga naar margenoot+Naast aan het Land van Heusden vind men het Land van Altena: het welk op dezelfde lengte als dat van Heusden geschat word; dog in de breedte één uur grooter. Men verdeelt dit Landschap veelal in Oud-en Nieuw Altena. Het word ten Noord-Oosten, door de Maaze, van den Bommeler Waard, en ten Noorden, door de Merwede, van het Land van Arkel gescheiden: en heeft aan den oever der laatstgenoemde riviere het Steedje Woudrichem, of Workum, liggende een halfuur boven Gorinchem of Gorkum, schuins daar over in 't Land van Arkel. Het gantsche Land van Altena word van vooren doorwaterd, door middelbaare spruchtzels van de Merwede, en van agteren door de killen van den verdronken Waard van Zuid-Holland, inzonderheid aan de Oostkil en de wyde Alen. Dit gantsche Landschap is zeer wateragtig, effen en laag; egter zoo niet, of 't kan, overstroomd zynde, met het afneemen der rivieren, zyn water loozen; en 'er worden, buiten eene meenigte Houtakkers aan den kant des Bommeler Waards, zeer veele welbebouwde Landen en Plaatzen in gevonden: als de Emmikhovens Polder, de Banne van den Hil, Emmik- | |
[pagina 7]
| |
hoven, Ga naar margenoot+Waardhuizen, de Banne van Sleeuwyk, de Oude Ban, die van Ryswyk, Uitwyk, Zandwyk, Uppel, de Werken, enz. aan welke laatstgenoemde Banne by Werkendam en Kloppenwaard, de uithoek van dit Land gevaarlyk ligt, voor den draaistroom der Merwe; dewyl die rivier aldaar, met eene sterke drift, door de killen en eilandjes van den verdronken Zuidhollandschen Waard, na de oude Maaze heen getrokken word: waar door het Land van Altena niet zelden bloot gesteld is voor dergelyke gevaaren, als de even gemelde Waard ondergaan heeft; van welke wy, ons bestek volgende, hier ook eenige melding behooren te maaken. Ga naar margenoot+Deeze Waard, naast aan het Land van Altena liggende, heeft de Merwede van vooren, en de oude Maaze van agteren; en strekt zig uit tot aan het Land van Dordregt. Men telt, volgens de nieuwste naspeuring, om ons met alle de byzondere benaamingen niet op te houden, in dezelve, over de vier à vyf en zeventig zo kleene als groote Eilandjes; waar van sommige door de schuuring der stroomen afneemen, anderen weder aanneemen, en ook wel eenigen, van een gescheurd zynde, zich door den tyd als nieuwe Eilandjes vertoonen. De gronden van alle deeze Eilandjes zyn week en volkomen moerig; zoo dat de meesten niet wel te betreeden zyn; de grootste hebben egter meer of min een vaster grond, zoo dat 'er op gegaan kan worden; dezelven grenzen aan de Bakkers Kil, die | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+deeze Eilanden van het Land van Altena afscheid. De overige zyn meest allen met riet en waterwilligen bewassen, die met geheele waterboschadjen tot schuilplaatzen voor eene menigte van allerlei watergevogelte verstrekken; waar onder zelfs de zeldzaamste soorten van ons Land zig bevinden. Hier broeden allerlei slag van Eenden en Meeuwen, in zulk eene menigte, dat men gantsche rietakkers en streeken met eijeren vind; waarom ook eenige dier eilandjes, even als het Eijerland by Texel, hier den naam van Eijer-Waard gekreegen hebben. En zoo heeft ook de menigte van biezen, die op deeze landjes en aan deeze killen wassen, aan die allen den naam van Biesbosch gegeeven. Dus bevat deeze Waard onder dien gemeenen naam van Biesbosch, de droevige geheugenis van tweeënzeventig bloeijende Dorpen of Gehugten; die, in den jaare 1421, op den 18den van Slagtmaand, door het geweld der wateren vernield, en waar van 'er meer dan twintig op deszelfs bodem verdronken zyn, welken nu, of in den vloed begraaven liggen, of onder een aantal van onbewoonde landjes op de felle waterstroomen dobberen. Ga naar margenoot+Agter deeze Eilandjes, of het Biesbosch, ten Zuiden, ligt de Heerlykheid van Geertruidenberg, het uiterste land van Zuid-Holland, aan den kant van Staats Braband. Deeze Heerlykheid heeft tot haare hoofdstad een Steedje van dien naam; en derzelver land is maatig vrugtbaar. Oostwaards | |
[pagina 9]
| |
Ga naar margenoot+van dezelve ligt nog de Langestraat, boven al beroemd door de groote menigte van uitsteekend Hooi, dat hier gewonnen word; en aan de andere zyde, of Westwaards, ontmoeten ons de Heerlykheden van de Zwaluwe, (die in Hooge en Laage Zwaluwe verdeeld word,) midsgaders van Zevenbergen en Niervaart of de Klundert. Dus de Landen doorloopen hebbende, die aan Staats-Braband grenzen, zoo vaar ik over op de Hollandsche Eilanden, die over het vaste land van Zuid-Holland liggen: alwaar men, de Maaze aan die zyde volgende, ontmoet, den Dordschen Waard, den Hoekschen Waard, het Land van Voorne, en Putten, Ysselmonde, enz. Ga naar margenoot+Het eerste dier eilanden, de Dordsche Waard, of het Land van Dordregt genaamd, bestaat, behalven de oude stad Dordregt, benevens derzelver grondgebied, in de Ambagten van Dubbeldam, Wieldregt, de Myl, en de Merwede-Polder; die alle te samen een driehoekig Eiland uitmaaken, dat, ten Oosten en Noordoosten door de Merwe, ten Zuiden en Zuidoosten door den Biesbosch, en ten Westen door de 's Gravendeelsche of Dordsche Kil bespoeld zynde, door een sterken dyk omringd word; die tegenstand bied aan den slag deezer te samenloopende wateren. De landeryen van dit Eiland zyn waterige en broekige weiden of hoollanden, hier en daar met moerige meertjes en waterleidingen doorsneeden. Aan den kant van den Biesbosch liggen on- | |
[pagina 10]
| |
der Ga naar margenoot+water nog eenige vaste en hooge Zandbanken, als overblyfzels van de aldaar verdronken landeryen; en aan den anderen kant worden 'er door den draai der wateren etlyke ondiepten gebooren. Ga naar margenoot+De oude en vermaarde stad Dordregt, de eerste stem-hebbende Stad in de Staats Vergaderingen van Holland, zoo over bekend, door haare Oudheid, als van wegen het aldaar gehouden Synode, ligt aan den Noordelyken uithoek van deeze landen, op een uithoek als een driesprong van de rivier; alwaar zy zich, door een overvloedigen doortogt van schepen, in bloeijende welvaard bevind. Volgens eene naauwkeurige uitrekening, ligt de Stad op de lengte van één en vyftjg graaden zeven en vyftig minuuten, en op de breedte van vyf en twintig graaden en een en vyftig minuuten. Ga naar margenoot+Aan de overzyde van den Lande van Dordregt, nevens de gedagte Dordsche kil, komt men in de Landen van den Hoekschen Waard, in welken verscheide Baljuwschappen en Ambagtsheerlykheden gevonden worden; als daar zyn, die der Beijerlanden, van 't Land van Strijen, van Bonaventura, van Moerkerkerland en Goidschalksoord, midsgaders die van Goudewaard en Piershil, welken tot het Land van Putten behooren. Deeze allen te saamen maaken een der grootste Eilanden van de Maaze uit; hebbende ten Noorden de oude Maaze, ten Zuiden het Hollandsche Diep, ten Oosten de Dordsche Kil, en ten Westen | |
[pagina 11]
| |
Ga naar margenoot+eene doorwatering der Maaze, het Spuije genaamd, die langs de Landen van Voorn en Putten stroomt, en zig in den breeden plas van het Haringvliet verliest. Aan den kant van de Dordsche Kil heeft het Land van Strijen voor zig dat van Bonaventura; ten Zuiden paalt het aan 't Hollandsche Diep; de Moerkerkerlanden liggen ten Noorden, en de Beijerlanden ten Westen. Goidschalksoord ontmoet men aan de Oude Maaze, naar 't Spuije toe; Piershil en Goudswaard liggen aan 't Westlykst einde van het Eiland aan 't Spuije. Deeze Baljuwschappen en Ambagtsheerlykheden hebben verscheide onderdeelingen, en men vind ze gemeenlyk met vry wel bewoonde Dorpen voorzien; waar onder boven al te tellen zyn, Strijen, Numansdorp, 's Gravendeel, Puttershoek, Oud- Nieuw- en Zuid-Beijerland, en Korendyk. In het midden van Groot-Beijerland ontmoet men eene dubbele Kil, die eene langwerpige strook lands, by wyze van een eilandje, omspoelt: en deeze Kil doorloopt het gantsche land met veele kreeken en vaarten. Voorts is het Eiland door zwaare Dyken omringd, om den vloed der Maaze aan de eene, en den slag van 't Haringvliet aan de andere zyde af te weeren: en de omtrek deezer bedykinge is zo groot, dat een sterk voetganger eenen zomerschen dag nodig heeft, om dien binnen zonneschyn rond te gaan. Men vind voor deeze Landen nog verscheide banken, die by laag | |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+water droog liggen, en aldaar met den naam van Schorren bekend staan, waar onder de schorren van Strijen de voornaamsten zyn. De aart der Gronden in de voorschreeve Landen is, gelyk elders, van verscheide menging; dog meerendeels weekagtige klai, die binnenwaards meer of minder zandig is. Men vind 'er om die reden goede Weilanden, Graanakkers, veele Vlaslanden, en ook Meekrappen; maar niet in die menigte, als in de naastliggende Eilanden; vermits de inwoonders zig alhier meest op de Visschery en de Zeevaart toeleggen; het welk de grootste tak van hun bestaan is: en schoon 'er de Veebouw ook wel behandeld word, is zy 'er egter in zulk een volmaakten bloei niet, als in Zuid- en Noord-Hollland; en op eene dergelyke wyze is het ook met de plantagie van vrugtboomen en tuinen gesteld; leverende het land alleen hier en daar in byzondere hoven een maatigen voorraad van boom-ooft uit. Ga naar margenoot+Het Land of Ruwaardschap van Putten, waar op wy vervolgens overstappen, word gedeeld in Putten binnen den Ringdyk, en Putten buiten den Ringdyk; in Putten over de Maas, en Putten over Flakkee. Binnen den ring zyn gelegen het steedje Geervliet, de dorpen Spykenis, Hekelingen, Heer Simons Haven en Biert, midsgaders eenige Polders. Buiten den Ring vind men het dorp Zuidland, een gedeelte van Hekelingen, Vilgersdyk, Stompert, en den ouden en nieuwen Uitslag. In Putten over de Maa- | |
