| |
| |
| |
9 De Boerenoorlog in retrospectief
De tegenwoordigheid van het verleden
Dat het verleden de aandacht van de Afrikaanse schrijver blijft opeisen, blijkt duidelijk uit het aantal werken dat de jongste jaren over de Tweede Boerenoorlog verschenen is. De honderdjarige herdenking van deze oorlog is daar natuurlijk een belangrijke factor in geweest. De Boerenoorlog van 1899-1902 en de Grote Trek van 1836 zijn ongetwijfeld de twee meest cruciale episodes uit de geschiedenis van de Afrikaner. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het verlies van de Boerenoorlog werd het vrijheidsstreven van de Afrikaners, waarvan de Grote Trek de belichaming is, gefnuikt. De Boerennaties, Transvaal en Oranje-Vrijstaat, kwamen onder Engels gezag te staan. Aan de Afrikaner gemeenschap was een zware slag toegebracht. Vierduizend Boeren stierven op het slagveld terwijl zevenentwintigduizend vrouwen en kinderen als gevolg van ziekte en ontbering het leven lieten in de concentratiekampen. Bovendien had de oorlog de Afrikaners berooid. Onder andere als gevolg van de tactiek van de verschroeide aarde - het platbranden van de boerderijen - waarmee de Engelsen de weerstand op het platteland wilden breken, waren velen na de oorlog verplicht hun boerderijen op te geven en naar de stedelijke gebieden te trekken. Daarnaast waren er natuurlijk ook zware verliezen aan Britse zijde en onder de zwarte bevolking. In de oudere Afrikaanse literatuur wordt hier nauwelijks of geen melding van gemaakt.
Het hoeft geen betoog dat de Afrikaners na de overgave zwaar aangeslagen waren: hun was een groot onrecht aangedaan. Geen wonder dat bij de ondertekening van de Vrede van Veree- | |
| |
niging op 31 mei 1902 de Afrikaners zich door hun God verraden voelden. Toch wordt hun verbittering onmiddellijk omgebogen in een nieuwe begeestering. God had immers een ander plan met hen: ‘Was het geloof van het volk te vergeefs geweest? Had dat volk zich op God beroepen, en had God zich tegen hen verklaard? Laat niemand dat zeggen! [...] Wie oogen hebben kunnen zien, dat het afrikaansche ras in de welhitte van dezen strijd aaneen geweld is. En het afrikaansche volk zal aaneen gehouden worden vooral door haar, die door het heetste des vuurs gegaan zijn - onze moeders. Zij toch leden het meest. Zij toch brachten het grootste offer’ (in Jansen en Jonckheere 1999). Een reactie kan dan ook niet uitblijven. Het verlies van de oorlog leidt tot het besef dat het noodzakelijk is de krachten te bundelen om een herleving van het Afrikanerdom, met alle negatieve gevolgen die dat met zich zal brengen, mogelijk te maken.
De Afrikaners beginnen zich politiek, economisch en cultureel te organiseren - de oprichting van de Afrikaner Broederbond in 1918 is hierbij van bijzonder belang - in een poging om het Engelse juk van zich af te schudden en daardoor de geleden vernederingen ongedaan te maken. Het Afrikaanse volk zal op termijn als een feniks uit de oorlogsas herrijzen. De verkiezingsoverwinning van de Nationale Partij in 1948 bezegelt de opgang van de Afrikaner en zal leiden tot een halve eeuw van Afrikaner dominantie.
Een georkestreerde propagandaveldtocht wordt opgezet om eenheid onder de Afrikaners te smeden. Vooral de Boerenoorlog wordt gebruikt om deze eenheidsgedachte ingang te doen vinden. De Afrikaner spin doctors zijn uiterst efficiënt in het mobiliseren van Afrikaner nationalistische sentimenten: ‘Die boerekrygerbeeld is aangewend om 'n geïdealiseerde nasionale identiteit, gebaseer op godsdienstige en rassesuperioriteit, te skep’ (Du Pisani 1999). De Boerenoorlog wordt voorgesteld als een strijd tussen goed en kwaad. Natuurlijk zijn de Boerenkrijgers de witte ridders: ‘Die twee Boererepublieke se burgers op kommando was patriotiese krygers, uitstekende ruiters en skuts, dapper vegters met onwrikbare geloof in God. Hulle het teen die mag van Britse imperialisme 'n heldhaftige stryd gevoer vir die hand- | |
| |
hawing van die nasionale onafhanklikheid van die Afrikaner’ (Du Pisani). De Boerenvrouwen ondersteunen hun mannen door dik en dun. De Engelsen worden veracht. Joiners en hensoppers - Afrikaners die zich bij de vijand aansloten of de strijd opgaven - worden beschouwd als verraders en dienen uit de Afrikaner gemeenschap gestoten te worden.
Van verzoening tussen Afrikaners en Engelsen was zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw, ondanks de pogingen tot politieke samenwerking, haast geen sprake. De geschiedenis van conflicten en spanningen tussen beide blanke stammen smoorde elke poging tot toenadering in de kiem. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat tijdens de twee Wereldoorlogen een deel van de Afrikaner gemeenschap lucht gaf aan pro-Duitse sentimenten. Zowel de Rebellie tijdens de Eerste Wereldoorlog als de activiteiten van de Ossewa-Brandwag tijdens de Tweede liepen echter met een sisser af.
De spanning tussen Afrikaners en Engelsen laat ook de Afrikaanse schrijver niet onberoerd. In Die reise van Isobelle van Elsa Joubert huwt Josias van Velde, de pater familias, met de Engelse Emma Anderson. Josias sympathiseert met de Afrikanerzaak, zijn schoonfamilie is Engelsgezind. Deze botsende loyaliteiten zijn een voortdurende bron van spanningen en conflicten die ook het leven van de volgende generaties blijven verzuren.
