Afrikaense Thalia(1986)–Willem G. van Focquenbroch– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Aen Phillis. TRots al het lijden van mijn hart, Bemin ick selfs mijn eygen smart Phillis, en moet my luckigh achten; VVant, 't wijl ick u oprecht bemin, Soo stort ick nimmer sucht, of klachten, Of 'k vind'er vreucht, en soet heyd in. Niets kan een Minnaer moey'lijck zyn; Ja selfs sijn lyden, en sijn pyn Die kunnen hem tot vreughde maenen Phillis, soo heerlijck is de min; Voor my, ick storte nimmer traenen, Of'k vondt, daer vreucht, en soetheyd in. VVaerom, mijn schoone haet ghy dan 't Geen soo veel vreucht verschaffen kan? Ey! wilt de min niet langer vluchten, Denckt dat een die getrouw bemint, Nooyt smart gevoelt noch ongenughte Daer hy geen dubb'le vreucht in vindt. Vorige Volgende