[pagina 13]
| |
ze, Ga naar margenoot+rekent men Goudswaard en Piershil, die over het Spuije, en dus, als boven gemeld is, op het eiland van den Hoekschen Waard gelegen zyn; voorts Poortegaal, Hoogvliet, Pernisse, Charlois, Kattendregt en 's Graven Ambagt; als mede de Hooge Heerlykheden Rhoon met Pendrecht en Albrandswaard met de Kyvelanden, behalven eenige andere bedykte landen. In Putten over Flakkee liggen de Ambagtsheerlykheden Ooltgensplaat, de Bommel, Stad aan 't Haringvliet, en de Hooge Heerlykheid van Middelharnis; dog de twee laatste verdeelingen van deeze Landen, als liggende ter wederzyden over de rivier, volgen wy hier slegts in 't voorby gaan. Het Land van Putten, het welk tusschen Beijerland en Voorn ligt, is een ongemeen goed vrugtbaar land, inzonderheid de opgemelde daar toe behoorende Goudswaard, ook wel Korendyk geheeten; vermoedelyk om zyne ongemeene vrugtbaarheid in koornge was. Voorts word aan den buitenkant van Putten aan de Maaze, zoo wel als op de daar over liggende landen, eene groote menigte van Meekrappen geteeld, en ook binnenwaarts zeer veel Hennip en Vlas verzameld. Men stelt Putten, op zig zelven gerekend, van eene maatige uitgebreidheid; ter lengte van omtrent een en een half uur, en ter breedte van ruim twee uuren gaans; dog de gantsche ring der Dorpen en Landen, hier samengenoomen zynde, is dit Land van Putten zekerlyk grooter. | |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+Het Land van Voorn, naast hier aan gelegen, en met Putten vereenigd, is het grootste deezer aan een verknogte Landen; en Ga naar margenoot+word op vier en een half uur in de lengte, en twee uuren in de breedte geschat. De Briel, de elfde stemhebbende Stad, is de hoofdplaats van dit Eiland; het welk, met Putten, voor het grootste van Zuid-Holland gehouden word. Dit Land, dat, ter onderscheidinge der andere Landen van Voorn, wel bepaaldlyk Oostvoorn genaamd word, is ten Noorden en Noordwesten aan de Noordzee gelegen; welke Zee aldaar door het Kwaksdiep en het Haringvliet, tusschen Oostvoorn, en de eilanden Goedereede en Over-Flakkee, of Westvoorn en Zuidvoorn, vlak in de Maaze loopt; of, zoo men wil, de Maaze, wier naam hier reeds vergeeten is, vereenigt zig aldaar met de genoemde, Zee; terwyl die zelfde rivier aan den anderen kant, ten Noordoosten van Oostvoorn, voorby den Briel, door het Brielsche Diep, naar den uithoek van het vaste land van Zuid-Holland, aan deeze zyde der Maaze, ook in Zee loopt. En 't is der moeite waardig deswegens in aanmerking te neemen, dat men daar omtrent zeer kennelyk de afscheiding van het zoete Maaswater van het zoute Zeenat kan onderscheiden, door een schuimenden streep, en tegenwelling van beide de wateren. Aan den zeekant word dit Land van Voorn door goede en hooge Zeedyken beveiligd, voor den aanval der zee- | |
[pagina 15]
| |
baaren; Ga naar margenoot+dog agter de Heerlykheden en Dorpen oud en nieuw Rokanje, heeft de natuur dit Land met hooge Zandduinen voorzien; aan welker begin zig een Meirwater bevind, waar in, op eene zeldzaame wyze, de aldaar wassende biezen met steenagtige korsten bezet worden; waar van ik aan de Hollandsche Maatschappy myne ondervindingen reeds heb medegedeeld, en waar aan ik ter zyner plaatze in het vervolg van dit Werk ook zal gedenken. Men vind in dit Land, behalven de vrye Heerlykheden Heenvliet, Naters met Pankras-Gors en Abbenbroek, verscheiden Polders en Dorpen; en wel byzonder, behalven de reeds genoemde, en in 's Lands Historie zo zeer beroemde stad Briel, aan het Brielsche Diep, het bekende Fort Hellevoet, of Hellevoetsluis, aan de andere zyde van 't Eiland naar den kant van het Goereesche Gat; daar de bekwaame reede van Zuid-Holland ligt, en waar voorby meest alle de schepen naar en van de stad Rotterdam en elders, langs de Maaze, heen en weder vaaren; ten minsten die, welken meer dan twaalf voeten diep gaan, voor welken het Maasche Gat bezwaarlyk te gebruiken is. Men rekent aan deezen zeeboezem, en in de meeste zeegaten aan dien kant, by volle en nieuwe Maan, ten twee uuren hoog water; het welk by gemeen gety zes voeten op en af gaat; dog by ongemeene springvloeden en storm kan dit zeer veel verschillen. | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+Wat nu den aart van het Land van Voorn betreft, schoon het op veele plaatzen schraal en zandig zy, zoo heeft het tog inwendig zeer goede en vaste klailanden, waar van sommigen heel hoog, en anderen wederom laag liggen; welke laatste dan ook, om hunne vrugtbaarheid, door waterkeerende kadens beveiligd worden; egter is Voorn over 't algemeen gantsch geen van de laagste landen. De Haver, Garst en Tarw, dog wel meest Rogge, word hier met voordeel geteeld; ook zyn 'er, gelyk in alle de andere Overmaasche Landen, zeer goede Hennip-akkers, en de Krapkweekery is in deeze en geene streeken een voornaame tak van veeler welvaart. In 't midden van 't Land zyn hier en daar kleene poelen en meiren, als die by de Struiten en Schapen-Gors, by den Gnephoek, Kruiningen en het gedagte Rokanje; ook heeft het, zoo aan den kant van Hellevoet, als wel inzonderheid naar de Maaze, verscheiden zandbanken voor zig liggen, als, de Hinder, de Bol, de Krabbe, de Nes, Middelgrond; enz. waar van ik eene goede aftekening bewaare; dog welke ik, om dat die zandbanken genoeg bekend zyn, hier vermyde in te lasschen. De Eilanden dus afgehandeld zynde, die tusschen de Oude Maaze, het Hollandsche Diep, en 't Haringvliet gelegen zyn, zoo heeft men hier nog twee Eilanden tot ons ontwerp te betrekken, die aan de Zeeuwsche eilanden grenzen, en ook nog gere- | |
[pagina 17]
| |
kend Ga naar margenoot+worden onder Holland te behooren: te weeten Goedereede en Over-Flakkee. Ga naar margenoot+Het eerste, Goedereede genaamd, is het Zuidwestelykste gedeelte van gantsch Holland, en bevat, benevens de stad Goedereede, met derzelver grondgebied, vier Polders of Ambagtsheerlykheden. Deeze maaken te samen een Eiland uit, dat ten deele door Duinen, ten deele door Dyken bewaard word; zynde omringd door het Brouwershavensche Diep, de Noordzee, en het Goereesche Gat; strekkende zig voorts Zuid Oostwaards uit naar het naastgelegene eiland Over-Flakkee; waar aan het zelfs, door verscheiden tusschenkomende Plaaten en Gorzen, genoegzaam vastgehegt is. Ga naar margenoot+Het hier dus aangehegte eiland Over-Flakkee ligt aan dezelfde stroomen; die, dit Eiland bespoelende, ten Noorden onder den naam van de rivier Flakkee of het Haringvliet, en ten Zuiden onder dien van de Bieningen of Grevelingen en de Krammer voorkomen. Het strekt zig voorts van den hals, die het met Goedereede als vereenigt, Oostwaards uit tot aan het Volkrak. Het behelst, behalven de plaatzen reeds opgenoemd, in de meldinge van Putten over Flakkee, nog eenige Dorpen en Polders, die Regtsgebied hebben; mitsgaders de vrye Heerlykheid van Klinkerland, en de Ambagtsheerlykheid van Sommelsdyk; welke laatste egter onder de Provincie van Zeeland gebragt moet worden. Beide deeze Eilanden, die of geheel, gelyk Goedereede, of ten deele, | |
[pagina 18]
| |
Ga naar margenoot+gelyk Over-Flakkee, tot de Landen van Voorn behooren, en dus ook in zoo verre, met de benaaming van Westvoorn en Zuidvoorn benoemd worden, hebben veele schoone klaigronden, die zeer bekwaam zyn tot het teelen van Graanen en Meekrappen; 't welk ook eene oorzaak is, dat de Meekrappen daar ongemeen wel en veel worden voortgeteeld, en 'er kostelyke graanen, die onder de Zeeuwsche Tarw sorteeren, wassen. Hier mede deeze Eilanden genoeg beschouwd agtende, zoo keeren we ons nu voorts naar die geene, die zig hooger op, over, en tusschen de oude Maaze, en de nieuwe, thans de Merwede genaamd, bevinden. Onder deeze komt, naast Rozenburg, met de daar aan verknogte Krabbe, in 't midden der Maaze, tusschen Delfland en Oostvoorn, waar onder het behoort, gelegen, (om ons met eenige mindere kleene eilandjes niet op te houden,) voornamentlyk in aanmerking het Eiland, dat wel Ga naar margenoot+byzonder naar 't Land van Ysselmonde benoemd mag worden. Dit Eiland, een der bloeijendste van Zuid-Holland, bevat, voor eerst, de reeds genoemde plaatzen, Poortegaal, Hoogvliet, Pernisse, 's Graaven Ambagt, Rhoon met Pendrecht, Albrantswaard, de Kyvelanden en eenige bedykte Landen, die onder Putten over de Maaze gerekend worden. Deeze plaatzen zyn, by wyze van een byzonder Eilandje, van het eigentlyke Land van Ysselmonde afgeschei- | |
[pagina 19]
| |
