Afrikaense Thalia
(1986)–Willem G. van Focquenbroch– Auteursrechtelijk beschermdJohannes UlaeusNu Johannes Ulaeus co-auteur en waarschijnlijk ook tekstbezorger van de Afrikaense Thalia blijkt te zijn geweest, verdient hij enige aandacht. Johannes Ulaeus werd op 11 oktober 1640 gedoopt in de Oude Kerk te Amsterdam en behoorde dus zoals Focquenbroch tot de Gereformeerde Kerk. Zijn ouders, Dirck Jansz. Ulaeus en Maria Pieters Nierop, waren oorspronkelijk afkomstig uit het oosten van het land en hadden bezittingen in de buurt van Kleef. Ulaeus en Focquenbroch waren leeftijdgenoten. Hoe hun vriendschap is ontstaan, kunnen we slechts gissen. Wellicht kenden ze elkaar van de Latijnse school. Ulaeus heeft in ieder geval zo'n vooropleiding gehad, want in 1654 schreef hij zich in aan de Leidse universiteit, tegelijk met zijn broer Adriaan. In eerste instantie studeerde hij daar letteren, maar in 1659 treffen we hem te Franeker aan als student in de rechten, vervolgens in 1660 te Leiden als student in wat men toen filosofie noemde en tenslotte in 1665 te Utrecht als | |
[pagina X]
| |
student in de theologie. In deze tijd heeft hij samen met Focquenbroch gewerkt aan het Verdubbelt zegensangh en De herders-sangen van Virgilius. Op 30 mei 1668 werd Ulaeus ingeschreven als lidmaat van de Gereformeerde Kerk te Alkmaar. Hij kwam uit Utrecht en was op dat moment proponent, dat wil zeggen beroepbaar als predikant. Hij moet daarna nog een keer naar Utrecht zijn verhuisd, want in 1674 werd hij voor een tweede keer ingeschreven als afkomstig uit die stad. In Alkmaar was Ulaeus zeker literair actief. Hiervan getuigen de handschriften Verdubbelde rondeelen, angaende d'oorloghs - en staetse saecken van deese tijt, in het collegie tot Alkmaar en Verdubbelde rondeelen angaende Huwelijken, vrijerijen, en besondere voorvallen in allerhande gelegentheit, in het collegij van Alkmaer die zich in het Alkmaarse gemeentearchief bevinden.Ga naar eindnoot7 Hierin komt een aantal gedichten voor, waarvan er 5 in de Afrikaense Thalia te vinden zijn en 10 in Focquenbrochs verzamelde werken uit 1696. Verder verscheen in 1673 bij De Wees te Alkmaar Ulaeus' pamflet De doodelijke na-smaek van de France brandewijn, dat in hetzelfde verzamelde werk te vinden is. De Wees gaf later ook de Min in 't lazarus-huys uit, ‘Van nieuws oversien, en verbetert, na de oprechte copye van den autheur’. Op 16 maart 1681 werd de ondertrouw van Ulaeus met Catharina Hensbroek aangetekend. Zij woonden toen beiden in Alkmaar. De huwelijksvoltrekking vond op 30 maart te St. Pancras plaats. Kort daarna ver- | |
[pagina XI]
| |
trok Ulaeus naar Wamel in Gelderland, waar hij beroepen was als predikant. In 1684 kreeg hij een betere post te Tilburg, waar zijn broer Adriaan al sinds 1676 woonde. Ook in zijn Tilburgse tijd bleef Ulaeus schrijven. Van zijn hand verschenen nog Vreugde-zang, gezongen op de dank, en vierdag, over de vrede tusschen de koning van Vrankryk, en de Staten Generaal (1697), Nieuwe-modischen oorlog, of Mars in conjunctie met de Vreede (1702), treurdichten op het overlijden van Elisabeth de Claar (1716), en haar echtgenoot Philippus Sint Amant (1717). Hij schreef ook Salomons spreuken en Prediker (1736): een berijming van deze bijbelboeken. Verder schreef hij enkele lofdichten voor het werk van zijn collega's Golzius en Gargon. Ulaeus en zijn vrouw zijn tot hun dood in Tilburg blijven wonen. Catharina Hensbroek werd begraven op 5 april 1732 en Johannes Ulaeus op 11 december 1734. |
|