zee te plonsen, te vechten tegen de aanrollende en openslaande golven, te zwemmen op den rug, den buik als een boei opgeblazen... De sloepen zeilden heen en landden aan zonder dat er acht op gegeven werd. Alleen soms riep een vieze kwast een guitig woord tot poezelige deernen, die de korven, zwaar van visch of garnaal, wegzeulden...
De lucht gonsde van de feestelijke stemming. Ieder in zijn eigen kringetje bralde en boemelde met breugelsche uitgelatenheid. 's Namiddags, aan de loketten der bioskopen, drumden wel duizend soldaten elkaar te pletter om 't spektakel bij te wonen.
't Geld rolde grof en gezwind, en de sjacherende koopluidjes en joviale herbergiers zagen 't in hun tooglade stortvloeden, in gudsend-rijken stroom.
Was dat alles de reaktie van het maandenlange leven in de... wildernis, of een middel om het heimwee te verschalken?
De ploeg van ons regiment had ook een feestrooster opgemaakt. De groote optocht zou plaats grijpen, den eersten Zondag na onze blijde intrede.
Stokken-en-Zeilen had een muilezel bemachtigd. Waar? Beroepsgeheim! 't Was een schraal, poover dier, met lange lepelooren en schurftige plekken op den rug. De ribben staken als reepen onder de huid. Aan al wie 't gelooven wilde, vertelde Stokken-en-Zeilen dat hij een koord gevonden had, maar dat er een muilezel aan hing en dat hij zulks eerst bemerkt had bij zijn thuiskomst. In de keuken had hij 't beest mogen stallen. Hij hoopte het vet te mesten en te