Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
Toon: Baletti d’Alkmaar.
DWingelandi, geknijpt opt teer gemoed, dat qualijk iets kan drage,
Baard verpoozingslust om te rusten van den last:
Ik, alzo, geparst, geprangt, gedrukt, wens heel te zijn ontslage
Vanden last daar my mee de geest is vol getast:
Want de Minn’, hoe ik draag
Douwdme lijdig om laag,
| |
[pagina 54]
| |
Draag die’t lust; maar, voor my, ik ben niet graag.
‘k Schud dien brod geheelijk vanmen hals, en laatze needer valle,
Liefdetorssers, koom en raap hier een mande vol:
‘k Scheijer uit, ik geef’et Minnen op, ik acht ‘et nietmetallen:
Want men harssens zijn, ik en weet niet hoe, op roll.
Ai mijn lichaam dat brand,
Ai ik struikel in’t zand,
Nu de vlam, zo deurworsteld mijn verstand.
Hats dat ik, die lamme lammeri zo lam heb ingezopen,
O dat spijtme nou uittermaten: want ik gis
Dat ‘et tuig, ‘k en weet in wat voor hoek, is overal gelopen,
Waar uit ik bezluit dat ‘et al verpeuterd is.
Ach! wat zal ik dan doen,
Ha ha na mijn vermoe’en,
Is de Minn daar al onder anmen schoen.
Wat, ik docht; dat zy ten monde uit zouw hebben weg gevlogen,
Zo had ik ‘er dan nog de zmaak eens van geproeft:
Want ik hadze met de mond, in’t hart, uit enen mond gezogen,
Maar nu zien ik wel ‘k heb’ niet half zo veel behoefd,
Nu, daar leitze dan ne’er,
| |
[pagina 55]
| |
My behaagdze niet we’er
Dieze lust, grijp, maer ik en mag niet meer.
‘k Hebmen zit.
Die liefde draagt met liefd draagd makklik inzen draagen:
Maar dieze draagt met haat, of onlust, draagt maar plagen.
|
|