later rolt er als een donder door de ruimte. Verscheidene schoten knallen... Lichten bliksemen en zware slagen doen de lucht daveren. Uit al de straatjes borrelen nu de nieuwsgierigen toe naar den zeedijk. Een stem roept:
- Ze bombardeeren de kust.
De projektielen snorren door de ruimte met het geraas van sneltreinen onder den koepel van spoorhallen. Een volle uur duurt de beschieting. Daarna stoomen de schepen weer heen van waar ze gekomen zijn, traag en somber. Nog een klein, bloedrood streepje van de zon glimt boven den melkigen waterstroom, maar het versmelt aldra. Een wijle schijnt het, of ginder verre, op de westerhemelen, een kriekelaar wingert en roode trossen bengelen. Doch het is een wonderlijke begoocheling die verzwindt met de zon...
Bij groepjes, langzaam verdwijnt de menigte op den zeedijk. Weldra blijven nog alleen de schildwachten over, die met langzamen stap, op en neer wandelen. Soms klinkt een geklots van golven op de effen steentjes...
't Is donker nu. Sterren flonkeren aan den bazalten hemeltrans. En de maan, de ronde volle maan, schijnt een groote, witte bloem die drijft op een wijden, duisteren vijver. De zee zingt het goddelijk lied van al wat eeuwig is, en haar bijna menschelijke stem vloeit als uit gonzende orgelpijpen. En waar de laatste golf in een kuif van schuim openberstend, over het rulle zand verwatert, loopt schichtig soms een lichtende streep van bleekgroen fosfoorgeglimmer...