De kikvorsch en de os, en andere fabelen
(ca. 1870-1880)–Jean de la Fontaine– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
In ruitijd zag een Pauw zich door een Kraai bespied.
De veeren, die de Pauw ter aarde vallen liet,
Vergaarde straks de Kraai, en tooide zich daarmede.
Toen voegde zij zich stout bij eenen Pauwenstoet,
Zij waande elk had het oog geslagen op den gloed
Van haren schoonen hals, en mat schier elke trede.
Zij werd bekend, en de zottin
Werd straks bespot door heel 't gezin.
De heeren Pauwen, boos om 't misbruik hunner veeren,
Nog eindloos meer gebelgd om 's Kraaien roekloosheid,
De Kraaien zelf, verstoord door dat verwaand trotseeren,
't Schold al die dieverij; de straf was ras bereid:
't Beest zag door Kraai en Pauw zich uit de deur geleid.
* * *
Het wemelt overal van Kraaien met twee beenen,
Die onbeschaamd haar schoon van anderen ontleenen.
Dat heet in 't letterrijk een letterdieverij,
En letterdieven!... Nu! die gasten,
Vermeet ik mij niet aan te tasten;
Dit zijn mijn zaken niet; 'k vond daar geen reekning bij.
|
|