Trouw aan het eigen volk wordt als hoogste eis gesteld. Afrikanerschap en Engelsgezindheid zijn onverenigbaar. De eenakter Oorlog is oorlog van J.F.W. Grosskopf uit 1927 handelt over de gewetensstrijd die hierdoor kan ontstaan. Zelfs als twee individuen elkaar innig liefhebben, treedt het antagonisme tussen beide volkeren als spelbreker op. Ook in het drama Donkerland van Deon Opperman en in de roman Op soek na generaal Mannetjies Mentz (1998) van Christoffel Coetzee is dezelfde problematiek aan de orde.
Voor een groot gedeelte van de twintigste eeuw fungeerden de Grote Trek en de Boerenoorlog als vaandels voor Afrikanereenheid. Ze belichaamden zowel de aspiraties van de Afrikaners als de krachten die hun streven opponeerden. Politici en literatoren
| |
| |
dienden een gemeenschappelijke zaak. De publicatie tussen 1934 en 1948 van een groot aantal autobiografische geschriften over de Boerenoorlog maakte deel uit van deze propagandaslag. Volgens Eduan Swanepoel (1996) is de strijd tussen Boeren en Britten ‘[...] in die Suid-Afrikaanse outobiografiese geskrif lank na die Vrede van Vereeniging voortgesit, nie alleen om by die Afrikaner die Self, afgetakel deur die genoemde oorlogsituasie, te rekonstrueer en menswaardigheid te herbevestig nie. Dit is ook gebruik om 'n geïsoleerde en eksklusiewe Afrikaner-Nasionalistiese “ubuntu” te skep waardeur definitiewe ideologiese oogmerke bereik moes word.’
De emotionele uitbarsting die gepaard ging met het eeuwfeest van de Grote Trek in 1938 had een soortgelijke uitwerking. In Die reise van Isobelle wordt hiervan een levendig beeld geschetst. Het losgeweekte enthousiasme was een voorbode van de verdere opmars van het Afrikaner volk.
Ook na 1948 bleef het verleden een signaalfunctie uitoefenen vooral met het doel de Afrikaners binnen het nationalistische kamp te houden. Hoewel misschien minder nadrukkelijk dan tevoren, figureerde de Afrikaner geschiedenis nog steeds als een lichtend baken in het literaire werk. In zijn historische tetralogie over de Grote Trek bouwde F.A. Venter voort op en versterkte hij tegelijkertijd de algemeen gangbare geschiedenisvisie van de Afrikaners. Rudolf Dreyer is, als hoofdpersonage, de verpersoonlijking van het Afrikaner volk. Onder Gods hoede streeft hij naar vrijheid. Dit streven kan niet gefnuikt worden in een ongelijke strijd tegen de imperialistische ambities van de onbetrouwbare Britten en de niets ontziende wreedaardigheid van de onbeschaafde zwarte stammen. Ondanks alle offers blijft hij rotsvast in zijn ideaal geloven, zoals de slotwoorden van Bedoelde land bevestigen: ‘[...] hy glo aan vryheid vir sy bedoelde land; hy glo dat hy nog Rudolf Dreyer is, die man wat uit Winterberg weggetrek het om vry te wees.’ Dat de verwezenlijking van dit absolute vrijheidsstreven onvermijdelijk gepaard gaat met zowel de verguizing van de Engelsen als het gewelddadig verknechten van de zwarte stammen die de expansiedrang van de trekkers tegenstaan, lijkt Dreyer, en met hem F.A. Venter, totaal te ontgaan.
| |
| |
Een aantal hedendaagse werken heeft nog dezelfde voedingsbodem. In Brandoffer (1998) van Dolf van Niekerk, Groot duiwels dood (1998) van Eleanor Baker, en een aantal verhalen uit Boereoorlogstories (1998), onder redactie van Jeannette Ferreira, wordt de white man's war nog steeds uitgevochten. De boodschap is dan ook nog altijd dezelfde: de Afrikaner republieken waren geheel ten onrechte het slachtoffer van brutale Britse agressie. Zijn deze werken de pleitbezorgers voor meer begrip voor de Afrikaner?
De geschiedenis is het decor waartegen het leven van de Afrikaners, zowel buiten als in de literatuur, zich afspeelt. In de Afrikaanse literatuur heeft het verleden altijd een prominente plaats bekleed. Er zijn bijna geen werken te vinden waarin de geschiedenis van de Afrikaners geen rol speelt, al is het slechts door een toespeling, een terloopse verwijzing of een attribuut: een foto, een schilderij, een aandenken, een boek. De revisie van de geschiedenis speelt daardoor een cruciale rol in de ontmanteling van de apartheid. In het recente Afrikaanse proza en drama wordt voortdurend naar het verleden teruggegrepen. Vooral opvallend is de aandacht die naar de Boerenoorlog uitgaat. Dat is op het eerste gezicht verwonderlijk omdat de Boerenoorlog een conflict tussen Boeren en Britten is, terwijl de strijd tegen de apartheid blank en zwart tegenover elkaar stelt. Trouwens, in de Boerenoorlog zijn de zwarten aan beide strijdende kampen verbonden geweest en hebben ze de gramschap van zowel Afrikaners als Britten moeten verduren. Later vormen beide blanke groepen echter gezamenlijk een politiek front, zoals A.H.M. Scholtz aangeeft in Vatmaar (1995), waarin heel wat aandacht naar de Boerenoorlog uitgaat: ‘Hy het eers na die bok gewys en toe na die kwesmerk uit die Boere-oorlog op sy linkerarm: Hy was nie my vriend nie want hy was 'n Engelsman. Maar 'n witman, het ons dominee gesê, moet sorg vir 'n ander witman, selfs al moes ons Afrikaners so duur betaal vir ons vaderland.’
