Afrikaense Thalia(1986)–Willem G. van Focquenbroch– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Minne - klacht. WAerom volght men de min, so 't niet is datmen meyndt In 't left, voor ongelucken Veel soete vreucht te plucken, Om so betaelt te zijn van alles 't geen ons pijnt: 't Geen ons den arrebeyd, niet moejelijck doet vinden, Is dat men iets verwacht, 't Geen al de smart versacht, Die men in d'arbeyt leê, en die die doet verswinden; Die dan verseeckert was dat hy voor al sijn pijn, En alle sijn verdrieten, Geen foetheyd souw genieten, Souw die geen groote sot, in zijn volharden sijn: VVaerom volhard ick dan in mijn stantvastigh minnen? Daer ick verfeeckert ben, Dat ick niet anders ken, Als droefheyt, en ellend, voor al mijn moeyte winnen? Vorige Volgende