Afrikaense Thalia(1986)–Willem G. van Focquenbroch– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Verheeve Ghedachten. MYn sinnen, en mijn siel, waer dwaelt ghy buyten westen? Ay keert doch van het padt, van uwe Dooling weer: Rampsalig, als ghy sijt, wat moogt g' uw hoop toch vesten, Op yets het geen uw hoop, smyt 't eenemael ter neer? Aenschout dees schoone wel, so sult g' uw dooling kennen, Hier siet ghy immers, dat indien ghy uw gedacht, Op so verheven, en soo hoogen plaets wilt wennen: Light al uw hoop vervalt, en werdt tot niet gebracht. Siet toe dan, so ghy niet als Icarus wil vaeren, Keert van dees heete Son, uw teere wiecken af: Haer straelen dreygen u met 't vallen in de Baeren: Eer u sulcks dan gebeurt, soo vlucht dees sware straf. Roemt liever hare glans, en wond'ren soo verheven: So sult ghy vry van straf, en veel geruster leven. Vorige Volgende