In de loop van de twintigste eeuw verschoof geleidelijk het vijandbeeld. Waar eerst de Engelsen de kop van Jut waren, werden later de zwarten als de grootste bedreiging voor de Afrikaners
| |
| |
gebrandmerkt. In de verklaring van het Vryheidsfront, een conservatieve Afrikaner partij, aan de Waarheids- en Verzoenings-commissie, wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen het verlies van de oorlog en de latere onderdrukking van de zwarten. De Commissie rapporteert als volgt: ‘The issues surrounding resistance to colonial domination in South Africa were further complicated by the perception on the part of many of the dominant political forces that the Afrikaner population, too, had been injured by attempts at colonial subjugation by the British. This perspective was carefully laid out in the political party submission of the Freedom Front. Describing the effects of the discovery of South Africa's mineral wealth, General Constand Viljoen states: “It invited the greedy attentions of colonialist powers, particularly Great Britain who in its imperialistic drive soon had second thoughts on its endorsement of the independence of existing Boer republics [...] The result was war and trauma of a sort that have in a way not yet been resolved. For it conditioned the white tribe of Africa - the Afrikaners - to consolidate in a nation around dangerous sentiments of a collective sense of injustice, discrimination and deprivation.” In the first Freedom Front submission, General Viljoen suggests: “We may have redirected our quarrel with the British to our compatriots in South Africa.”’ (Truth v, 1998).
De vraag rijst onvermijdelijk waarom precies aan de Boerenoorlog in het hedendaagse Afrikaanse proza en drama betrekkelijk veel aandacht besteed wordt en welke invulling eraan gegeven wordt.
| |
In de greep van het verleden
In de jaren onmiddellijk na de Boerenoorlog speelde de Afrikaanse literatuur vooral in op het traumatiserende karakter van de nederlaag. Door de capitulatie kon het oorlogsleed immers niet verwerkt worden. Vanuit hun trauma ontwikkelden de Afrikaners een strategie die hun op alle vlakken van het maatschappelijke leven een machtspositie moest bezorgen. Zodra
| |
| |
deze bereikt was, werd de herinnering aan het grote onrecht aangegrepen om het behoud van de macht met alle middelen te rechtvaardigen. De noodzaak om de touwtjes stevig in handen te houden, ten koste van wat dan ook, werd de opeenvolgende generaties als absolute prioriteit voorgehouden. De nederlaag in de Boerenoorlog kreeg daardoor een belangrijke signaalfunctie: de Afrikaners konden niet toelaten dat iets dergelijks zich zou herhalen. Het zou tot hun ondergang leiden. Macht werd gelijkgeschakeld met overleving. Dit gold zowel voor de groep als voor het individu.
Deze traditionele denkpatronen vormen dikwijls het uitgangspunt in de recente Afrikaanse literatuur. In het verhaal ‘Die bruid’ (1989) van Abraham de Vries is de conservatieve levensvisie van Van Aard een gevolg van de obsessie van zijn voorgeslacht met het verleden en meer specifiek met het lijden van de Afrikaners tijdens de Boerenoorlog: ‘Dit het voor sy geboorte al begin. By die foto van sy oupa se graf (en die hemp) het hy geleer wat dit beteken om 'n Afrikaner te wees. Die familie het al die jare die hemp gehou, die hemp wat sy oupa aangehad het toe die Engelse koeël hom getref het. [...] Tye het verander, maar die gevóél het gebly. Om nooit weer oorheers te word nie. Om mag te hê en die mag te behou.’ Dit conservatisme is, samen met andere factoren, de reden voor het verraad dat Van Aard pleegt zodra hij voelt dat zijn machtspositie bedreigd wordt. Het verhaal toont volgens Etienne van Heerden aan ‘hoedat magsvergrype deur sekere sienings van die werklikheid ingegee kan word. As sodanig is dit 'n teks wat fel kritiek opper teen die kultuurpolitieke weefwerk wat agter Van Aard sit’ (1997).
In het drama Die jogger (1997) van André Brink is Kilian, een gewezen kolonel van de veiligheidspolitie, in een gesloten psychiatrische instelling opgenomen. Hij lijdt aan achtervolgingswaan: hij meent dat de zwarte slachtoffers van zijn martelpraktijken hem naar het leven staan. Hij probeert zijn vroegere gedrag te rationaliseren door naar de geschiedenis te verwijzen. In de Boerenoorlog werd de familieboerderij verwoest. Zijn grootvader moest een nieuw leven opbouwen; hij zag zich verplicht in de mijnen te gaan werken en naar de stad te verhuizen. Kilian kan
| |
| |
zich niet veroorloven het verleden te begraven. Zijn dochter waarschuwt hij als volgt: ‘Dis die een ding wat jy sal moet leer, Ilse: dis nooit verby nie. As ons dit die dag vergeet, kan hulle ons maar onder die langboompies loop inspit.’ Hij is bereid tot de dood te vechten om te behouden wat hijzelf over jaren en de Afrikaners gedurende eeuwen opgebouwd hebben. De Afrikaners hebben het land veroverd en ontgonnen en daarom kunnen zij er bezitrecht op laten gelden. Een nostalgisch bezoek samen met zijn grootvader aan diens vroegere boerderij is Kilian steeds bijgebleven: zij werden toen door de nieuwe eigenaars als bedelaars behandeld. Die vernedering wil hij niet nog eens ondergaan.
Tegenover de belijdenis van Kilian plaatst de zwarte verpleegster die hem verzorgt háár levensverhaal. Kilians gevoel van wrok is niet uniek. De Afrikaners hebben de zwarten hetzelfde onrecht aangedaan. Door de trauma's uit zijn eigen verleden heeft Kilian geen oog voor het onrecht dat anderen door het toedoen van de Afrikaners geleden hebben. Het gewelddadige optreden tegen de andere bevolkingsgroepen heeft uitsluitend tot doel hun machtspositie te behouden en hun overleving te verzekeren. Met Kilian wordt de hele geschiedenis van de Afrikaners als een vorm van paranoia afgedaan. Bovendien hebben de Afrikaners door aan hun geschiedenis de status van een fetisj te verlenen zichzelf tot een willoos instrument ervan gemaakt.
Na de eerste democratische verkiezingen van april 1994 zegt Kilian: ‘Die geskiedenis het my verraai.’ De rollen zijn nu omgekeerd. Zijn dochter Ilse heeft met hem gebroken. Zij zweert de waarden van haar vader radicaal af: ‘Alles wat Pa ooit liefgehad het - Pa se God, Pa se volk, die grond, alles - ek spoeg daarop.’ Voor haar hebben de oude sentimenten en de voorspelbare oplossingen definitief afgedaan. Uiteindelijk lijkt ook Kilian tot het besef te komen dat hij verkeerd was: ‘Ek het 'n fokop gemaak. God, ek is jammer. Kan iemand my hoor? Maak dit nog verskil? Maar vir wat dit werd is: dis ek wat gedoen het wat ek gedoen het, en ek is jammer. Dit was nie alles met slegte bedoelings gewees nie.’ Is deze halfslachtige schuldbekentenis echter voldoende om verzoening mogelijk te maken?