den Ga naar margenoot+door een vaarwater, genaamd de Koedoot. En daar tegen over is in dit Eiland gelegen de Ambagtsheerlykheid Charlois, met de overige gemelde plaatzen, die onder Putten over de Maaze behooren. Men ontmoet hier ook den Zwyndregtschen- en den Riederwaard, mitsgaders de twee Ambagten van Oost- en West-Ysselmonde, als mede de Ambagtsheerlykheden van Oosten West-Baerendregt, benevens die van Karnisse; welke alle in verscheiden Polders enz. verdeeld zyn. Alle deeze opgenoemde Landen gezamentlyk het eiland Ysselmonde uitmaakende, zoo word dit Eiland, van tegen over Dordregt af, tot voorby Rotterdam, Delfshaven en Schiedam, tegen over Rozenburg, daar 't zeer smal toeloopt, op de lengte van ruim vyf uuren, en op zyne grootste breedte slegts anderhalf uur gaans groot gerekend. Dit Eiland word meest bewoond door zeevaarende lieden, en inzonderheid visschers, die zig op de Zalmvangst, dog meest op de Haringvangst, toeleggen; ook vind men 'er veele stoute zeegasten, die op kaagen en soortgelyke vaartuigen den koophandel, langs de Maaze en op de Zeeuwsche stroomen, bedienen. In het Land zyn vette en zeer goede gronden, mitsgaders weilanden genoeg om vee aan te fokken; als mede andere velden, die tot het kweeken der Meekrappen gunstig, en voor 't Graangewas vrugtbaar zyn; niettegenstaande veele moerassige rietvelden het Land omrin- | |
[pagina 20]
| |
gen. Ga naar margenoot+De Maasstroom spoeld aan dit Eiland zeer vette, zoete en vrugtbaare slibber, die bekwaam is om het voorland tot de gemelde Meekrappen te doen gebruiken; dog, dewyl de inwoonders meest alle stoute watergasten zyn, zoo word deeze tak, gelyk ook die van den veebouw, als geen algemeen bestaan, maar alleen als dat van eenige byzondere persoonen, behandeld. Egter bloeit dit Land, door 't een en 't ander, uit hoofde der nabyheid aan Rotterdam, Dordregt en andere Steden, in volle welvaard. Tot hier toe, zoo kort als doenlyk was, de Zuidhollandsche Landen doorkruist hebbende, die, ten opzigte van het vaste land van Holland, aan de overzyde der Maaze liggen, en om die reden ook Over-Maasche Landen genoemd worden; zoo eischt thans ons bedek, om op eene dergelyke wyze de Landen aan deeze zyde der Maaze, in derzelver opnoeming te doen volgen. Hierom zullen wy, langs de Maaze te rug keerende, de Lek gaan bezoeken, en een begin maaken met de Landen, die aan de grenzen van Gelderland liggen, en door de Lek en Merwede afgescheiden zyn. Het eerste Landschap waar in wy dan overstappen, is het Graafschap Leerdam, het Land van Gorkum, en Vianen.. Ga naar margenoot+Het eerstgemelde Graafschap Leerdam, strekt zig ten Noorden tegen het Land van Vianen, grenst ten Oosten aan het Graafschap Kuilenburg, heeft ten Zuiden het ri- | |
[pagina 21]
| |
viertje Ga naar margenoot+de Linge, en aldaar en ten Westen het Land van Gorkum. De voornaamste plaats van dit Graafschap is het steedje Leerdam. De plaatzen onder het Leerdammer gebied zyn de volgende: Schaik, het hoog einde van Middelkoop, Bruinsdeel, hoog Oosterwyk, de Geer, Over Heikoop, en Over Boeikoop, als mede Schoonderwoerd, Acquoy, en het nedereinde van Spyk, welke twee laatstgenoemde egter over de Linge gelegen zyn. Ga naar margenoot+Het Land van Vianen, waar in zig insgelyks eene Stad van dien naam bevind, scheid, met Leerdam, dat gedeelte van Zuid-Holland van de Provincie Utrecht, door den daar voorby vlietenden Lekstroom. Het Land van Vianen breid zig, van het Graafschap Leerdam af, langs het Land van Gorkum ten Zuiden, en de Lek ten Noorden, Westwaards uit naar den Alblasserwaard; deszelfs uitgebreidheid word gegist op de lengte van drie uuren, en de breedte van ruim één uur gaans. Onder het Land van Vianen zyn, de stad Vianen met Bloemendaal, Bolgery en Authena, en voorts de districten Heikoop, Boeikoop, Lexmond, Achthoven, Lakerveld, Meerkerk, Ameide en Tienhoven. Beide deeze Landen zyn, wat hunne gronden betreft, alle klaiagtig van aart, hoog en droog gelegen, vrugtbaar in allerlei boomooft van Appelen en Peeren; overal vind men milde boomgaarden, inzonderheid van Kersen, allerlei Pruimen en andere | |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+boomfruit. Ook word 'er hier en daar veel Boekweit en Vlas voortgeteeld; welker akkers, tusschen de plantagiën der boomgaarden, dit Land tot een aangenaamen lusthof maaken. Ga naar margenoot+Het Land van Gorkum, ook wel de Landen van Arkel genaamd, voor en tusschen de voorschreeven Landen, die 'er Noorden Oostwaards aan paalen, gelegen, strekt ook ten Oosten aan den Thielerwaard beneden Asperen; en breid zig Westwaards uit tot aan den Alblasserwaard. Het Land van Gorkum is lang drie, en breed twee uuren gaans. De aanzienlykste plaats van dit Landschap is de oude vesting der Heeren van Arkel, welke Stad denzelfden naam als het Landschap draagt, te weeten Gorinchem of Gornichem, en by verkorting Gorkum. Deeze Stad ligt aan de regterhand van de Merwede; welke rivier, kort boven die Stad, uit de vereeniging van Maas en Waal, omtrent Loevestein, de bekende gevangenis van Staatspersoonen, op den uitersten hoek van den Bommelerwaard, op Hollandschen grond gelegen, gebooren, aldaar den naam van Merwede of Merwe ontfangt. En de Stad zelve word in twee deelen gedeeld, door het riviertje de Linge, dat alhier met eene doorgegraaven vaart in de Merwe uitwaterd. Buiten de gemelde Stad, die de agtste stem in de Vergaderingen der Heeren Staaten heeft, behooren tot dit Land etlyke Dorpen en Ambagten, welke onderscheiden worden in zulke, die | |
[pagina 23]
| |
Ga naar margenoot+boven, en zodanigen die beneden den Souwendyk zyn. Voorts ontmoet men nog op de grenzen van dit Landschap de Baronny van Asperen en de Heerlykheid van Heukelum, met derzelver kleene steedjes Heukelum en Asperen, die beide ruim een half uur van elkander af liggen, aan de overzyde van de Linge. Het Land van Gorkum deelt mede in de vrugtbaarheid der Landstreeken, die aan Gelderland grenzen; welker vrugten en gezegende voortbrengzelen, in Utrecht en door gantsch Holland, met groote menigten worden vertierd. Naar den kant van Vianen en Leerdam vind men ook gantsche stoeteryen van Paarden; die aldaar worden aangefokt door lieden, welke alleen daar uit hun bestaan hebben. Men agt gemeenlyk de Paarden aldaar aangefokt, voor geene van de minste, en byna zoo goed, (zoo niet veel al beter,) dan de Friesche Paarden; waar van de Gorkumsche, Lexmonder, Vianer en Utrechtsche Paardemarkten getuigen kunnen. Ga naar margenoot+Uit het Land van Gorkum gaan wy in den daar aan grenzenden Alblasserwaard. Dit is insgelyks eene vrugtbaare Landstreek, die men de grootste stellen kan van de Landen tusschen de Lek en Merwede gelegen. Deeze Waard breid zig langs de eerstgenoemde rivier uit, door welke dezelve, ten Noorden, van den Krimpener Waard gescheiden word; ten Westen heeft men het Land van Vianen en Gorkum, of wel de | |
[pagina 24]
| |
Ga naar margenoot+Landen van Arkel, en ten Zuiden, als mede ten Westen, de rivier de Merwede. Binnen in den Waard loopt het watertje de Alblas, eene oude Kil van de Waal, nu de Merwede, ten Westen; hetzelve loopt Oostwaards aan, en krygt vervolgens in eene gegraavene vaart den naam van den Graaf. Ook stroomt 'er in het Zuidoosten door den Waard de Giessen, eene Kil van de Merwede, uit den grooten Waard. Deeze uitgebreide Waard is in verscheiden kleiner Landen verdeeld, waar van de volgende de voornaamste Ambagten en Heerlykheden zyn: Slydregt, Naaldwyk, Niemandsvriend en Lokhorst, Alblas, Alblasserdam, Nieuw Lekkerland, Streefkerk, Molenaars Graaf, Brandwyk en Gybland, Bleskens Graaf, Giessen-Oudekerk en Giessendam. Behalven deeze Ambagtsheerlykheden, liggen nog in den Alblasserwaard, onder de Provincie van Holland, de Stad Nieuwpoort, de Baronny van Liesveld, die verscheiden Ambagten en Dorpen onder zig heeft; en voorts de Hooge Heerlykheden Papendrecht met Zuider Matena, Wyngaarden met Ruigbroek, Giessen-Nieuwkerk, Hofwegen, Slingeland, Laag-Blokland, Goudriaan, Noordeloos en Hardinksveld. Men kan uit deeze optelling, die met de benoeming van verscheiden kleene Dorpen enz. nog vermeerderd zou kunnen worden, zeer wel opmaaken, dat de Alblasserwaard geenzins eene der kleenste Landsverdeelingen is. Dezelve heeft de lengte van vyf | |
[pagina 25]
| |
Ga naar margenoot+volle uuren gaans, en de breedte van ruim twee en een half uur; en word, volgens de opgaave in den Tegenwoordigen staat van Holland, met de Hooge en Ambagtsheerlykheden, zo in de Provincie van Holland, als eenige weinige onder het Sticht van Utrecht gelegen, getaxeerd op 21340 Morgen, en 100 Roeden Lands. Veelmaal en op verscheide tyden is dit Landschap blootgesteld geweest voor de elendige noodlottigheden der watervloeden; veroorzaakt door den aandrang der twee groote rivieren, de Lek en Merwede, die hetzelve ten grooten deele omringen. Dit onheil word hier verzwaard, door de laagte van het Land zelve; dat de indringende golven greetig ontfangt, en het welk men niet, dan met ongeloovelyke moeite en kosten, van het daarover gestroomde water kan ontlasten; wordende zelfs door des kundigen getuigd, dat de Landen op sommige plaatzen aldaar laager liggen dan de bodem der riviere de Merwede zelve. Veelen der landeryen in den Waard zyn, gelyk dit aan veele laage landen eigen is, Hooilanden; dog van een maar middelmaatig soort: vermits de wateragtige en laage grond veel biesgras en schadelyk heermoes of heerbuis, tusschen het hooi laat groeijen. Men vind 'er egter ook nog weilanden, die, als de Waard een geruimen tyd van overstrooming bevryd blyst, zeer goed en grazig zyn; dog dit ongeval hebben, dat men, uit hoofde van derzelver laagte, de beesten 'er niet vroeg | |
[pagina 26]
| |
