Hoofdstuk XXXVIII.
Deze sektor was zoo geriefelijk ingericht!
De jongens hokten er in gemetselde schuilloodsen.
't Leken villa's, groot en ruim en licht, met een deurtje dat schreeuwde op de verroeste scharnieren. Spitsvondige kerels hadden op al die hokjes namen geschilderd, en men las er geestigheden in dezen aard: In Vaders Vest. - De Zingende Molens. - De Zakkenvullers. - In 't Vaderland. - Nooit gerust - De Vlaamsche Leeuw. - Of ernstiger: Durendal. - Klokke Roeland. - Jan Breydel en Pieter de Coninck!
Daarlangs was het één groene stilte van onkruid, waartusschen de houten kruisjes der gesneuvelden oprezen hier en daar.
Onbekende makkers onderhielden de verspreide grafterpjes, en ze kweten zich met liefde en toewijding van hun taak.
Hier konden de jongens nu eens gerust hun hart ophalen. Van 's morgens vroeg gingen zij uit hengelen in 't kanaal of op de overstroomde meerschen. Ze vingen ook al eens een haasje in een strop of scho-