Met Die jogger duidt Brink aan dat de trauma's die de Afrika- | |
| |
ners uit het verleden meeslepen, geleid hebben tot de ontsporingen in het heden. Dezelfde materie vormt het onderwerp van een aantal andere werken waarin door de oudere generatie het verleden van de Afrikaners als argument gebruikt wordt om de huidige machtspositie met alle middelen te handhaven. De Afrikaners zitten gevangen in het keurslijf van hun gemythologiseerde geschiedenis. De jongeren geloven, zoals Etienne de Villiers, het hoofdpersonage uit Slegs blankes/whites only, eerst nog onvoorwaardelijk in de ideologische voorschriften en idealen van de oudere generatie: ‘Rudolf Dreyer se storie laat my huil. Ek vee die trane af en dink, nooit weer dié ongeregtigheid nie. Soos my pa sal ek aanhou veg. Eendag sal ek hom nog wys uit watter hout ek gesny is.’ Naderhand blijkt echter de morele onhoudbaarheid van dit wereldbeeld zo onbetwist duidelijk en is de hypocrisie van het apartheidsbestel zo doorzichtig dat de jongeren in opstand komen. Dit gegeven loopt, zoals in een eerder hoofdstuk aangegeven, als een rode draad door de hedendaagse Afrikaanse literatuur.
Met de opstand van de zwarte bevolkingsgroepen tegen de genadeloze onderdrukking door de Afrikaners herhaalt de geschiedenis zich alleen maar. Xamca, de zwarte tegenspeler van Izak Koch uit Lem (1993) van P.J. Haasbroek, motiveert geweld tegen de blanken in de volgende woorden: ‘Al die jare van onderdrukking waarin julle ons weerloosheid uitgebuit het, gee aan ons die reg om julle in gelyke munt terug te betaal. Moenie nou kla nie.’
| |
De mythe doorgeprikt
Afstand nemen van het verleden is het resultaat van kritische bezinning op de manier waarop de Afrikaners zijn omgegaan met hun geschiedenis. Het groeiend besef dat de Afrikaners de geschiedenis en met name de Boerenoorlog gemanipuleerd hebben uitsluitend met het oog op het verwerven, verstevigen en instandhouden van hun machtspositie lokt heel wat literaire reacties uit.
| |
| |
Een sleuteltekst in dit verband is ongetwijfeld Magersfontein, o Magersfontein! (1976) van Etienne Leroux. In deze roman beschrijft de auteur een poging van een filmcrew om de historische slag bij Magersfontein, waar een klein contingent Boeren een overgrote meerderheid Engelsen in de pan hakte, te reconstrueren. De poging om het verleden te laten herleven loopt uit op een bespottelijke mislukking. De romanpersonages blijken op een vruchteloze zoektocht naar de historische waarheid te zijn. Leroux demonstreert hiermee dat de poging tot het herscheppen van de geschiedenis is als dansen op het slappe koord: een gevaarlijke en onzinnige bedoening.
Leroux heeft het vooral gemunt op de manier waarop met het verleden wordt omgegaan. Het verleden zelf, in dit geval de slag van Magersfontein, laat hij betrekkelijk onaangetast. In tegenstelling tot de benadering van Leroux wordt in het hedendaagse Afrikaanse proza en drama juist het verleden zelf ontheiligd doordat de schrijver de verborgen, donkere kant ervan belicht. De illusie dat de Boeren een heroïsche vrijheidsstrijd vochten en het recht steeds aan hun kant hadden, wordt in het hedendaagse Afrikaanse proza en drama totaal ontkracht.
In het toneelstuk Nag, generaal (1993) van Reza de Wet wordt een zwaargewonde Boerengeneraal - zijn verwonding is op zich al een teken aan de wand - door zijn vrouw Magda in een schuur verzorgd; hun boerderij is door de Engelsen platgebrand. Magda vertelt de generaal, om hem zijn laatste illusies niet te ontnemen en zijn lijden niet nodeloos te verzwaren, dat hun zoon een heldendood gestorven is. De generaal komt er uiteindelijk achter dat zijn zoon niet aan een vijandelijke kogel maar aan een borstaandoening bezweken is. Zijn eer als soldaat wordt hem op die manier ontnomen. In de ogen van zijn vrouw is de generaal verantwoordelijk voor de dood van hun kind. Zij is verbitterd. De oorlog heeft het gezin verscheurd. Wellicht houdt de ontwikkeling van het dramatische conflict - van de ontkenning tot de ontdekking van de waarheid - ook een verwijzing in naar het heronderzoek van het verleden in de hedendaagse Afrikaanse literatuur en de gevolgen ervan voor de Afrikaner gemeenschap.
| |
| |
Niet alleen over de heldhaftigheid van zijn zoon maar ook over de vechtlust van zijn commando en over de oorlogssituatie maakt de generaal zich illusies. Terwijl hijzelf onvoorwaardelijk in een goede afloop van de oorlog blijft geloven, zijn de Boerenstrijders volledig gedemoraliseerd omdat ze beseffen dat ze zich in een uitzichtloze positie bevinden. Alle heroïsche allure wordt aan de Boerenoorlog ontnomen; de generaal zelf gedraagt zich trouwens als een klein kind.
Het accent van Nag, generaal ligt op het leed veroorzaakt door het pathetische heldenideaal van de generaal en zijn weigering om de werkelijkheid onder ogen te zien. De oorlog waarin de Boeren een hopeloze strijd tegen een almachtige vijand voeren, produceert uiteindelijk aan de Boerenkant alleen maar antihelden en verliezers. Ook het drama Donkerland van Deon Opperman belicht de interne verdeeldheid binnen de Afrikaner gemeenschap met zijn joiners, hensoppers en bittereinders. Van een geïdealiseerd geschiedenisbeeld blijft weinig of niets over.
