- Allez! au pas gymnastique, zei de luitenant nog.
En de Rik en Stokken-en-Zeilen weg!
De korporaal deelde hun 't Belgisch wachtwoord mee, zesmaal herhaalden zij: ‘Jeanne d'Arc!’
- Goed!
Zij aan zij, de handen in de broekzakken en de muts op half zes, trapten ze 't àf. Ze zwegen en rookten.
Na een poosje vroeg Stokken-en-Zeilen:
- Ken-de gij 't wachtwoord nog, Rik?
- Zeker!
- 't Is toch niet moeilijk: ‘Gendarme!’
- Gendarme? Ha, ja. In den oorlog zou 'nen mensch z'nen eigen naam nog vergeten.
En gerust van geweten en licht van gemoed, stapten ze door. Een beetje verder praamde Stokken-en-Zeilen weer:
- Rik, hoe hedde gij al dat Fransch geleerd?
- Met Fransch brood te eten, zei de Rik bedaard.
- Da's knap, bewonderde Stokken-en-Zeilen.
Er woei een flinke bries. De zon vergleed in een waaier van pauwenveeren. Eindelijk verdween ze geheel in den brand der kimmen.
Grijze monitors en een vloot lichte kruisers laveerden langs de kust. In den vallenden avond geleken ze op grauwe waterratten, die traag voortzwemmen. De lichtjes der boeien glommen groen en dansten op de baren. Reeds pinkelden de eerste sterren in den nog lichten hemelkoepel.
De Rik zei:
- Ze hangen hierboven de lantaarns al uit.