Ga naar margenoot+in kan brengen, noch laat kan doen verblyven. Voorts heeft men hier Hoeplanden, die men Grienden noemt, op welke eene groote menigte van Waterwillige-boomen wassen, waar van men Hoepels maakt. Hier mede geneeren zig de Huislieden veel al in den Winter; en 'er worden in deeze Landstreek alleen meer Hoepels gemaakt, dan in alle de overige plaatzen deezer Provincie te samen; door welker vertier het gebrek van goed hooi en andere landvrugten vergoed kan worden. Daar benevens word 'er in deezen Waard nog al veel Hennip, die men hier Kennip noemt, geteeld, die bekwaam is tot het maaken van zeildoek en touw, mits dat het niet te zwaar zy; het welk ook dit Land niet weinig bevoordeelt. Wel byzonder word 'er, in de Baronny van Liesveld, een overvloed van Hennip gewonnen; en deeze Landstreek, schoon vol liezen en biezen, heeft nogtans niet alleen haare Elzenbosschen en Grienden, maar ook goede vette Weiden en Hooilanden. Een goede en welverzorgde Dyk omringt dit gantsche Land, dat in een gemeenen Dyk-ring ligt, met de vyf zoogenaamde Heerenlanden; te weeten Arkel, Vianen, Leerdam, Hagestein en Everdingen: om deeze gezamentlyke Landen, zoo veel mogelyk is, te beschermen, tegen de overstroomingen van de Lek en de Merwede; die des niettegenstaande hier menigwerf eene jammerlyke verwoesting te wege gebragt hebben. | |
[pagina 27]
| |
Ga naar margenoot+Naast aan den Alblasserwaard volgt de Krimpenerwaard; zynde dat gedeelte van Zuid-Holland, het welk door 't water van de Ga naar margenoot+Lek, de Maaze, den Yssel en de Vlist omspoeld word; dat daar door, even als de opgemelde Waard, meermaalen aan de allerjammerlykste gevaaren van watersnooden is blootgesteld geweest, en nog dikwils dezelve ondergaat. Een by uitstek droevig voorbeeld hier van levert ons het voorgevallene in den jaare 1572; wanneer dit Land, na het doorbreeken van den Waard, zeven volle Jaaren waterpas onder de golven der rivieren is bedolven geweest. Dog de natuur schynt alle deeze noodlottigheden tot vrugtbaarheid te hebben ingerigt; om door deeze overstrooming der rivieren, als door die van een tweeden Nyl, de anders schraale ondergronden tot vette en gantsch vrugtbaare klailanden te hervormen; waar op ongemeen schoone en vette weilanden zyn gelegen. Op dezelve graast welgevoed en tierig vee; en als andere landen, van wegens de droogte, kwynen, is deeze landstreek dikwils wel van gras voorzien; het welk ook eene oorzaak is, dat aldaar, uit ongemeenen vetten room, puikgoede kaazen gemaakt worden; die meest alle naar de stad Gouda gevoerd zynde, onder den algemeenen naam van Goudsche kaas bekend staan, en waar onder de beroemde Stolksche kaazen uitmunten. Dewyl dit Land meest vlak en waterig is, zoo vindt men 'er ook weinig zwaar geboom- | |
[pagina 28]
| |
te; Ga naar margenoot+boschaadjen of kreupelbosschen zoude men hier vergeefsch zoeken; alleenlyk zyn 'er, gelyk in den Alblasserwaard, ontallyke willigen, heesters, en om en aan de wooningen van deezen en geenen, ook vrugtbaare Boomgaarden, die een overvloed van allerlei appelen en peeren uitleveren; mitsgaders Akkers, die met veele moeskruiden beplant zyn. De stad Schoonhoven, aan de Lek, in deezen Waard gelegen, is wel byzonder vermaard wegens de Zalmvisschery, en het rooken dier visschen, alom onder den naam van Schoonhovenschen Zalm bekend; 't welk één der voordeeligste takken van 't welvaaren deezes Lands aan dien kant uitmaakt. Men gist den Krimpenerwaard, Noorden Zuidelyk, lang drie uuren, en in tegenstelling breed omtrent twee uuren, en drie kwartier uurs gaans: de gantsche bedyking word begroot op 14000 Morgen, dog in den omslag der Lasten rekent men maar 10586 Morgen lands. Aan de overzyde der opgemelde rivieren, de Lek, Maaze, Yssel en de Vlist, die deezen Waard omringen, heeft dit Land ten Noorden en Noordwesten een gedeelte van het Baljuwschap van Woerden en Rhynland, en voorts Westwaards Schieland, mitsgaders het Land van Ysselmonde; het grenst ten Zuiden aan den Alblasserwaard, en wat Zuidelyker ten Oosten aan de Landen van Ysselstein. Aan den kant van den Alblasserwaard, schuins tegen over de stad | |
[pagina 29]
| |
Ga naar margenoot+Nieuwpoort, ligt hier aan de Lek de bovengenoemde stad Schoonhoven, de tiende stemhebbende Stad in de Vergaderingen der Heeren Staaten. In het midden Van den Krimpenerwaard bevinden zig twee meertjes of poelen, de eene in de Bakkers Waal, en de andere bekend onder den naam van den Boezem of Loet, welke in eene binnen-vaart van dien naam uitloopt. Deeze poelen zyn veroorzaakt door het uitveenen, gelyk 'er ook nog veengronden zyn. Men heeft in deezen Waard de Hooge Heerlykheden van Berg-Ambagt, 's Heer-Aartsberg, en Klein-Ammers, als mede van Lekkerkerk en Zuidbroek. Onder de overige Heerlykheden, Ambagten en Dorpen, zyn de voornaamsten, Krimpen op de Lek, Krimpen op den Yssel, Onderkerk op den Yssel, Berkoude met Achterbroek, Gouderak, Stolwyk, en de stad Haastrecht met Vlist en Bonrepas, ten Oosten en ten Westen van het water de Vlist. Voorts ontmoet men hier den Stormpolder, dus genaamd, om dat dezelve op den uithoek van Lek en, Yssel, als een vooreiland, ligt, en den eersten aanval der stormen heeft; als mede den Nesse Polder, dien van Byersum, en nog veele andere gehugten, welke alle met het geheele Land beslooten worden binnen een zwaaren hoogen Dyk, die, hoe sterk, nogthans niet zelden door de kragt der hooge watervloeden in gevaar is. Men kan uit dit alles zeer wel begrypen dat de Krimpenerwaard mede geen kleen | |
[pagina 30]
| |
Ga naar margenoot+gedeelte van Zuid Holland is; en dat dit Land ook milde en gezegende vrugten op zyne beurt mededeelt. Dog het gezegde genoeg agtende, gaan wy over in het nabuurige Ysselstein. Ga naar margenoot+Het Land, of de Baronny van Ysselstein, in den Lopikerwaard gelegen, is zeer lang en smal; het grenst ten Oosten en ten Noorden geheel, en ten Zuiden gedeeltelyk aan de Provincie Utrecht: aan de Vlist beginnende, strekt het zig in de lengte Oostwaards uit, tot aan het nedereinde van Jutfaas, en het hooge Regtsgebied van Vreeswyk of de Vaart, en ligt in de breedte tusschen het Land van Montfoort ten Noorden, en Lopik, onder Utrecht, mitsgaders Zuid-Polsbroek, tot de Provincie Holland behoorende, ten Zuiden. De lengte word geschat op drie en een half uur; maar in de breedte kan 't op zyn breedste naauwlyks een uur gaans haalen. Door dit Landschap loopt in de lengte een water, 't welk in den Yssel begint, en, langs Benschop en Noord-Polsbroek, in de Vlist eindigt; ook begint de Yssel zelve niet ver boven het Land van Ysselstein; deeze stroom schynt oudtyds uit de Lek voortgekomen te zyn, een weinig beneden Vreeswyk of de Vaart, is naderhand toegedamd boven, en loopt midden door de stad Ysselstein, de Hoofdplaats, en eene Vrystad, in die landstreek. Het gantsche Land bestaat meest al uit harde en vaste klai; aan den eenen kant is het vol Boomgaarden, en aan den anderen | |
[pagina 31]
| |
Ga naar margenoot+kant, naar Benschoperdyk, met schoone Weilanden voorzien: ook teelt men 'er allerwegen zeer goed Graan van allerlei soorten. Dog de klai word aldaar, gelyk ook in het Land van Montfoort, Lopik, en een gedeelte van den Krimpenerwaard, met veel moeite, en zeer zwaar bearbeid, als zynde hard en vast; zoo dat men aldaar meerendeels met vier paarden ploegt, en by harde droogte met meerder; gelyk dit aan alle de hooge klailanden, die naby Utrecht liggen, eigen is. Benevens het Land van Ysselstein, behoort, in deezen Lopikerwaard, ook nog onder de Provincie Holland, de vrye Heerlykheid van Zuid-Polsbroek, die aan Noord-Polsbroek grenst: als mede de vrye Heerlykheden van Jaarsveld, Zevender en Kabaauw, die tusschen de rivier de Lek en Lopik, onder de Provincie Utrecht, gelegen zyn. Uit den Lopikerwaard, die, als uit het gezegde is af te neemen, ten deele Hollandsch, ten deele Stichtsch is, zouden we gevoeglyk kunnen overgaan in het Baljuwschap van Oudewater en 't Waterschap van Woerden. Dog het komt my wel zo eigen voor, eerst de aangrenzende Landen aan den Krimpenerwaard, langs den Maaskant, te weeten die van Schieland en voorts Delfland, te beschouwen; om dus alle de Zuid-hollandsche Landen, die aan de Maaze grenzen, eerst af te doen; en vervolgens met gemak die aan den Rhyn enz. te bezien. Overeenkomstig hier mede, keeren wy uit | |
[pagina 32]
| |
Ga naar margenoot+den Lopikerwaard, door den Krimpenerwaard, te rug, en stappen voort over in het uitgestrekte Hoogheemraadschap van Schieland. Ga naar margenoot+Het Hoogheemraadschap van Schieland ligt ten Noorden tegen Rhynland, ten Zuiden aan de Maaze, heeft Delfland westlyk, en den Krimpenerwaard oostlyk van zig. Het word van Delfland ten grootsten deele gescheiden door de Schie; van welke doorwatering de daar aanliggende stad Schiedam, de negende in den rang der stemmende Steden, bekend door haare veelvuldige Koornwyn-stookeryen, haaren naam ontleend heeft; gelyk de bloeijende koopstad Rotterdam, de Hoofdstad van dit Hoogheemraadschap, haaren naam ontfangt van de Rotte, die midden door Schieland heen stroomt, tot aan Zevenhuizen en Hoogeveen, en dit Landschap van het Noorden naar het Zuiden in twee ongelyke deelen verdeelt. Dit Hoogheemraadschap van Schieland maakt met zyne nabuurige Hoogheemraad-schappen, Delfland, Rhynland en Amstelland, om zoo te spreeken, de kern en het magtigste der Zuidhollandsche Landen uit, met welker gronden, aart en eigenschap, hetzelve ook meerendeels overeenkomt. Dog het heeft wel inzonderheid eene menigte van veengronden en uitgebaggerde Turflanden; waar door 'er in Schieland geweldige groote Veenplassen en Moerassen gevonden worden; tusschen welken hier en daar goede streeken van Wei- en Hooilanden liggen: | |
