diepe, donkere oogen, dat aandoenlijker was, dat meer het hart trof, dan de bestgekozen woorden hadden kunnen doen; Clara's afkeer was overwonnen, nu ze in die oogen had gestaard.
‘Jufvrouw van Berkesteyn!’ riep hij uit, opspringend uit zijne achtelooze houding; - toen staarde hij haar een oogenblik in het bleeke gelaat en, als raadde hij de aandoening, die haar op dit oogenblik vermeesterde, bood hij haar een stoel aan.
Ze liet zich daarop neerglijden, en toen, na een oogenblik van angstige spanning en aarzeling, stak ze hem hare hand toe.
‘Julio,.... mijn broeder!’
Hij greep de toegestoken hand en boog zijn hoofd over die zachte witte vingeren, met de kostbare juweelen, en toen, zonder een druk of kus, liet hij haar los, zonk op de knieën voor Clara neder, en blikte met blijde verrukking haar in het gelaat.
Nooit zeker was Clara schooner en edeler geweest om aan te zien, dan in dit heilig oogenblik, dit oogenblik, waarin ze in het bewustzijn van haar plicht te vervullen, zichzelve had verloochend, zooals ze zich kort geleden zelfs uit liefde niet had kunnen verloochenen.
Zij had gebroken, voor altijd gebroken, met haar trots, met haar vooroordeelen, en nu, nu eenmaal het krachtig besluit was genomen, nu gevoelde zij zich daarin groot en machtig en moedig en, het was niet de avondzon alleen, die met zijn gouden gloed, aan het edel hoofd, aan het rein gelaat, aan de ernstige, diepe oogen, een bijna bovenaardschen glans schonk.
‘Sta op, Julio,’ begon zij nu met vaster stem, ‘ik heb u zooveel te zeggen.... Gij begrijpt het reeds,