Dezelfde teneur is terug te vinden in het verhaal ‘Die Boere van Sondagsrivier’ met als ondertitel ‘'n Boereoorlogstorie wat vir oulaas vertel moet word’ van Pieter Wagener uit de bundel Boereboeddhiste (1997). Het verhaal handelt over vermeend verraad binnen de eigen familie tijdens de Boerenoorlog en de vergelding die daarop zonder vorm van proces door de vader van de verteller voltrokken wordt. Ook nu gaat het om het ontrafelen van het verleden, het ontdekken van de waarheid en het blootleggen van de interne familieverdeeldheid.
De titel van het boek dat de verteller uit de nalatenschap van zijn tante ontvangt, namelijk Een eeuw van onrecht, krijgt wel een bijzonder ironische connotatie. Een eeuw van onrecht (1899) werd door F.W. Reitz vlak voor het uitbreken van de Boerenoorlog in Nederland gepubliceerd als aanklacht tegen de aanhoudende pogingen van de Britten om de Boeren aan hun gezag te onderwerpen. Het is echter duidelijk dat in Wageners verhaal niet meer verwezen wordt naar het onrecht dat de Afrikaners in de negentiende eeuw is aangedaan maar wel naar de misstanden binnen de rangen van de Afrikaners zelf. Ze worden trouwens in Wageners verhaal als bijzonder barbaars en zelfs als bloeddor- | |
| |
stig voorgesteld. Ook in Die onderskepper of die dorp wat op 'n posseël pas (1997) van George Weideman staat het begrip ‘een eeuw van onrecht’ centraal. Het vormt de aanzet tot het romangebeuren en wordt toepasbaar gemaakt, zoals in ‘Die Boere van Sondagsrivier’, op het optreden van de Afrikaners tijdens de apartheidsperiode.
Een totale afrekening met het oorlogsverleden brengt Op soek na generaal Mannetjies Mentz van Christoffel Coetzee. De roman kleurt een fictieve witte bladzijde uit de geschiedenis van de Boerenoorlog in. Een amateur-historicus heeft de taak op zich genomen het oorlogsverleden van generaal Mannetjies Mentz te reconstrueren. De roman is het verslag van dit onderzoek en bestaat uit een redactionele inleiding, gevolgd door drie getuigenverslagen. Gezamenlijk vormen ze een chronologisch overzicht van de oorlogsdaden van Mannetjies Mentz en van de strijders die onder zijn bevel staan. De roman openbaart de totale ontaarding van het wraakcommando dat met uiterste wreedheid zowel Engelse soldaten als hun Boerenkrijgsgevangenen die de wapens willen neerleggen, afmaakt.
Van een idealistische, gerechtvaardigde oorlog is nergens sprake. Alleen de tomeloze gruweldaden van een totaal bandeloze generaal worden tot in de schokkendste details beschreven. Het fanatisme van de Boeren rekt de oorlog nodeloos en maakt sommige betrokkenen, zoals de matriarch van de familie Naudé, blind voor de wandaden in eigen rangen. Het gevolg is een onherstelbare breuk binnen het gezin. Coetzee maakt zowat alle heilige huisjes in verband met de Boerenoorlog met de grond gelijk. Bovendienvalt de nadruk op de interne verdeeldheid binnen de familie Naudé zodat de strijd niet zozeer tegen de Engelsen uitgevochten wordt maar eerder tussen de Afrikaners onderling. De witte vlek is tot een van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van het Afrikanerdom geworden.
Afgezien van de inleiding waarin hij stelt dat de officiële geschiedschrijving totaal onbetrouwbaar is, levert de redacteurhistoricus geen verder commentaar. Wellicht is de belangrijkste impliciete aantijging, naast de veroordeling van het uiterst wrede en zinloze geweld dat de Boeren gebruiken, dat het comman- | |
| |
do na de oorlog door de hoogste instanties in bescherming werd genomen en nooit is berecht. Hierdoor is het boek indirect een pleidooi om ook de misdrijven die tijdens de apartheidsjaren gepleegd zijn niet in de doofpot te stoppen. De Boerenoorlog krijgt zodoende als hedendaagse romanstof een uitermate grote betekenis.
Van bijzonder belang is ook het spel tussen fictie en werkelijkheid. Op soek na generaal Mannetjies Mentz pretendeert een zoektocht naar de geschiedkundige waarheid te zijn. Het speuren naar gegevens over generaal Mannetjies Mentz is echter slechts schijngeschiedenis want generaal Mannetjies Mentz heeft nooit bestaan. Alles in de roman is verzonnen door de auteur. Waar de roman dus als historisch relaas volkomen onbetrouwbaar is, werkt hij als verzinsel bijzonder vernietigend. Coetzee onthult een waarheid achter de feiten en maakt daardoor elke feitelijke, historische beschrijving van de Boerenoorlog verdacht.
Een soortgelijke demythologisering van de geschiedenis als in Op soek na generaal Mannetjies Mentz onderneemt Karel Schoeman in de roman Verliesfontein (1998). De thematische overeenkomsten tussen beide romans zijn trouwens opvallend. Ook bij Schoeman worden de Boeren negatief voorgesteld. Op Fouriesfontein, een dorpje in de Kaap dat ze tijdelijk bezetten, verliezen ze alle gevoel voor wet en rechtvaardigheid. Van hun machtspositie maken ze gewetenloos misbruik door zich van hun tegenstanders te ontdoen. Dat hun voornaamste slachtoffer Adam Balie is, een kleurling die tot de echte held van de roman uitgroeit, duidt ondubbelzinnig op de racistische inslag van hun optreden. Schoeman poneert trouwens dat de Boerenoorlog op de rassenverhoudingen in Zuid-Afrika een rampzalige uitwerking had. Verliesfontein brengt, zoals Op soek na generaal Mannetjies Mentz, een onthutsend correctief op de populaire voorstelling van de Boerenoorlog doordat het werk de donkere kant van het optreden van de Boeren in het volle daglicht brengt. Voor de weduwe van de dorpsdokter groeien de Boeren uit tot de incarnatie van het absolute kwaad: ‘Dit is wat ek met “boosheid” bedoel of met “duisternis” wanneer ek hierdie groot en ge- | |
| |
laaide woorde gebruik: mag wat op onverantwoordelike wyse uitgeoefen word, misbruik word met die doel om te vernietig of te verwoes.’ Hoewel de weduwe zich verzet, slaagt ze er niet in de Boeren van hun brutale optreden te weerhouden. Ze raken daardoor onvermijdelijk het laatste greintje moraliteit en eerbaarheid kwijt.
