Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Op de wijse van den 24. Psalm: Die Aerd is onses Gods voorwaer.
HEt Paschen-Feest in Israel
Most werden onderhouden welGa naar voetnoot1
Na het bevel van God ghegeven,
Het Lammeken dat was gedoot
Most elck genieten cleyn en groot
Met broodt dat niet en was gheheven.
Wy hebben nu oock een Paesch-lam,Ga naar voetnoot2
Gheoffert aende Cruyces stam
Met swaer verdriet, ende doodts lyden,
Die ghedaeldt is uyt 's Hemels Throon,Ga naar voetnoot3
Twelc is Christus Gods eenigh Zoon.
| |
[pagina 18]
| |
Om ons van sonden te bevryden.
Ga naar voetnoot4Dus laet ons Paschen houden wel,
Ga naar voetnoot5Niet met Zuer-deegh, en boos opstel,
Maer reyn suyver en in der claerheydt,
Ga naar voetnoot6Vaghende alle Zuerdeegh uyt,
Dat uyt ons boose lusten spruyt,
Op dat wy 't houden in de waerheydt.
Ga naar voetnoot7Ons Lenden moeten zijn omgort,
Ga naar voetnoot8En ons ghemoeden op-geschort,
Ga naar voetnoot9Om den weg des Heeren te treden
Ga naar voetnoot10Met stocken in ons hant gheset
Geschoeyt aen onse voeten net,
Tot den Euangelij des vreden.
Wy moeten houden dese Feest,
Ga naar voetnoot11Niet na den vleysch, maer na den gheest,
Dat men zijn kracht in ons zie blijcken.
| |
[pagina 19]
| |
Bestreecken met het Lamkens bloedt,Ga naar voetnoot12
Inwendigh aen onse ghemoedt,
En gaen so uyt Egipte stijcken.
Dit Paesch-Lam en mach int ghemeynGa naar voetnoot13
Niemandt ghenieten, die onreyn
Ofte onsuyver wert bevonden.Ga naar voetnoot14
Dus laet ons samen metter spoetGa naar voetnoot15
Met vast geloof, en waere boet
Vertalen en af-staen die zonde.
So moghen wy dan onbesmetGa naar voetnoot16
Dit Peasch-Lam na des Heeren Wet
Met een oprecht ghemoedt aenvaerden,
Als een spijs onser Zielen fijn,
En door 't gheloof versekert zijn,
Dat het een Offer is van waerden.Ga naar voetnoot17
Wie niet tot dese Paesch-Feest gaet,
| |
[pagina 20]
| |
En 't vieren van dees Sabbath laet
Sal 't hier na eewighlijck beclaghen,
Want Godt ons in zijn Woordt ghebiet
Dat men dit moet versuymen niet
Of men sal des doots smarte draghen.
Dus elck nu doch wel naerstig past
Dese Paes-Feest te houden vast,
Gestadelijck al met malcander
Niet eenen dagh, maer alle tijdt
Want so ons de Schriftuer belyt
Comt nu d'eenen Sabbath aen d'ander
Dese Feest moet hier zijn geviert
Ga naar voetnoot18, Met geloof, liefd, en deughd verciert.
En stadige rust van qua wercken,
Ga naar voetnoot19 Want boosheyt magh zijn volbracht
| |
[pagina 21]
| |
Met woord, wil, werck, ofte gedacht,
Dus laet ons vlytigh hier op mercken.
Och oft elck wel ter herten nam
Waer toe Christus van boven quam,Ga naar voetnoot20
En den doodt willighlijck ginck smaken,Ga naar voetnoot21
'T was so des Vaders wil en lust
Op dat den Duyvel wert gesust,Ga naar voetnoot22
En door 't geloof salig te maken.
So wy dan in hem hopen vast,
En dat ons druckt der sonden lastGa naar voetnoot23
Met leedtwesen, druck, en benouwen,
So helpt hy ons als MiddelaerGa naar voetnoot24
Gewillighlijck alst valt te swaer,
Tegens den vyant 't veldt behouwen.
Dus laet ons alle tot hem treen,Ga naar voetnoot25
Hy is ons hulp, en anders gheen,
| |
[pagina 22]
| |
Ons Paesch-lam, en ons Offerhande,
Ga naar voetnoot26Die van boven is neer ghedaelt,
Ga naar voetnoot27En heeft de schuldt voor ons betaelt
Aen 't Cruys, met pijn, smaedt, ende schande.
Hy quam na 's Vaders wil en raet
Ga naar voetnoot28Als een Mensch in soberen staet
Ga naar voetnoot29Hem hier ter Werelt openbaren,
Ga naar voetnoot30En heeft ons met zijn bloed ghekocht,
Ga naar voetnoot31En doen hy 't al hadde volbrocht,
Is hy weder opwaert gevaren.
Ga naar voetnoot32Maer als hy weder comen sal,
Ga naar voetnoot33Met der Bassuynen groot geschal
Heerlijck, ende seer groot van machte,
Om zijn oordeel te houden dan,
Dat niemant hier ontvluchten can
Van al 't menschelijcke geslachte.
| |
[pagina 23]
| |
Och! moghten wy dan zijn bereydt,Ga naar voetnoot34
Aengedaen met het Bruylofts-cleyt
En van hem met vreught moghten hooren:
Ghy ghebenedyde ghelijck
Comt en besit mijns Vaders rijckGa naar voetnoot35
Met alle Godes uyt-vercooren.
Hoe Heerlijck sal het zijn gestelt
Asl wy door hem behouden 't velt,
Daer wy dan met volcomen vreugtGa naar voetnoot36
En den ingang tot 't eeuwig leven
Eeuwiglijc sullen zijn verheugt,Ga naar voetnoot37
Och Vrienden! laet ons hier nae streven.
O Prince alder Princen goet
V schaepkens hier toe bystant doetGa naar voetnoot38
Op dat zy u genaed' verwerven,
En so voortaen in eeuwigheydt
'T by-wesen van u Majesteyt
Met d'uytvercooren te be-erven.
'T mist wel meer. |
|