Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
[pagina 15]
| |
Toon: Go fro my window.
DE werltze staat, en malle Dragt,
De hoveerdi, en zotte pragt,
En yddelheid,
Die mennig zoetjes vleid,
Is waardig uitgelacht.
Ik, klein gehuist, leev’ wel te vre’e,
En zo doet ook mijn Buirman mee:
Maar Hoofsbezlach
Heeft ruste nacht nog dag.
Rust heeft in’t Hoff geen ste’e.
Mijn kleren, net, zijn preuts, nog breed,
Gestrikt, geprikt nog weits gereed.
‘kBen niet beschroomd,
| |
[pagina 16]
| |
Schoon dat een zee vol waater stroomd
Op my: ten doet geen leet.
De yddelheid voed zulkke meest,
Wiens nauuitziftbre, pronkbre Geest
Het alles meend,
En zoekt, en wenst, gesteend
Op d’aldertrotzte leest.
Een die in’t kroegen lijmig zit,
Door wijn of sterker drank verhit,
Heeft eerder noood,
Van dronkenschap, zo groot,
Als een die in Gods Tempel bid?
Een die na d’hoofze tooiings staat
Zo mooi en dapper kostlijk gaat,
Heeft d’hoovaardi
Ook eer in’t hart, dan hy,
Die ‘t pragtig leven haat.
Mijn kleine staat vernoegtme wel,
‘Ken hoef geen grooter vreemd gestel.
Wat wil ik meer,
| |
[pagina 17]
| |
‘kHeb gunst van God de Heer,
Die my wel bystaan zel.
God helpt. |
|