gramma bewust gekozen voor een andere opzet. Rond elk van de vier ijkpunten is langdurig en diepgaand onderzoek verricht door tal van historici, kunsthistorici, filosofen, godsdiensthistorici, literatuurwetenschappers, musicologen, neerlandici en sociologen. Dat onderzoek richtte zich op allerlei aspecten van de Nederlandse cultuur naar inhoud en organisatie, en op de culturele betrekkingen van Nederland met andere landen. Die onderzoekingen hebben voor een deel geresulteerd in de door Sdu uitgegeven reeks Nederlandse cultuur in Europese context: monografieën en studies, waarin dissertaties en andere publicaties die in het kader van het project tot stand zijn gekomen, zijn verschenen. Bovendien is het door deze vele tientallen onderzoekers opgedolven materiaal verwerkt door de redacteuren van de vier delen die aan de verschillende ijkpunten zijn gewijd. Op deze manier ontstond een, binnen de alfa- en gammawetenschappen unieke, projectmatige onderzoeksstructuur, waarin de redacteuren konden optreden als wetenschappelijke regisseurs van hun eigen ijkpunt.
Door de keuze van ervaren onderzoekers uit verschillende disciplines als redacteuren is een brede, interdisciplinaire benadering van de vraagstelling bij elk van de vier onderscheiden ijkpunten bevorderd. Dit blijkt uit de vier verschenen boeken 1650: Bevochten eendracht, 1800: Blauwdrukken voor een samenleving, 1900: Hoogtij van burgerlijke cultuur en 1950: Welvaart in zwart-wit. Het nu voor u liggende deel Rekenschap: 1650-2000 is eveneens interdisciplinair van opzet, maar onderscheidt zich van de voorgaande delen door een meer analytische en diachrone benadering die concrete vragen tot uitgangspunt heeft. De historische ontwikkeling in verschillende sectoren van de samenleving wordt vanuit een persoonlijk standpunt beschreven en geanalyseerd, met specifieke aandacht voor het perspectief van de Europese eenwording en de internationale context van de Nederlandse cultuur. De veertien auteurs die aan dit deel hebben meegewerkt, vertegenwoordigen verschillende disciplines, zoals geschiedenis, kunstgeschiedenis, literatuurwetenschap, muziekwetenschap, neerlandistiek en sociologie.
Interdisciplinariteit was ook een criterium bij de samenstelling door nwo van de stuurgroep die het verloop van het programma en de productie van het eindresultaat heeft begeleid. De belangeloze samenwerking in de stuurgroep en de collegiale dialoog met de redacteuren hebben ongetwijfeld tot een evenwichtige voltooiing van het programma bijgedragen. Leden van de stuurgroep zijn: prof.dr. M. Bock, prof.dr. J.A.H.G.M. Bots, dr. F. Grijzenhout, prof.dr. J. Goudsblom (tot september 1996), prof.dr. W.P. Knulst, prof.dr. M.J. Petry, prof.dr. P.G.J. Post, prof.dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, prof.dr. W.C. Ultee (vanaf september 1996), en ondergetekende (voorzitter).