| |
| |
| |
9. De patiënten
Het wordt zo langzamerhand tijd om wat meer concreet over de patiënten van Upper Cottage te spreken. De verschillende observaties in de voorafgaande hoofdstukken gaven al enige indruk van de veranderingen, die zich bij een groot aantal na een periode van een jaar en zeven maanden hadden voltrokken. Verscheidene personeelsleden van Chestnut Lodge, in het bijzonder degenen die niet aan de staf van Upper Cottage verbonden waren, laat ik zelf aan het woord.
Een oudgediende in de keuken, die ook bij het uitdelen van de maaltijden hielp, zegt er het volgende van:
‘Ze waren zeker de zieksten en ze werden volledig verzorgd en bediend. Ik zag ze natuurlijk vooral in de eetzaal.
Julia doet nu alles zelf, haalt haar dienblad, vraagt om bepaalde dingen, brengt haar blad terug.
Phyllis kan nu rustig gaan zitten en een gesprek beginnen, dat ik helemaal kan volgen. Vroeger had ze geen enkel contact met het personeel van de eetzaal. Eerlijk gezegd kan ik mijn ogen soms niet geloven. Vooral als ik ze zichzelf zie helpen. Er is veel meer contact, ook onderling.’
Eén van de oudgedienden van Upper Cottage, Mrs. Delp van de ‘night-shift’, drukt het als volgt uit:
‘Voor mij waren de patiënten net planten (“just vegetables”). Ze bleven dat ongeveer een jaar nadat ons programma was begonnen. U moest het personeel eerst meekrijgen. Zolang we nog tegen u waren veranderde er niets. Er is nu toch een gevoel van een “break-through”. Ik kan met iedereen veel beter praten. Hoe zal ik het zeggen? Op een ander niveau. Er is een ander gevoel. Vroeger hadden we allemaal onze uitgestippelde taken. Het was eigenlijk vrij gemakkelijk. Nu gebeurt er ieder ogenblik iets en toch zijn de nachten veel rustiger. In
| |
| |
het begin - toen u zo hard van stapel liep - hadden we allemaal het gevoel van: “Ik wou dat hij de boot terug naar Holland nam.” Nu zie ik personen in plaats van patiënten. Ik was bang voor Cathy. Als iemand mij vroeger had verteld dat ik een soort verstandhouding met Cathy zou ontwikkelen, had ik hem voor gek verklaard.
Ik kan Peggy nu uit haar bed krijgen. Ze is opgehouden met op de vloer van haar kamer te plassen. Toen ze me dat vertelden geloofde ik het niet. Ze had het al zes jaar gedaan!’
En ze beëindigt haar verhaal met de opmerking:
‘Voor de eerste keer is er iets als een sprankje hoop. Ik geloof nu dat ze schijnen te spelen met de gedachte, dat ze misschien weleens beter kunnen worden.’
Ze drukt de stand van zaken reëel uit. ‘For the first time there is just a glimmer of hope,’ zoals zij het neerschreef. Het is onmogelijk al het werk te beschrijven dat door het personeel werd verricht, en in combinatie daarmee de vooruitgang van de verschillende patiënten, welke in vele opzichten leek op centimeter na centimeter doordringen in in een praktisch onbegaanbaar terrein van apathie, passief verzet, onbegrijpelijk diepe ontmoediging en verwarring. Ik moet hier weer aanduiden met voorbeelden.
| |
Sylvia
De hoofdzuster vertelt, hoe ze Sylvia ertoe krijgt haar eigen bed op te maken:
‘Ik ga na afloop van de meeting met haar naar haar kamer. Ze begint met zich op de grond te laten vallen en produceert haar eerste woedeaanval. Ik moet verhinderen dat ze een ruit stukslaat. De taak: opmaken van haar eigen bed, verrichtten wij in de aanvang samen. Het duurt in deze beginperiode ongeveer drie uur. Ik sta dus drie uur lang aanwijzingen te geven en ze produceert vaak de ene aanval van razernij na de andere. Een laken rechttrekken, het opnemen van een kussen kan aanleiding geven tot helse taferelen.’
Vaak schreeuwt Silvia: ‘This is a regular hell-love, around here! I want to get back the old Chestnut Lodge! Give me back the old Chestnut Lodge!’ En zo wordt de strijd
| |
| |
met Sylvia op alle fronten gestreden. Haar kleding, lichamelijke verzorging, naar bed gaan en zich uit- en aankleden, hanteren van geld, boodschappen doen, koffie zetten en tafelmanieren.