[pagina 33]
| |
Ga naar margenoot+maar het is uit hoofde van de laage en menigvuldige veengronden ligt te begrypen, dat deeze Landstreek, al is het niet door het buitendyksche Maaswater, door haar eigen binnenwater veelmaalen dras ligt, inzonderheid aan den kant van de Rotte; ter wederzyde van welken stroom de meeste veenen gelegen zyn. Onder Schieland telt men als voornaame Ambagtsheerlykheden, Hoogenban, Overschie, Kool, Schoonderloo, Kralingen, Kapelle op den Yssel, Nieuwerkerk, Moord-drecht, Zevenhuizen, Moerkapel en de Wildeveenen, Hillegersberg en Schiebroek. De Hooge Heerlykheden zyn Matenes, Bleiswyk, Broek, Thuil en 't Wegje. Voorts grenzen aan Schieland de Dorpen en Landen van Waddingsveen, Snydelwyk, Peulyen en Hoogeveen, in welks water de Rotte eindigt, mitsgaders de Heerlykheid Hazarswoude, in Rhynland; en aan de overzyde van dien stroom liggen nog in Rhynland Zoetermeer en Zegwaard, en in Delfland, Berkel, Rodenrys, Schieveen, enz. Onder zoo veele Ambagten en Dorpen, waar van de voornaamste slegts hier genoemd worden, zyn die van Schoonderloo en Kool, benevens het vooreinde van Kralingen, en ook Overschie, tot om en by Schiedam, de eenigste plaatzen die van plassen en veengronden bevryd zyn: breidende zelfs die plassen zig uit tot digt onder de vesten der Ga naar margenoot+hoofdstad Rotterdam. Deeze Stad, die met haaren roem en welvaard gantsch Schieland | |
[pagina 34]
| |
Ga naar margenoot+bloeijen doet, en het Hoogheemraadshnis van Schieland binnen haare muuren heeft, is de zevende Stad in den rang der stemmende Hollandsche Steden, en ligt op de breedte van twee en vyftig graaden drie minuuten, en de lengte van vyf en twintig graaden agt en dertig minuuten. De gelegenheid deezer Stad aan de Maaze, in het hartje en het allerbeste van Zuid-Holland, doet haar met Amsterdam om den prys der Zeevaart dingen, welk zy in den handel met Engeland overtreft. Ook levert zy uit Vrankryk den besten Wyn, en deelt uit Zeeland het eêlste Graan aan het Vaderland mildelyk mede. De Natuur schynt inderdaad ten deezen opzigte een zeer groot voorregt aan Rotterdam geschonken te hebben; dewyl alles, wat uit Maas, Merwe, Rhyn, Lek, Yssel, of Waal, na Zee, of uit Zee derwaards wil, die Stad moet passeeren; het welk de schrandere huygens ook geestig in zyne Stedevaarsen, als hy van Rotterdam spreekt, doet opmerken, zeggende: 't Zy Wael, of Rhyn, of Maas, of alle dry te saem,
't Zy Yssel, Merw', of Lek, of dry in eenen naem,
Of zes in eenen buick, sy moeten t'mynent bueren,
En willen niet in Zee of kussen eerst myn mueren;
Door dit voordeel en deeze gunstige ligging bloeit ook gedeeltelyk het nabygeleegen plaatsje Delfshaven; het welk tusschen en Schiedam, als op een drie- | |
[pagina 35]
| |
sprong, Ga naar margenoot+aan de Maaze ligt. Deeze rivier maakt hier eene schoone Haven voor zwaar-gelaaden schepen; en derzelver laading, tot in de Haven gebragt zynde, word vervolgens met kleener vaartuig, langs de Schie, naar Delft en elders heen gevoerd. Boven dit houd de gedagtenis des grooten desideers, welken Rotterdam met een Standbeeld vereerd heeft, den naam deezer Stad in onuitwischbaar geheugen en achting. Ga naar margenoot+Uit Schieland komt men, langs de Maaze, in Delfland, het grootste en rykste Hoogheemraadschap, naast dat van Rhynland. De stad Delft, bekend door de huis vesting des grooten willems den eersten in zyn leeven, en door zyne luisterryke Praaltombe na zynen dood, is de hoofdplaats van dit Land; en dezelve heeft de derde stem in de byeenkomsten der Heeren Staaten. Delfland, ten grootsten deele door de Schie van Schieland gescheiden zynde, strekt zig, langs de buiten Maaze en den hoek van Holland, ten Westen en Noordwesten naar de Noordzee; ten Zuiden door de binnen Maaze naar Delftshaven, en is ten Noorden aan Rhynland verknogt. Het is dus het uiterste van 't vaste Land van Zuid-Holland aan de Noordzee; deszelfs lengte word bepaald op vyf en een half uur, en de breedte op vyf uuren gaans. Dit Hoogheemraadschap is zoo vol Dorpen, Gehugten, Landscheidingen, Polders en zo voorts, dat het verveelen zoude indien ik alle de- | |
[pagina 36]
| |
zelve Ga naar margenoot+wilde opnoemen. Men kan 'er eenigermaate over oordeelen, als men bezeft, dat de kundige en naauwkeurige Landmeeter cruquius, ten kosten van zyn gezigt, byna zynen leeftyd in het opmaaken eener juiste Kaarte van dit Land heeft versleeten. Het zal derhalven genoeg zyn, dat ik, naar de voorige aangenoome wyze, slechts de voornaamste plaatzen melde. Aan den kant van Rhynland en Schieland zyn, behalven de stad Delft zelve met haar Regtsgebied, en eenige reeds genoemde Dorpen, de volgende Polders en Dorpen inzonderheid in agt te neemen: Pynakker, Vrouwe-Regt, Delfgaau, de Ketel, Oost- en West-Abts-Polder, Babberspolder, Schipluide en meer anderen. Langs den Maasdyk. heeft Delfland, behalven andere districten, onder zig het Maasland en Vlaardingerland. In het laatstgenoemde vind men het bekende Vlaardingen. Dit Plaatsje, dat het Stederegt heeft, en boven al beroemd is van wegens de Haringvisschery, ligt niet ver van de Maaze, en een weinig hooger, dan daar de Oude Maas zig weder met de Nieuwe vereenigt; en den loop deezer riviere volgende, komt men in Maasland, een digt en zeer net bewoond dorp, voorts aan Maaslandsluis, dat, niet verre van Vlaardingen, een pronk der Zuidhollandsche Dorpen is. Van beide deeze plaatzen loopen, buiten andere doorwateringen en doorsnydingen, welke hier omstreeks gevonden worden, twee doorvaarten, de ee- | |
[pagina 37]
| |
ne, Ga naar margenoot+uit Vlaardingen, is bekend by den naam van de Vlaardingervaart; gelyk de andere van Maaslandsluis, onder den naam van den Trekvliet of Middelvliet, die zig op de hoogte van het Zouteveensche Meer met de Vlaardingervaart vereenigt; dat van beide deeze plaatzen een gereeden toegang na Delft te water verleent. Aan den Zeekant heeft Delfland, even als Rhynland, hooge en sterke Zeeduinen; waar van de voornaamste egter, die zig naar den Hoek van Holland uitstrekken, met gorsingen en helmplanten gehouden moeten worden; doordien de aanval der Zee aan dien kant veel van derzelver zand afspoelt: waarom ook hier ter meerdere bescherminge een zwaare Zanddyk ligt. Langs denzelven, en in den kring der Duinen, liggen nog verscheide Polders en Plaatzen; waar van de voornaamste zyn die zig naar het vrugtbaar Westland uitstrekken; als het Vorstlyk Hondsholredyk, Zegbroek, Monster, Naaldwyk, het Zand-Ambagt enz. Hier ontmoeten we wel byzonder de stad 's Graavenzande, niet ver van den Hoek van Holland in Duin gelegen, weleer der Graaven wooning, dog nu ten grooten deele vervallen duingronden, met eenige gehugten; omtrent welken egter ook eenige bekoorlyke Zaai, Weien Teellanden gevonden worden; aan den kant van Rhynland heeft Delfland Veenen en uitgeveende Plassen; als by Hogeveen, Tedingerbroek, enz. waar omstreeks ook de Landscheidingen van Delf- en Rhynland | |
[pagina 38]
| |
Ga naar margenoot+tegens elkander aanloopen, by Wilsveen en de Drymanspolder. Eindelyk rekent men nog onder Delfland de Hooge Heerlykheid Ryswyk en het Ambagt Voorburg; aan 't welke het Haag-Ambagt grenst, dat wy hier niet ongemerkt voorby kunnen gaan; te minder, daar het hoflyk 's Graavenhage aan 't zelve gelegen is. Eene plaats egter te veel bekend, te zeer geroemd en te algemeen geagt, door de hoog-aanzienlyke Vergaderingen van 's Lands Vaderen, de Residentiën der Afgezanten van uitheemsche Vorsten, en 't verblyf van veele zoo binnen- als buitenlandsche Edelen, dan dat ik 'er my hier in 't breede over zou uitlaaten. Dit alleen nogthans voegt my hier te melden, Ga naar margenoot+dat 's Graavenhage, gelegen op de breedte van twee en vyftig graaden tien minuuten, en de lengte van vyf en twintig graaden twee en twintig minuuten, gebouwd is in eene der aangenaamste streeken van Zuid-Holland. Het ligt namentlyk aan de eene zyde tusschen de klaverryke weiden van het Westland; en aan de andere onder de lommerryke schaduwe van het eenigste, (zoo men het Haarlemmer Hout onder Noord Holland betrekt,) boschaadje in Zuid-Holland; terwyl de stranden van de Noordzee by Scheveningen, Hollands fraaiste Zeedorp, een half uur gaans van den Haage gelegen, eene gestadig frissche lugt verschaffen aan dit beroemde Vlek, indien 't ons geoorlofd zy met dien naam te benoemen eene plaats, niet minder dan veele Steden; waarom de | |
[pagina 39]
| |
Ga naar margenoot+meergemelde huygens haar gantsch geestig noemt: Het dorp der dorpen geen, daar yder steeg een pad is,
Maar dorp der Steden een, daar yder straat een Stad is.
het welk hem ook vervolgens nog in zyn Voorhoutszang doet zeggen: Laat ik dan myn ooge weiden
Over d'een of d'andre kant,
'k Vinder altyd-groene weiden,
Met gestichten om-geplant;
Yemand zal my konnen thoonen
Of meer huizen, of meer houts;
Maar waar zag men oyt bewoonen
Soo veel Stads, in soo veel Wouds?