Het is bovendien opvallend dat in Verliesfontein de ideologische verantwoording voor de oorlog niet meer op de voorgrond staat. Er wordt niet langer gewezen op het overkoepelende raamwerk waarbinnen de Boerenrepublieken zich moeten verdedigen tegen een ongeprovoceerde aanval door een overweldigend sterkere Britse troepenmacht met alleen maar imperialistische ambities. Zonder dit bredere kader worden de oorlogsgebeurtenissen tot geïsoleerde incidenten of gevechten. Hierdoor valt de focus op de morele verantwoordelijkheid van het individu en van de groep waartoe hij behoort.
Soms gebeurt echter juist het tegenovergestelde: dan wordt de oorlog namelijk binnen een context gesitueerd die de plaatselijke en Zuid-Afrikaanse situatie ver overstijgt. M.C. Botha stelt in het verhaal ‘Die heliografis’ (in Ferreira 1998) dat de Boerenoorlog slechts één voorbeeld is van een universeel patroon van geweld en lijden. De Boeren kunnen niet beweren meer geleden te hebben dan andere volkeren. Bovendien vechten ze geen godsdienstige oorlog meer uit. God staat niet langer alleen maar aan hun kant.
Ook in de historische roman Niggie (2002) van Ingrid Winterbach wordt de Boerenoorlog door de mangel gehaald. Niggie is geen verhaal over oorlogshelden. De oorlog wordt juist van alle heroïek ontdaan. Ook nu wordt trouwens nergens aangeduid dat de Boeren een gerechtvaardigde strijd tegen een oppermachtige vijand voeren. Ben en Reitz, de twee hoofdpersonages, zijn erg opgelucht om van het slagveld te kunnen wegkomen. Ze beschouwen de Boeren als dom en kleingeestig - de naïviteit van de Boeren komt vooral tot uiting in de reacties op de natuurwetenschappelijke uiteenzettingen die ze geven - en de Boerencommandanten als onbekwame bevelvoerders die alleen hun eigenbelang nastreven. Verder vechten heeft geen enkele zin en leidt
| |
| |
alleen tot nog meer zinloos bloedvergieten. De vrede kan voor Ben en Reitz dan ook niet snel genoeg komen.
Als wetenschappers hebben Ben en Reitz een bijzondere belangstelling voor de natuur: Ben voor de planten- en dierenwereld, Reitz voor de geologie. Ook op commando proberen ze nog zoveel mogelijk de natuur te bestuderen. Ze maken in hun journalen uitvoerig aantekeningen over hun bevindingen. Deze wetenschappelijke activiteiten stellen hen in staat de oorlog te doorstaan.
Niggie neemt de Boerenoorlog als vertrekpunt maar is uiteindelijk een roman over de condition humaine: de beperktheid en de broosheid van het bestaan, de onkenbaarheid van de medemens, de behoefte aan liefde en vriendschap, het desperate streven naar geluk in het aanschijn van de dood, het gedreven zoeken naar zingeving. De oorlog fungeert als smeltkroes. Tegenover het scharrelende en krioelende natuurleven en de ontzagwekkende ontstaansgeschiedenis van de aarde krijgt het menselijke bedrijf een futiel, bespottelijk maar ook een heldhaftig karakter. Ontluistering en ontzag liggen rechtstreeks in elkaars verlengde. Niggie hangt een zuurzoet beeld op van het doen en laten van de mens.
Als de Boerenoorlog zijn onaantastbaarheid verliest, kan dat niet zonder gevolgen blijven voor de diverse betrokken partijen. In het kader van de grondige herschrijving van de Boerenoorlog wordt aan de traditionele rolverdeling een totaal andere invulling gegeven. Zo worden joiners en hensoppers met meer sympathie benaderd. Ze zijn niet langer verwerpelijke manteldraaiers maar mannen die uit radeloosheid handelen om hun families ondraaglijke ellende te besparen. Zelfs de Boeren die hun volksgenoten ervan proberen te overtuigen de wapens neer te leggen - vroeger de ultieme daad van verraad - krijgen nu het voordeel van de twijfel. In de verhalen ‘Die boodskapper’ van Leon Hattingh (1999) en ‘Jy sê teken, Botman?’ van Henriette Grové (in Ferreira 1998) handelen de hoofdfiguren uit eerbare motieven. Ze zijn er absoluut van overtuigd dat het voortzetten van de oorlog geen enkel doel dient. Hun terechtstelling demonstreert het verblindende fanatisme aan Boerenkant.
| |
| |
Niet alleen de hensoppers en joiners, ook de Boeren in de frontlinies zijn de oorlog beu. De Boeren zijn niet langer een gemotiveerde krijgsmacht, maar worden alleen door fanatieke leiders en een even fanatiek thuisfront op het krijgsveld gehouden, zoals in het verhaal ‘Jy sal jou gat sien’ (in Ferreira 1998) van Hans du Plessis wordt aangegeven: ‘Arme Bêrend. Na die robertsproklamasie het hy gedros, gemeen dit sal beter wees as hy die wapen neerlê. Die oorlog was tog verby. Sy pa, 'n beroepsoldaat in die artillerie, het hom met die sambok by die huis gaan haal en met geweld teruggedwing kommando toe.’ Vastberadenheid en moed hebben plaats gemaakt voor vertwijfeling en lafhartigheid. De onwil om tot het bittere einde door te vechten doet de Boeren hun aura van onverzettelijkheid verliezen.
