Focquenbroch. Bloemlezing uit zijn lyriek(1946)–Willem G. van Focquenbroch, Willem Frederik Hermans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Gedachten over 't onbestendig Geluk Hoe wonderlyk verkeert des weerelds vreugd? 't Zoet word gevolgt van bittere ongeneugd, En geen geluk, hoe zeer 't de ziel verheugt, Of 't is gansch ydel. Wanneer men zich in volle voorspoed vind, Dan denkt men niet op felle tegenwind; Maar ach! men doold; want 't los geluk is blind, En zonder breidel. Die gistren noch een tweede Kresus was, Vind zich van daag een Irus, want zo ras, Als 't luk verheft zo breekt het weer als glas Onze ydle hoopen. Wie acht dan nu voortaan, ten zy hy dwaalt, Zyn staat voor vast, als hy in voorspoed praald? Wyl 't wankel rad nu klimt, en dan weer daald In 't stadig loopen. O ydelheid van 't los geluk op aard! Hy die op u met schrandere oogen staart, Vind dat gy niet dan zo een wellust baard Die maakt ellendig, En hy, die zoekt het alderhoogste goed, Vertreed uw eer en glorie met de voet. En ziet zyn luk in 't eeuwige te moed, En dat's bestendig. Vorige Volgende