Dog wy stappen hier van af; 't is over bekend, welk een uitneemend aanzien 's Graavenhage heeft, en hoe het te gelyk met Delft gantsch Delfland een voortreffelyken luister byzet. Wat nu de gronden van Delfland betreft, deeze, schoon uit 'er aart niet vet nog weeldrig, zyn nogthans door konst, vlyt en arbeid zoo vrugtbaar gemaakt, dat deeze Landstreek overal digt bewoond, wel beplant en ryklyk van Vee en Graangewas voorzien is. Aan de eene zyde van dit Land vind men goede klai, door de veengronden, gemengd; aan den anderen kant, naby de Maaze, is uit de natuur goede klai; en Delfland heeft, | |
[pagina 40]
| |
Ga naar margenoot+landwaards in, zeer vrugtbaare Wei- en Zaailanden; ook levert het land hier zeer goede Boter uit, die zelfs by veelen boven de Leidsche Boter geschat word; dog om en aan de Duinen zyn het al stroeve Zandgronden, Heiden en Duinvelden; van de welke egter een zeer groot gedeelte ten voorbeelde kan strekken, om te toonen, hoe de vlyt onzer voorvaderen de allerstroefste en driestste landen tot vrugtbaare landen gemaakt heeft; waar omtrent ik byzonder het oog heb op het Westland, den Poeldyk, en meer nabuurige plaatzen. Uit deeze Landstreek word een zeer groot gedeelte van Zuid-Holland met allerhande schoone boomvrugten voorzien; die zelfs den prys winnen van alle andere gewassen, welke ons uit de hooge klailanden van Utrecht, Vianen enz. gezonden worden. Hier door hebben de Tuinieren deezer landen, zelfs in Leiden, Delft en 's Graavenhage, op de weekelyksche marktdagen, byzondere marktplaatzen, onder den naam van Westlanders. Benevens alle deeze Boom- en Tuinvrugten groeit 'er insgelyks het beste Graan, inzonderheid aan den Maaskant; buitendyks word ook hier en daar Meekrap geteeld: en deeze vrugtbaarheid is aan die Landstreeke genoegzaam geheel door konst en arbeid eigen geworden. Men hoore ook hier van den Ridder westerbaan getuigen, in zynen Zang op Okkenburg, eene Hofstede van dien naam in 't Westland, door hem volbouwd, in welk Dichtstuk hy | |
[pagina 41]
| |
Ga naar margenoot+ons een zeer natuurlyk en teffens konstig denkbeeld geeft, rakende de gelegenheid van dit gedeelte van Delfland, waar omtrent hy zig, onder andere beschryvingen, aldus laat hooren: Die speelevaaren wil door 't schoone koorenland,
Door 't tarwryk Westland heen, moet deeze baan ook houwen,
Van waar hy langs een vliet ziet roggen akkers bouwen,
En vaers en koejen treên ten knien toe in 't gras,
Daar eertyds voor het vee geen groene pyl en was.
Daar de Natuure mist, daar helpen 't Menschen handen;
Dat hier nu weiden zyn dat waren schrale zanden.
Men voert hier geesten weg.
Met deeze laatste spreekwyze bedoelt de Dichter de geestgronden, die meerendeels uit geel yzeragtig Zand bestaan, op welken niets groeijen kan. Verder van 't Westland spreekende, vaart hy, betreffende de Veengronden, op deeze wyze voort: Weg met den valschen grond van Veenen en Moerassen,
Weg met de bolle moer, en met den weeken bry;
Hier staat men zonder zorg en voor het zinken vry.
Hier staat gy op het zand, en buiten wei en kleiland,
En nogtans midden in het beste klei en weiland.
Ten Zuiden is het klei, ten Noorden hebt gy wey,
So is m'er midden in, al is men in de hey.
| |
[pagina 42]
| |
Ga naar margenoot+Edog, hoe schoon en vrugtbaar dit gedeelte van Delfland ons afgeschetst worde, en ook inderdaad zy, zoo moet men egter zeggen, dat het met gantsch Delfland zeer veel van het winterwater heeft te lyden; vermits de laagte dier Landen. Niet zelden ligt het gantsche Westland onder water: en ik ben 'er zelf ooggetuigen van geweest, dat de Huislieden met gelaaden schouwen en schuiten over de landen heen, en van het eene huis naar het andere voeren, om elkander van deeze en geene nooddruftigheden te voorzien. Dog in het voorjaar worden deeze landen, door middel van Watermolens en Sluisen, van dien overlast bevryd; wanneer het water door Maasland, en ook veel door Rhynland, word weggevoerd, en vervolgens na Zee gestuwd. Dit kan hier nogthans zoo spoedig en gereed niet geschieden, als wel elders; vermits Rhynland, schoon in zig zelven laag, aan dien kant hooger ligt dan Delfland; waar by komt, dat Rhynland zelf's winters met water word opgekropt; en gevolglyk eerst zyn eigen boezem van water moet ontlasten, zal Delfland daar van bevryd worden: ook is nog daar en boven de wind, die tot dat einde vereischt word, het eene Land dienstig, het andere schadelyk. Uit dit alles is ligtelyk af te neemen hoe broekig en wateragtig Delfland veel al moet zyn: maar het kan teffens tot verwondering strekken, als men nagaat hoe groote voordeelen deeze overloopingen dit land te wegen brengen: want naauwlyks | |
[pagina 43]
| |
Ga naar margenoot+is het land winddroog, of alles groent, groeit en bloeit voorspoedig, en geeft, op zynen tyd, gewenschte vrugten. Een wonderlyke voorspoed, voorwaar, by zulke tegenspoeden. Ga naar margenoot+Delfland ten Noorden verlaatende, gaan wy over in het beroemdste en voornaamste Landschap van Zuid-Holland, namelyk het Hoogheemraadschap van Rhynland; hetzelve is aan den eenen kant wat ruimer, en aan den anderen kant wat enger uitgestrekt, waar door eene bepaalde omschryving van dit Hoogheemraadschap op zich zelven niet gereedlyk te geeven zy. Tot meerder gemak van den Leezer, en om hem te klaarder denkbeeld van deeze Landstreek te geeven, zullen wy hier de benaaming van Rhynland in derzelver wydste uitgestrektheid neemen; de onderscheiden bepaaling der verschillende Regtsgebieden, daar laatende; die ook tot den aart van ons ontwerp niet behooren. Het heeft, in die ruimste benaaming, eene uitgestrektheid van wel ruim agt uuren gaans, terwyl het in de breedte op vyf en een half geschat wordt. Het dus genoemde Rhynland heeft de Noordzee ten Westen, en strekt Noordwaards tot aan Kennemerland. Ten Zuiden grenst het aan Delf- en Schieland. Verder loopt het ten Oosten, langs het Baljuwschap van Woerden, en een gedeelte van de Provintie Utrecht; van waar het vervolgens, met insluiting van 't Haarlemmer-Meer, al noordlyker, ten Oosten langs Amstelland uitgebreid is, en ten | |
[pagina 44]
| |
Ga naar margenoot+laatste aan Kennemerland stuit. In deezen omtrek bevinden zich echter verscheiden Landen, die, eigentlyk gesproken, niet onder 't Hoogheemraadschap van Rhynland behooren; dog, om verwarring voor te komen, zullen wy, de natuur van ons ontwerp in 't oog houdende, op dit onderscheid geen agt geeven, maar deeze Landstreek, in die uitgestrektheid, op eene dergelyke wyze, als de voorgaande, doorloopen. Dit Rhynland, vermaard door de overgebleeven Oudheden, ten bewyze van 't oude verblyf der beroemde Batavieren en Catten in deeze Landstreek, heeft zynen naam ontleend van den Rhyn, die 'er midden doorloopt, en zig in 't zelve by Katwyk in 't Duin verliest. Alle de Landschappen van Rhynland op te noemen, zou ons tot nog grooter getal doen opstygen, dan die van eenige andere onderdeeling van Zuid-Holland: duizenden van Slooten, Kaaden, Velden, Gehugten, Wooningen, Dorpen, eene groote menigte van vrye Goederen en Heerlykheden, die zig in dit Hoogheemraadschap enz. bevinden, zyn genoeg om verscheiden boekdeelen te vullen; derhalven zullen wy ons hier wederom alleen bepaalen tot de voornaamste, die ons in het vervolg van nut kunnen zyn. Van Delfland, langs de Noordzee, voortgaande, treed men eerst in het Dorp en de Hooge Heerlykheid Wassenaar, vermaard door haare edele Stamheeren; waar aan de | |
[pagina 45]
| |
Ga naar margenoot+Heerlykheid van Zuidwyk verknogt is. Hier uit komt men terstond in die van Voorschoten en Veur, welke beide aan de noordwestzyde van den Vliet gelegen zyn; aan wiens overzyde, tegens Delfland en Schieland aan, zig bevinden, Stompwyk, Zoetermeer en Zegwaard. Deeze drie districten worden gevolgd door dat van Zoeterwoude, het welk zig voorts hegt aan Benthuizen en Hazaartswoude; waar op volgt Alfen en Rietveld, Boskoop en voorts Zwammerdam, anders Zwadenburgerdam, of Zwaanenburgerdam met zyne Broekvelden; die ons brengen tot op de scheiding der Gouwsche Landen: welke, volgens de bovengemaakte bepaaling, ook in den kring van Rhynland enz. begreepen zyn, en waar in wy hier kortlyk stand moeten houden, Ga naar margenoot+byzonder ten wille van de stad Gouda. Deeze Stad, aan den Yssel gelegen, tegen over het Land van Haastrecht, heeft de zesde stem in Hollands Vergadering. Ze is boven al bekend door de groote menigte van Tabakspypmaakeryen, die hier gevonden worden; en beroemd door de by uitstek fraai geschilderde Glazen haarer Hoofdkerke, die door hunne levendige koleuren en konstige schildering, thans onnavolgbaar op Glas, aller oogen tot zig trekken. De Yssel, de Stad omspoelende, en doorvlietende, vereenigt zig, door middel van Sluizen, met eene gegraaven vaart, de Gouwe genaamd, die by Alfen in den Rhyn valt. Ten Oosten en ten Noorden van deezen | |
[pagina 46]
| |
Ga naar margenoot+stroom heeft men nog de Hooge Heerlykheden van Bloemendaal, Kort Haarlem met de Willens, Vryhoef met Kalverbroek, en het Land van Stein. Alle deeze plaatzen zyn aan de Zuidzyde van den Rhyn gelegen. Aan de andere zyde, of ten Noorden van den Rhyn, ontmoet men, van Leiden afkomende en oostwaards gaande, Leiderdorp, Kouderkerk, Outshoorn en Gnephoek, Aarlanderveen, Nieuwkoop, Achtienhoven, Zevenhoven en Noorden, dat ook gedeeltelyk onder Nieuwkoop behoort. Hier treft men de landscheiding tusschen Holland en Utrecht aan; en agter deeze plaatzen volgt Esselykerwoude met Jacobs-woude; waar aan verder noordwaards grenzen Hoog- of Hoomade, aan den Does gelegen, en de uitgebreide Veenlanden onder Alkemade, als Oude- en Nieuwe Wetering, de Kaag, Roelof Aartgens Veen en Rypwetering. Deeze Landen, om of aan den waterboezem van het Braassem-meer gelegen, zyn verknogt aan Langer- en Korter-Aar, Rhynsaterswoude, Leimuiden en Vriese-koop, Calslagen, en eindelyk Kudelstaart. De laatstgenoemde liggen meerendeels tegens de oevers van het Haarlemmermeer; en dit opgemelde district strekt zig uit van dat water tot aan den Rhyn, loopt langs het Baljuwschap van Woerden heen, en stuit aan de grensscheidingen van de Provintie Utrecht, het Baljuwschap van Kennemerland, en 't Hoogheemraadschap van Amstelland. Nu wederkeerende na Leiden, en van | |
[pagina 47]
| |