Terzelfder tijd worden de Engelsen niet langer als baarlijke duivels voorgesteld. Ze ervaren vrees, pijn, vreugde en geluk zoals in ‘Joy cometh’ (in Ferreira 1998) van Dot Serfontein, een verhaal over liefde en dood en vooral over de gruwel van de oorlog gesitueerd in het kamp van de vijand. Engelse soldaten zijn, zoals de Boeren, radertjes in een krijgsmachine waarover ze geen controle hebben. Ze zijn dan ook niet erg gretig om de bevelen uit te voeren om boerderijen te vernietigen en vrouwen en kinderen op transport naar de concentratiekampen te plaatsen. Het verhaal ‘“De emigratie”, 30 Mei 1901’ (in Ferreira 1998) van Biebie de Villiers handelt over een dergelijke situatie.
Soms wordt de oorlog door Engelse ogen bekeken, dus vanuit het standpunt van de aartsvijand. In Verliesfontein van Karel Schoeman willen de Engelse vrouwen die hun oorlogservaringen meedelen eigenlijk liever niet aan de oorlog herinnerd worden; ze hebben de incidenten uit hun geheugen proberen te bannen. De oorlog heeft hen met een blijvend trauma opgezadeld dat vooral te wijten is aan het arrogante en brutale optreden van de Boerenstrijders.
Tot voor kort werd overigens weinig aandacht besteed aan het lijden van de zwarten tijdens de Boerenoorlog, hoewel ze verbonden waren aan beide strijdende kampen. In de traditionele visie op de Boerenoorlog zijn er goede zwarten, degenen die de Boeren helpen, en slechte, zij die aan de kant van de Engelsen staan.
| |
| |
Het feit dat de Engelsen hun vuile werk door de zwarten laten uitvoeren, is voor de Afrikaners olie op het vuur. Het is de ergste vernedering die ze kunnen ondergaan: ‘As die offisiere so dink en handel, wat moet 'n mens verwag van die gewone Tommie, en wat van die bruines en swartes waarvan die Engelse laers gewemel het?’ (Van Niekerk 1998). De slechtste zwarten zijn de knechten van de Boeren die zich tegen hun meesters keren, zoals Lemuel in Bakers Groot duiwels dood en Geelbooi in Van Niekerks verhaal ‘Twee keer terug’ uit Brandoffer. In het drama Donkerland van Deon Opperman doet het omgekeerde zich voor. De Afrikaner Boer breekt zijn belofte om een stuk land aan zijn zwarte knecht te geven als beloning voor diens hulp tijdens de Boerenoorlog. In twee romans van A.H.M. Scholtz, Vatmaar en Afdraai (1998), wordt de Boerenoorlog benaderd vanuit het gezichtspunt van de kleurlinggemeenschap. Het laat zich raden dat de blanken er maar bekaaid vanaf komen.
Ook de rol van de vrouw bekijkt men anders. Een van de meest controversiële aspecten van de oorlog is de Engelse strategie van de verschroeide aarde. De beschrijving van het lijden van vrouwen en kinderen in de concentratiekampen is een terugkerend gegeven in de Afrikaanse Boerenoorlogliteratuur. Ondanks hun penibele situatie blijven de vrouwen achter hun mannen staan en zijn ze dikwijls nog fanatieker dan zij. Zo reageren in Groot duiwels dood de vrouwen in het kamp onthutst en bitter op het bericht dat een vredesakkoord gesloten is. Ze beschouwen het als verraad aan de Afrikaner zaak waarvoor ze zoveel geleden hebben.
Nu wordt de donkere kant van deze vastberadenheid belicht. De vrouwen zijn blind voor de realiteit. Ze worden tot de matriarchen van de familie die door hun onverzettelijkheid verantwoordelijk zijn voor heel wat lijden. Dit is onder andere het geval in Op soek na generaal Mannetjies Mentz van Christoffel Coetzee. Soms wordt echter ook een tegengesteld standpunt ingenomen: de vrouwen beseffen de zinloosheid van het lijden en willen de oorlog doen ophouden, zoals in de verhalen ‘Die Bad’ van Erika Murray-Theron en ‘Oorlog is oorlog is oorlog’ van Margaret Bakkes (beide in Ferreira 1998).
| |
| |
Het is betekenisvol dat heel wat teksten vanuit een hedendaags perspectief terugkijken op de Boerenoorlog, waardoor een herinterpretatie ervan mogelijk wordt. Het proces van de geleidelijke ontdekking van de waarheid krijgt op deze manier een bijzonder thematisch belang. Vanuit nationalistisch perspectief gaat het verleden vloeiend over in het heden: het verlies van de oorlog vormt de impuls tot de heropstanding van de Afrikaner. Dit continuüm wordt nu doorbroken. Het in het bloed gedrenkte hemd heeft zijn emotionele appèl verloren. In ‘Ons mond’ van P.G. du Plessis wordt aangegeven dat de Boerenoorlog al te lang een ‘grievous wound’ is geweest (in Ferreira 1998). De heranalyse van het verleden gaat inspireren tot een humane visie op vroeger en nu. De basis voor het Afrikaner nationalisme wordt op deze manier volledig onderuit gehaald.
| |
Een burgeroorlog
In de recente Afrikaanse literatuur is de kritiek op het verleden en de valse voorstelling die ervan gegeven werd doortastend en genadeloos. De schrijvers en hun personages laten zich niet meer op sleeptouw nemen door de opgeklopte emoties rond de geschiedenis van de Afrikaner stam en meer in het bijzonder rond de Boerenoorlog. Ze beseffen dat de sentimenten die aan het verleden vastgekoekt raakten al te lang het wereldbeeld van de Afrikaners hebben bepaald. De overgeleverde waarden bieden geen antwoord op de uitdagingen van het heden. Van verzoening of het sereen afsluiten van een hoofdstuk kan dan ook geen sprake zijn. Er wordt tabula rasa gemaakt.