Zelf observeer ik het volgende voorval:
‘Sylvia wil naar de bioscoop en zit in de kamer van de hoofdzuster. Na veel moeite heeft ze het telefoonnummer in de gids opgezocht en neergeschreven. Ze wil nu de hoorn niet van de haak nemen en produceert haar eerste woedeaanval. Eindelijk neemt ze de hoorn van de haak, maar geeft deze onmiddellijk aan de zuster. Deze heeft de grootste moeite om de telefoon niet aan te pakken. Sylvia smijt nu de telefoon neer en produceert een tweede woedeaanval. Uiteindelijk begint ze het nummer te draaien. Het bestaat uit vijf cijfers. Ze draait er vier en vraagt de zuster het vijfde cijfer te draaien. Dit wordt opnieuw vriendelijk geweigerd. Uiteindelijk krijgt ze de verbinding en tot onze grote verbazing formuleert ze nu helder en duidelijk en reserveert twee plaatsen.’
De strijd werd gestreden door alle ‘shifts’ en dit keer consequent, door de toenemende communicatie onderling en het geloof in hun werk. Maar toch werd iedere vooruitgang zeer moeizaam bevochten. Het was alsof Sylvia iedere activiteit, die haar uit haar regressieve toestand zou kunnen voeren, schuwde, alsof ze iedere eigen daad ervoer als een dreigend verlies van veiligheid, die duidelijk geinvesteerd leek in het bolwerk van haar rol ‘zieke-invalidekrankzinnige’. Tijdens de ochtendmeetings trok ze zich vaak terug en viel in slaap. Wanneer ze werd gewekt, kwam er een nieuwe woedeaanval. Dan schreeuwde ze; ‘Ik ben verdomme krankzinnig! Ik haat die vergaderingen!’ En we constateerden verheugd dat Sylvia haar vocabulaire geleidelijk aanzienlijk begon uit te breiden.
Dr. McBride staakte zijn werk met Sylvia en vroeg mij zowel psychotherapeut als ‘administrator’ te worden. Ze had nu met één figuur te maken. Ik introduceerde een vrij lage dosis ‘tranquillizers’. Het zou te ver voeren de psychotherapie met Sylvia hier te beschrijven. Ze begon meer en meer te spreken, ging uiteindelijk alleen naar de schoon-
| |
| |
heidsspecialiste en kapper in Washington, kocht haar eigen kleren, droeg een gebit en een bril (het heeft ons een paar gebitten en brillen gekost) en bezocht 's avonds toneelvoorstellingen en concerten in Washington. Ze begon de krant te lezen en verraste me door haar muzikaliteit en haar grote interesse in de politieke gebeurtenissen.
Ze verzette zich hardnekkig tegen de realisering van haar werkelijke leeftijd (45) en over deze kwestie hebben we verbaal veel samen gestreden. De wanhoop van de vele ‘verloren’ jaren van haast totale regressie en de confrontatie met de volwassenheid (en de ouderdom) - al deze ervaringen met haar zouden een hoofdstuk apart vormen. Een jaar na mijn vertrek (eind 1965) verliet Sylvia Chestnut Lodge en ze woont nu op een flat, samen met een gezelschapsdame.
Haar verandering van een grommend-kreunende, bemorste, nauwelijks sprekende vrouw, die met haar hele lichaam convulsief schokte en zich ieder ogenblik op de grond liet vallen, in de goed geklede, kinderlijk aanhankelijke en met een uitgebreide vocabulaire helder sprekende vrouw behoorde tot de ‘mirakels’ van Chestnut Lodge. Dat is het ook voor mij geweest. Een ‘volwassen autist’ was ze in ieder geval niet.
| |
Phyllis
Het belangrijkste was, dat Phyllis op een vermageringsdieet werd gezet en dat wij er de hand aan hielden. Men ging haar niet meer uit de weg en enkele keren liet de vroegere ‘blue bull’ nog zien waartoe ze in staat was. Ze zag dan inderdaad blauw van woede en maakte een schrikwekkende indruk. Maar mét het gestegen moreel verdween de angst voor haar en daarmee spoedig de mythe, die zich om zovele schizofrene patiënten kan ontwikkelen.