Ga naar margenoot+daar west- en noordwaards gaande, komen we in de Heerlykheid van beide de Katwyken en 't Zant, in Oestgeest, Rhynsburg, Warmond en Voorhout. Hier aan grenzen Noordwykerhout en de Noordwyken; voorts ontmoet men nog Sassenheim en Lisse; ter welker laatste plaatze het Land van Rhynland by den Lisser-broek aan het Haarlemmer-Meer stuit. Dit Meer, dat van tyd tot tyd in uitgebreidheid is toegenomen, op de grootte van omtrent 20000 morgen Lands geschat word, en welks verdere uitbreiding men thans met ernst poogt te keer te gaan, word mede gerekend onder Rhynland te behooren, niet slechts om dat dit Land alleen door dit Meer zyn water loost, maar ook om dat het Hoogheemraadschap van Rhynland opzigt over het Haarlemmer-Meer heeft. Van hier loopt het, langs het Meer, door Hillegom, en breid zich verder zeewaards uit, tot voorby Zantvoort, waar in het aan de Noordzee eindigt, of zoo ver het Baljuwschap van Brederode, dat wy onder Kennemerland nader zullen beschouwen, onder Rhynland gerekend word. De voornaamste streeken van Rhynland dus doorkruist hebbende, zoo staan ons de gronden van dit Hoogheemraadschap wat nader te beschouwen: waar van men, over het geheel genomen, kan zeggen, dat zy laag liggen, en dat wel ruim een derde gedeelte daar van veengrond is. Het overige is veel al klai of zand; dog wel meest het | |
[pagina 48]
| |
Ga naar margenoot+laatste, gemengd met andere gronden: ook zyn 'er weder andere landeryen, die veengronden hebben, of gezamentlyk onder een gemengd zyn; het welk dit gewest met Delf- en Schieland gemeen heeft. Het groote Meer, en eene menigte van veenplassen, maaken Rhynland zeer broekig. De Rhyn, die het Land, met zynen naam, ook een aantal van doorwateringen geeft, veroorzaakt somtyds overstroomingen; en alle winters zekerlyk eenigen overloop in de Polders. Maar de konst, de vlyt, en de wyze zorg der Heeren Heemraaden wend alles aan, om deeze uitmuntende Landstreek haare waardy te doen behouden, om, door sterke Dyken, Kaaden en Sluizen, een Land te bewaaren, waar van ik, zonder my aan grootspraak schuldig te maaken, wel mag zeggen, dat het de bloem en het puik van alle de Landen der Hollandsche Provintie is. De overvloed van tierig en weelig wassend geboomte vertoont zig, met hooge toppen, alom in de nabuurschap der Dorpen en Vlekken, inzonderheid van die geene welke aan den Duinkant gelegen zyn. Het oog vind daar alles wat de Natuur aanlokkelyks aan het zomergroen kan schenken: de schoone tuinen en boomgaarden ziet men 'er overal veel zinnelyker besnoeid en beplant dan elders; ook is de konst hier algemeen, om vroege vrugten en moeskruiden te teelen, ja zelfs uitheemsche planten en fruiten aan te kweeken. De vlakke weiden van Zoeterwoude, en | |
[pagina 49]
| |
Ga naar margenoot+de dorpen langs den geheelen Rhyn, overtreffen veele andere Landschappen in vrugtbaarheid. De naam van Leidsche boter, in deeze streek gemaakt, is genoeg om hier van getuigenis te geeven, en de heerlykheid deezer Landstreeke te pryzen. Het ryzig hoornvee, in dit gewest naar den eisch aangefokt, gaat in waardy en schoonheid alle ander vee te boven. Wil men de wateren bespiegelen, de zoute Zee geeft hier zoeten en voortreffelyken Visch; de zoete Rivier schenkt eene menigte van welsmaakende Baarzen, Voorns en Snoeken, daar de minste grep of sloot van krielt. En schenkt de Natuur, in 't wintersaisoen, rust voor dat wemelend gedierte, dan is hier overvloed van Ossen- en Verkensvleesch, in 't eigen land gemest, te vinden; en ontbrak zulk een zegen, dan zou men nog voorraad hebben in een Land, daar de noeste Landman t'allen dagen kaas en boter schenkt. Daar en boven word hier, buiten het geen de natuurlyke vrugtbaarheid verleent, nog een milde zegen over dit Land uitgestort, door de menigte van allerlei Fabrieken, die, schoon niet zo bloeijende als in vroegere jaaren, egter nog niet nalaaten, een onwaardeerbaar voordeel te wegen te brengen. Door dit alles is Rhynland, met haare gezellinnen Delfland en Schieland, ten hoogsten te agten, zo dat ze wel gerekend mogen worden het wezenlykste gedeelte van Zuid-Holland uit te maaken. | |
[pagina 50]
| |
Ga naar margenoot+Van dit zoo treffelyk Rhynland is de stad Leiden de hoofdstad. Eene Stad die, in het midden van Rhynland, en na genoeg Ga naar margenoot+in dat van Holland, gelegen, in Oudheid gelyk staat met de oudste, en in Gezag een van de eerste is, als hebbende de vierde stem in den rang der stemmende Steden. In Roem is zy ook de vermaardste; in vaderlandsche Liefde de standvastigste, in Moed de heldhaftigste, en eindelyk, in alles een Stad, die voor geene der binnensteden in Holland behoeft te zwigten, en in verscheiden voorregten ook alle de overigen te boven gaat. Zy ligt op de breedte van twee en vyftig graaden, zeventien en eene halve minuuten, op de lengte van vyf en twintig graaden, zeven en dertig minuuten; en heeft, onder de daken der Hooge Schoole, de middaglyn des Lands, door eene keurige hand berekend en getrokken. In het midden van Leiden ziet men eene hoogte, naar het daar op gestigte gebouw de Burgt genaamd, die, het zy door konst, het zy door de natuur aldaar gewrogt, een zeldzaam voorwerp is in een Land, daar men geen gebergten vind. - De gezigten eindelyk over gantsch Rhynland en Delfland heen, zyn onverbeeldelyk fraai. Dus heb ik, in een kort bestek, het aanmerkelykste van Rhynland voorgedraagen, en dit afgehandeld zynde, keer ik my weder na de grenzen van Utrecht; om de melding der overige Landen te vervolgen, die tusschen dit laatstgenoemde Hoogheemraad- | |
[pagina 51]
| |
schap Ga naar margenoot+enz. en die Provintie in liggen; die ons eindelyk aan den kring der Zuiderzee tot aan Noord-Holland zullen brengen. Wy zyn uit het Land van Ysselstein, of den Lopikerwaard, door den Krimpenerwaard, overgegaan in Schieland, hebben vervolgens Delfland en Rhynland doorloopen; nu gaan wy uit Rhynland, en de in deszelfs kring gelegen districten, of wel bepaaldlyk uit de Gouwsche Landen, in 't Baljuwschap van Oudewater, en dat van Woerden. Ga naar margenoot+Het Baljuwschap van Oudewater, dat alleen in eene Stad van dien naam, en het Regtsgebied onder dezelve behoorende, bestaat, ligt ten Zuiden en ten Noorden tusschen de Provintie Utrecht; en de stad Oudewater zelve, aan den Yssel gelegen, maakt met Woerden, dat een groot uur ten Noorden is, en Montfoort, in 't Sticht, omtrent een uur ten Oosten, eenen driehoek. In de nabuurschap deezer Stad, die op eene byzondere wyze, zelfs by de Buitenlanders, bekend is, uit hoofde der Oudewatersche Waage, op welke men zodanige lieden weegt, die van Tovery beschuldigd worden, om na te gaan, of ze een behoorlyk gewigt hebben, dat menig een in vroegere dagen, toen 't bygeloof heerschte, van den dood gered heeft, liggen de Hooge Heerlykheden Hekendorp, Linschoten met Snelrewaard en Vliet. Deeze Landen zyn ryk van klaigronden, en leveren veel Pottebakkersklay uit; Hennip, ook hier gemeenlyk Kennip genoemd, en eenig Graan- | |
[pagina 52]
| |
gewas, Ga naar margenoot+is de voornaamste teeldery waar mede de Landlieden zich alhier geneeren. Ga naar margenoot+Het hier aan grenzende Baljuwschap van Woerden word door den Rhyn, die aldaar van Utrecht afkomt, en nog eenigsins zyn vryen nederloop heeft, doorwaterd. Dit Baljuwschap, dat Zwammerdam in Rhynland, ten westen, en Harmelen, in de Provintie Utrecht, ten oosten heeft, en verder Zuid- en Noordwaards mede door die Provintie ingeslooten word, scheid Rhynland van de Provintie Utrecht, waar uit de gelegenheid ligt is na te gaan. De stad Woerden is de Hoofdplaats van dit Baljuwschap; en voorts zyn 'er nog eenige Ambagten en Dorpen, die onder deszelfs Regtsgebied staan; als de Graven, Waarder Barrewoudswaarder met Bekenes, Rietveld met de Bree, en Indyk. Het gantsche Land van Woerden is laag en op de meeste plaatsen moerassig; edog ter wederzyde van den Rhyn met vaste en zuivere klai voorzien; het welk ook eene oorzaak is dat langs de gemelde rivier een groot getal Pannen- en Steenbakkeryen gebouwd zyn; die haare klai langs den Rhyn graaven, en door den tyd het land aldaar zeer laag maaken. Hier by komt nog de Sterkte, die 's Lands Hooge Magten in de Moerassen van dit Land zoeken; het welk nog voor weinig jaaren aanleiding gegeeven heeft, om verscheiden nieuwe moerassen in eene groote uitgestrektheid, voor de stad Woerden, te graaven. Ondertusschen worden op | |
[pagina 53]
| |
Ga naar margenoot+de naastgelegene landen ook Graanen en Hennip geteeld; dog het grootste gedeelte zyn aangenaame dreeven, van wei en hooilanden, tusschen willige boomen gelegen, waar op de Veebouw bloeit, en veele Boerenwooningen zyn. Ga naar margenoot+Uit dit Baljuwschap, een gedeelte van den Stichtschen grond, overstappende, komt men in Amstelland; welk Land aan deezen kant, ten Zuiden, Zuidoosten en Zuidwesten, als 't ware met Utrecht vereenigd zynde, door verscheide Heerlykheden onmiddelyk daar aan verknogt is. Amstelland strekt zig aan den anderen kant ten Noorden en Noordoostelyk langs het Y en het Regtsgebied van Amsterdam; Oostelyk naar de Muiderban, Weesperkerspel, en de Byllemmermeer; voorts grenst het aan een gedeelte van Kennemerland, of van 't Hoogheemraadschap van Rhynland, voor zoo verre zig dat Hoogheemraadschap in 't zuidelykste gedeelte uitstrekt. Dit Baljuwschap van Amstelland word door den Amstel in twee deelen gescheiden. Aan de Westzyde heeft men de Ambagtsheerlykheid van Amstelveen, of de Amstelveender Ban, ook wel Nieuwer Amstel genaamd. Aan de Oostzyde ontmoet men de Ambagtsheerlykheden Ouderkerk of Ouder Amstel, Diemen en Waverveen. Men vind ook in deeze Landstreek de Ambagtsheerlykheden Waveren, Botshol en Ruige-Wilnisse, mitsgaders het bedykte Diemer- of Watergraftsmeer; die aangenaame en vrugtbaare Lands- | |
[pagina 54]
| |
douw, Ga naar margenoot+welke den Amsterdammeren tot een Wandelhof verstrekt. Deeze laatstgenoemde plaatzen behooren egter, juist gesproken, niet onder dit Baljuwschap, maar ze hebben 'er zo veel gemeenschap mede, dat ze, in eene beschryvinge dier Landstreeke, daar onder wel in aanmerking genomen mogen worden. Op eene dergelyke wyze Ga naar margenoot+is het met de stad Amsterdam gesteld, die aan 't uiterste noordeinde deezer Landstreeke aan 't Y gelegen is. Deeze Stad, die de vyfde stem heeft in de Vergaderingen der Heeren Staaten, is eene der beroemdste en bloeijendste Steden van Europa, en op zig zelve alleen genoeg om niet slechts het omliggende Amstelland, maar zelfs gantsch Holland door haaren naam en luister te vereeuwigen. Myn bestek laat niet toe in haaren lof uit te weiden; ook zou ik veelligt te kort schieten; waarom ik hier liever zwyge; gedagtig aan de taal van den grooten huygens, die zig, tot deeze Stad rigtende, vraagt, en haar voorts aldus spreekende invoert: Tweemael Venetien, waer 's 't einde van uw wallen?