De emoties rond de Boerenoorlog zijn niet afgezwakt of uitgewist. De jongere generatie heeft onomwonden het ideologische ideeëngoed dat aan de Boerenoorlog kleeft, verworpen, tot grote frustratie van de oudere generatie die zich daardoor volledig miskend voelt. De moeder van Tilda, het hoofdpersonage uit Uitreis van Rina Sherman, geeft blijk van haar ongenoegen over deze gang van zaken in de volgende bittere bewoordingen: ‘Niemand praat ooit van al die Boere wat soos rotte op 'n streep ge- | |
| |
vrek het in die konsentrasiekampe nie. Nee wat, ons is mos nou die skuim van die aarde, ons wat daai tyd die helde van die wêreld was. Drie jaar lank het ons die Britse Ryk aan die draf gehou. Nou moet ons uitgeroei word.’
De Boerenoorlog loopt als een breuklijn door de hedendaagse Afrikaanse literatuur. Bij de jongere generatie schrijvers en hun personages geldt hun afvalligheid van de traditionele voorstelling van de Boerenoorlog als het belangrijkste signaal van hun afwijzing van de ideologie van Afrikaner nationalisme. De Boerenoorlog is niet langer een strijd tussen Afrikaners en Engelsen en wordt niet langer aangewend om de Afrikaners ervoor te waarschuwen de gelederen te sluiten tegen het vermeende zwarte gevaar. Integendeel, de houding die in het hedendaagse proza tegenover de Boerenoorlog ingenomen wordt, plaatst Afrikaners tegen Afrikaners, vaders en moeders tegen zonen en dochters. De Boerenoorlog is, in plaats van te verenigen, tot een splijtzwam van het Afrikaner volk geworden.
Door hun verzet tegen en hun afwijzing van het traditionele Afrikaner denken zijn de schrijvers ervan overtuigd het recht aan hun kant te hebben. Openen zij daardoor de mogelijkheid tot een nieuwe interpretatie van de Boerenoorlog zoals in Belemmering (1990) van Lettie Viljoen misschien wel wordt gesuggereerd? Een groep opstandelingen plant in deze roman de omverwerping van de regering. Om de tijd te doden vertellen ze elkaar verhalen over de Boerenstrijders in de Boerenoorlog. Ze spiegelen zich aan hun heldhaftig optreden. Het is natuurlijk uitermate ironisch dat ze nu waarschijnlijk hun eigen volksgenoten bevechten.
Zoals in de Boerenoorlog of in de Rebellie van 1914 leveren hun inspanningen echter niets op. Hierdoor wordt het optreden van de nieuwe vrijheidsvechters helemaal gerelativeerd. Hun passiviteit staat in schril contrast met de daadkracht van de Boerenstrijders die in hun verhalen opgeroepen wordt. Belemmering brengt daardoor een indringende deconstructie van macht en machtsverhoudingen.
Ook in Kikoejoe van Etienne van Heerden wordt aan het verleden een nieuwe interpretatie gegeven, al is het dan binnen een
| |
| |
kwajongensachtige context. De verteller beschrijft een episode uit zijn jeugd waarin hij tegen brutaal rassengeweld ten strijde trekt als volgt: ‘Ons wag tot die gees in die bene is. Soos my dapper voorouers, die Rebelle, wat die knie nie voor die Britse Ryk wou buig nie, en die trekkers, wat die rug op die Hollandse bewind aan die Kaap gedraai het, lei ek die aanslag met 'n volstruisveer in my hoed.’ De vrijheidsstrijd van de Afrikaners wordt hier niet langer gezien als een strijd om zelfbehoud maar omgebogen tot een strijd om vrijheid als een algemeen menselijke waarde en een fundamenteel recht.
Dit gevecht sluit daarenboven ook aan bij een lange traditie binnen de Afrikaner geschiedenis en bij de wezensaard van de Afrikaner zelf: ‘Die Afrikaner wat sg. teen “sy mense” draai, vereenselwig hom wel spontaan en natuurlik met 'n swart slagoffer van apartheid, omdat hy hulle eendersheid erken: dieselfde stambestaan, dieselfde nomadiese kleinboerbestaan, dieselfde onmiddellike verknogtheid aan 'n aarde, dieselfde bedreiging deur 'n heerser wat die werklikhede van dié bestaan nie begryp nie of wíl begryp nie. Maar hierdie solidariteit gaan verder: dit is ook, en juis, 'n aangryp van wat die dissident in sy eie Afrikanerskap eien: daardie versmaaide, beste helfte wat die establishment probeer onderdruk. Vandag se dissident kom in opstand in die naam van die beste moontlikhede binne-in die Afrikaner self’ (Brink 1985).
Met het oog op het bereiken van verzoening tussen de rassen wordt in Belemmering en Kikoejoe de apartheid bestreden. Alleen door de volstrekte afwijzing van de ideologie van de voorouders kunnen harmonieuze rassenverhoudingen tot stand komen. Dit impliceert de verwerping van het nationalistische perspectief op het verleden. Schrijven over de Boerenoorlog leidt niet tot verzoening tussen Afrikaners en Britten of tot een groter begrip van de onvermijdelijkheid van het ontstaan van nationalistische reflexen na de Britse overwinning. Integendeel, de Boerenoorlog wordt volledig ontluisterd en de eruit voortspruitende ideologie totaal verguisd. De therapie ligt in de dissectie van de nationalistische interpretatie van het verleden en van de ontmaskering er- | |
| |
van als ideologie. De genezing ligt in de zuivering. Nieuwe waarden moeten de oude vervangen.
In de hedendaagse Afrikaanse literatuur heeft de Boerenoorlog een cruciale betekenis als gevolg van de plaats die eraan toegekend werd binnen het ideologische raamwerk van het Afrikaner nationalisme. Met het opblazen van de eenzijdige voorstelling van het verleden en het aantonen van de manipulatie ervan met zuiver ideologische oogmerken, verliest de Boerenoorlog elke bruikbaarheid als propagandamiddel voor de Afrikaner zaak. Van een conflict tussen twee blanke stammen wordt de Boerenoorlog de inzet van de strijd tegen de exclusief blanke aanspraken op en de blanke overheersing van Zuid-Afrika. Op deze wijze wordt de weg naar een nieuwe, van de erflast van het verleden gezuiverde toekomst geëffend.
|
|