Phyllis leefde niet langer meer in Chestnut Lodge als God in Frankrijk en in sommige van de verslagen hebt u reeds haar verbeteringen beschreven gezien.
| |
Julia
Julia veranderde van een dromerige, volkomen passieve en angstige vrouw, in iemand die wekelijks naar de ‘beautyshop’ (in Rockville) ging en in vele opzichten een groei-
| |
| |
ende activiteit aan de dag legde. Ze moest alles herleren: rekenen, telefoneren, met geld omgaan, al die kleine dingen die ze uit handen had gegeven. Haar therapeut werkte zo enthousiast mee, dat ze in januari 1964 in staat was Upper Cottage te verlaten en haar intrek nam in het huis van een oudere verpleeghulp in Rockville, na een verblijf van vijfentwintig jaar in Chestnut Lodge.
| |
Cathy
Haar vermagering stuitte op grote moeilijkheden en verliep slechts zeer langzaam. Cathy is mij in vele opzichten tot steun geweest, omdat ze tijdens de ochtendmeetings ons ‘programma’ steeds trachtte te ridiculiseren, terwijl haar honend gedrag tegelijkertijd een duidelijke vraag om hulp inhield. Zo zei ze mij eens: ‘Ik heb geen zelfvertrouwen meer. Chestnut Lodge heeft me het afgenomen.’
De mythe van haar ‘gevaarlijkheid’ stierf spoedig uit. Ze ging pianolessen nemen en werkte weldra als volontaire op het gemeentehuis in Rockville als typiste. Bij iedere stap voorwaarts ontwikkelde ze een enorme angst en gaf ze me inzicht in het vaak onbegrijpelijk geringe zelfvertrouwen, dat vele van deze vrouwen kenmerkte. Maar ook een grote angst voor ieder verder succes, omdat het onafwendbaar een weg naar de toekomst zou openen, die door zovelen van hen nog altijd gezien werd als een groot, zwart gat, waarvan geen enkele aantrekkingskracht uitging. Waarom de veiligheid van Chestnut Lodge te verruilen voor de eenzaamheid van een ongetrouwde flatbewoonster?
| |
Leslie
De grote verbetering die bij haar optrad, was de zorg die ze langzamerhand ging besteden aan haar uiterlijk. De diepgaande verwarring omtrent haar seksuele identiteit (die samenhing met een sterk symbiotische relatie met haar vader, die haar wel als zoon, maar nimmer als dochter accepteerde) uitte zij vaak in woorden als: ‘I'm a man. I don't want to be a woman.’ Na ongeveer twee jaar werk stopte zij met het uittrekken van haar haar, het verscheuren van haar kleding en bezocht één keer per week de schoonheidsspecialiste. Ze vulde haar garderobe aan en uit-
| |
| |
eindelijk lukte het ons Leslie te overreden haar lipstick niet meer te gebruiken om er zich overal rood mee te tatoeëren. Vooral in de aanvangsfase gebruikte zij haar kosmetika op zodanige wijze, dat haar gezicht er meer uitzag als dat van een clown. Ze zette haar lippen te fel aan en vergrootte ze duidelijk. Langzamerhand werden haar bewegingen ronder en minder hoekig en veranderde haar gedrag van uitdagend-agressieve mannelijke rebellie in stille depressies en wanhoop over het verlies van haar vrouwelijkheid. Zij begon gaandeweg meer te huilen en het viel ons op, dat ze geleidelijk heldere taal sprak, vooral nadat wij rigoureus geweigerd hadden in te gaan op haar symbooltaal, waardoor zij haar omgeving had gedwongen continu te ‘vertalen’.
Een voor mij ontroerende gebeurtenis is de volgende:
‘Er zal een danspartij in het gebouw van de arbeidstherapie zijn en Leslie staat in de huiskamer van Upper Cottage in haar nieuwe cocktail-dress, pas terug van de kapper. Als ik binnenkom, verrast ze me direct door haar aantrekkelijkheid. Ik complimenteer haar enthousiast. Ze komt dan met veel verleidelijke gebaren naar me toe wandelen, tot ze vlak tegenover me staat. Ze slaat haar ogen op, brengt haar lange armen langzaam naar boven en zegt op een geamuseerde toon en met een halve glimlach op haar lippen:
“Well, is something coming up?” Ik twijfel er niet aan wat ze bedoelt. Ze vraagt of haar uiterlijk een erectie bij mij oproept. Eerlijkheid lijkt me hier op zijn plaats en ik antwoord haar: “Woman, you sure can do it!”’
Zoals we daar tegenover elkaar staan, beiden met een lach van herkenning, lijkt de diepe kloof even overbrugd, is er de schok van echt menselijk contact, en de herkenning van tegengestelde, op elkaar afgestemde geslachtelijkheid.
|
|