blonk haar gelaat. Ze lachte en onder 't blauw katoenen jurkje schokte heur gulle borst.
- Een glas bier, mannen?
Toen iedereen zijn pint besteld had, ruimden de jongens stoelen en tafels weg. Daarna barrikadeerden de muzikanten de zijdeur, en stemden hun instrument met schreeuwerig akkoordenlawaai.
Stokken-en-Zeilen stond op de deurstoep en vroeg:
- Mie, mag m'n kameraad ook binnen?
- Bij ja, antwoordde Mie argeloos.
En Stokken-en-Zeilen trok zijn koppig grauwtje binnen.
- He! he! gilde de waardin verschrikt, zoo zijn we niet getrouwd, zulle... Dat peerd buiten!
Stokken-en-Zeilen gaf daarop een stuiver aan een bengel om op zijn muilezel te letten.
- Allo, 'n walske, zei 't Zwierken. 't Orkest speelde en de jongens slierden in 't ronde, met lossen zwaai en zot gewentel.
Na een uur zei Wim, bazig:
- We gaan 's op een ander.
De ploeg trok op, tot groot spijt van Mie-de-Mut. Alleen de Tap-van-'t Rietje bleef om de poezelige meid te troosten... Zijn karpeloogen pinkten lodderig. Hij voelde zijn hart van jaloezie ineenkrimpen, als er een vrijpostige kerel 't leutig waardinnetje in de lenden beetscharrelde...
Stokken-en-Zeilen had zijn muilezel weer tusschen de korte beentjes gevorkt en heel de ploeg tralalierde hem achterna. Ze togen verderop naar ‘'t Zicht der