Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
[pagina 80]
| |
Toon: Ai schone Maagd anzie een Magtig Koning.
Vlderik.
BEgaafde spruit, en overlieflijk weezen,
Ai waart u Vaders wil,
Dat gy mijn harte mogt van ramp geneeze
Wijl ik van liefde gil:
Ik zou u hooft met Diamant bepruikken,
En, zulk een Koninginne kroon
Staat immermeer dan eens zo schoon
Als een van struikken!
Bocena.
2 Een Konink brald met rijk goud, steen, en paarlen,
Ik pronk met mijn gemoed:
| |
[pagina 81]
| |
‘Tgun niet op ‘t wispeltuirig weerelds dwaarlen
Van ‘t goed zen hoope voed.
Prins, laat mijn Harderstaff de schapen weide;
Ik ly dan datge heene gaat
En met u kroon, en goudcieraat
Meugd Ionkkers leide.
Vlderik.
3 Gy zult, voor Melk, en Wai, Ambrozi eeten,
Bocena.
Een wainig maakt gerust.
My noegd geen overvloed, te ruim gemeeten.
De maat is al mijn lust.
Vlderik.
Gy zult de naam van Koninginne dragen.
Bocena.
Mijn Vader, Phares, is een Man
Die zlaaft en werkt; hoe zal ik dan
Na heerzing jagen?
Vlderik.
4 V Vader zal, als gy, mee zijn verheeve
| |
[pagina 82]
| |
En wonen inmen Hoff:
Ik hebb’ genoeg, ik zal hem rijklijk geeven,
Van alvernoegbre stoff.
Bocena.
Heer Koningk; Mijn gebied, heeft geen gebieden,
Mijn Vader is mijn overhooft,
Ik hebb’ mijn trouw, an hem belooft,
‘Tkan niet geschiede.
Vlderik.
5 Hy zal, uw ‘t luk van weelde niet misgonnen,
Ten anzien zijn geluk.
Bocena.
Hy zal ‘t zo licht niet raadzaam vinden konnen;
Wijl ‘tis een wigtig stuk.
Zijn vrees zal vreese voor mijn eer en kuisheid.
Vlderik.
Daar woond geen schennis in een hart,
Daar, wen ‘et stoff van ondeugd tart.
De deugde tuis leid.
| |
[pagina 83]
| |
Bocena.
Wy zullen ‘t nog een weinig hooger schorten,
En hooren Vaders woord:
En dan de zaak, hier me’e, t’en kortsten korten,
En gaan ‘er knap mee voord,
Vlderik.
Vaar wel, tot wederziens: boet uw’ verlange,
‘Kzal uw, als gy wat hebt geleerd,
En in een wijze school verkeerd,
Met liefd ontfange,
Om te trouwen. |
|