De kikvorsch en de os, en andere fabelen(ca. 1870-1880)–Jean de la Fontaine– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De Kikvorschen om een Koning vragende. De Vorschen, moe van 't volksbestier, Bestookten Jupiter, met schrikkelijk getier, En eischten dat die god hun zoude een koning geven. De godheid, door dien drang schier dagelijks gedreven, Stond, eindelijk hun dringen moe, Hen een vrijmachtig koning toe. Daar stortte van omhoog in 't water, Met zulk een schrikkelijk geklater, Dat ons moerassig volk, van aard Zoo dwaas, als lichtelijk vervaard, Besloot op 't oogenblik te duiken, In modder, slootgewas en struiken; En niemand hunner dorst in lang, (Dus hield de schrik hen in bedwang) Een oog slaan op den reus tot hunnen vorst verheven. Geen wonder: 't was een blok, dat de opperste Jupijn, Om van hun drang ontlast te zijn, Hen tot een koning had gegeven. Door 's vorsten achtbaarheid was elk door vrees beheerscht. Één Kikker waagde 't eindlijk eerst Den nieuwen opperheer te aanschouwen; Maar vol van vrees en wanvertrouwen. Een tweede waagt het mede; al de andren volgen na, En straks sloeg 't gansche heir den nieuwen rijksvorst ga. Men wordt gemeenzaam, gansche benden Beklommen 's konings rug en lenden. [pagina 10] [p. 10] De vorst hield zich gansch stil, en van gevoel beroofd; Straks maalde al 't Kikkerheir Jupijn op nieuw aan 't hoofd. ‘Schenk ons een anderen vorst,’ dus sprak het, ‘waard der kroning.’ Toen gaf hen Jupiter een Kraan tot hunnen koning. De vreugd was straks ten hoogsten top; Maar deze koning slokt hen op. Toen sterker bij Jupijn aan 't klagen! ‘Ben ik,’ dus sprak de god, ‘een slaaf van uw behagen? Denkt ge ons, door dwaze grij bij gril, Dan te onderwerpen van uw wil? Moet ik mij naar uw wensch gedragen? Waarom hebt gij in 't eerst, met zooveel woest getier, Gekreten tegen 't oud bestier? Waarom een nieuw gesmeekt, daar 't oude u moest vernoegen? 'k Heb u verhoord; gij moest u naar den koning voegen, Dien ik vereerde met den staf; Zijn zachtheid deed uw rijk het minste leed niet schromen. Verstaat u thans met hem dien ik na Blok u gaf, Uit vrees dat erger vorst dan Kraan mocht tot u komen.’ [pagina 11] [p. 11] Lith Emrik & Binger Haarlem. Vorige Volgende