Segt meer, segt, vremdeling! segt liever niet met allen!
Roemt Roomen! pryst Parys! kraeyt Cairos heerlickheit!
Die 't schricklikst van my swyght, heeft allerbest geseit.
Wat de gronden van Amstelland betreft, dezelven zyn voor het grootste gedeelte | |
[pagina 55]
| |
Ga naar margenoot+laag, moerig, en meestal veenagtig; voornamentlyk in den ommekring der stad Amsterdam; dog daar dit Land zyne hooge gebuurlanden nadert, deelt het in den aart dier gronden. Aan den kant van Rhynland, naar het Haarlemmermeer, heeft Amstelland de beste veengronden; verder binnenwaards, is het land moerassig en klaiagtig; en daar 't aan 't Stichtsche grenst, heeft het goede klai- en zaailanden. Ook deelt het met Gooiland, aan die zyde, in de vaste en zandige heigronden; waar op de Boekweit en ander Graan geteeld word, dog dit is slegts voor een kleen gedeelte. Ik heb my in dit doorloopen van Amstelland inzonderheid bepaald tot het Baljuwschap, en 't geen daar mede ten naauwste verknogt is, om dit Baljuwschap niet te vermengen met het Dykgraaf- en Hoogheemraadschap van Amstelland, dat in een zeer grooten ommekring gaat over verscheiden wyduitgestrekte nabuurige Landen, die het regt hebben om over Amstelland uit te wateren, en hun water, zo door Amsterdam, als den Zeedyk, door middel van Sluizen, in het Y en de Zuiderzee te loozen. Hier in treedende, hadden we op Stichtschen bodem moeten gaan, en etlyke plaatzen elders opnoemen, daar we reeds gewag van gemaakt hebben. Wat de nog overige plaatzen betreft, die binnen deezen grooten kring van dat Hoogheemraadschap liggen, zy zullen ons verder wel voorkomen, in de volgende beschouwing van 't nog over- | |
[pagina 56]
| |
blyvend Ga naar margenoot+deel van Zuid-Holland, waar toe wy hier mede overgaan. Ga naar margenoot+In dit gedeelte, tusschen het Baljuwschap van Amstelland en de Provincie Utrecht, dat wy tot nog niet beschouwd hebben, ontmoeten we aan den Stichtschen kant het Baljuwschap van Gooiland, of Goeiland. Dit Baljuwschap behelst die Landstreek, welke in zich vervat de stad Naarden, met de daar aan verknogte landen, die zich van Naarden af, Oost-, Zuid- en Westwaards naar de Provincie Utrecht uitstrekken. Voorts word het ten Westen bepaald door Weesper Kerspel en de Muiderban, en grenst eindelyk Noordwaards aan de Zuiderzee. Deszelfs omtrek word begroot op ruim zes duizend zeven hónderd Morgen Lands. In dit Baljuwschap ligt de stad Naarden, die boven al aanmerkelyk is, door haare wel aangeleide Werken, die haar tot eene sterke Vesting maaken. Voorts vind men hier eenige Dorpen, als Hilversum, Bussum, Laaren, Blaricum, Huizen, 's Graveland en Muiderberg. De bebouwde landen draagen hier by de inwoonders gemeenlyk den naam van Enghen, ter onderscheidinge van de hooge Hei; en dus spreekt men van de Naarder en Bussumer, de Hilversummer, de Laarder, de Blarikumer en de Huizer Engh. Het Gooiland is, hoewel niet gantsch misdeeld van Wei- en Zaailanden, egter over het geheel genomen, veelal bergagtig en zandig land, vervuld met vlakke hei- | |
[pagina 57]
| |
den; Ga naar margenoot+waar tusschen hier en daar klailanden liggen. Op de heiden graazen veele Schaapskudden, waar van goede wolle geschooren word; voor het overige ziet men de Byenhoedery hier zeer veel gehandhaafd: de beste honig en wasch word aldaar verzameld; en dit is een der voornaamste takken van de welvaard dier Dorpen, die digt aan de boekweitvelden gelegen zyn. Hoe meerder men het land aan den kant van de Eemnessen, in 't Sticht, nadere, hoe meerder men okeragtige oergronden ontdekt, vol van zogenaamde adelaarsteenen: waar van ik reeds eene aftekening in de Hollandsche Maatschappy heb gegeeven; en hier ook andere denk in te voegen, als ik tot derzelver soortbeschryving zal gekomen zyn. Hoe stroef egter veele dier gronden ook zyn, zo word Gooiland nogthans voor eene der beste Landstreeken geagt, ter voortplantinge van Boekweit, Haver en Garst. Men teelt deeze veldgewassen hier ook zo menigvuldig, dat het gantsch verrukkelyk zy, in derzelver bloeityd de welgeschakeerde landsdouwen van het Gooiland te bezigtigen; het welk veeltyds de Amsterdammers tot een verkwikkelyk speelreisje uitlokt, om de koopzorg door het aangenaam landgezigt te verpoozen. Verders kan men omtrent het Gooiland aanmerken, dat het uit eigen aart een boschagtig land geweest is; en alhoewel men niet ten vollen zeggen kan dat 'er boschaadjen in Holland gevonden worden, | |
[pagina 58]
| |
Ga naar margenoot+zoo kan men, by het Haagsche bosch en het Haarlemmerhout, met regt stellen het Naarder bosch; het welk met de Plantaadjen van het nabuurige Emmenes, met regt aanmerking verdient. Een weinig bewesten Naarden, heeft men nog het Naardermeer, waar agter Gooiland zig scheid van de hier aan volgende Muiderban en het Weesper Kerspel, met het daar aan grenzende Bylmermeer. Ga naar margenoot+In de Muiderban, die tot aan de Diemerban reikt, de Zuiderzee ten Noorden en Weesperkerspel ten Zuiden heeft, door de Vecht doorsneeden word, en in verscheiden Polders verdeeld is, ligt de stad Muiden aan de Zuiderzee; in welke de Vecht, die door Muiden loopt, aldaar, door eene zwaare steenen Schutsluis, haare uitwatering heeft. Men vind hier verscheiden Zoutkeeten en Zoutpannen, die den voornaamsten tak van den handel der ingezetenen uitleveren. Voorts geneeren ze zich veel al met de Visschery in de Zuiderzee. Het Weesperkerspel, dat zig voorts naar 't Stichtsche uitstrekt, word insgelyks doorsneeden van de Vecht, welke zich alhier met een ander water, dat met het Gein gemeenschap heeft, en de Gaasp genaamd word, vereenigt. Aan dit Kerspel, dat even als de voorgemelde Ban, in etlyke Polders verdeeld is, ontmoet ons de stad Weesp of Wezop. In deeze Stad, wel zoo aanzienlyk als Naarden en Muiden, maaken de Branderyen van Moutwyn en Jenever den voor- | |
[pagina 59]
| |
Ga naar margenoot+naamsten handel der inwoonderen. Aan den Noordwestelyken hoek van dit Kerspel is gelegen het Bylmermeer; dat in vroeger jaaren droog gemaakt is geweest, dog nu, al zedert het Jaar 1702, onuitgemaalen is blyven liggen. 't Is egter zoo, dat men 'er langzaamerhand land aanwint, door 't instorten of plempen van modder; ook ziet men 'er reeds eenige moestuinen, in welken op den nieuw gewonnen grond zeer goede groente gekweekt word. Voor 't overige heeft men nog in deeze streek, op de grensscheiding der Provincie Utrecht, als onder Holland behoorende, het Baljuwschap van de Loosdrechten, Mynden en Tekkoop, mitsgaders de vrye Heerlykheid van Loenen- Kroonenburgs Geregt. Van alle deeze laatstgenoemde gewesten, tusschen Amstelland en 't Sticht, hebben we voorts niets byzonders te melden; dan alleen, dat men van derzelver gronden kan zeggen, dat ze, naar hunne gelegenheid, meer overeenkomst hebben of met de klaijige landen van 't Sticht, of met de moerassige veengronden van Amstelland. Hier mede zal ik, aan dit gedeelte van myn ontwerp, zo ik agte, voldaan hebbende, myn Berigt van zuid-holland sluiten, en nu voorts overgaan tot het andere gedeelte deezer Provintie, te weeten Noord-Holland, of West-Friesland en 't Noorder-Kwartier. |
|