| |
| |
| |
Marinus de Jong
Weymouthlaan 14, 2080 Kapellen
Het is hier echt een plaats om drie tenten te bouwen, meneer De Jong. Toen ik naar hier wandelde door die prachtige dreef waarin de herfst volop aan 't spel is, had ik het gevoel dat al de drukte van de wereld ergens achter mij vergleed en ik een soort paradijs van stilte en rust inwandelde.
En dan een huis om te wonen in deze omgeving.
Ik hoor graag zeggen dat u het huis goed vindt. Ik woon hier nu al twintig jaar en ik vind het hier nog even prachtig als toen ik hier de grond kocht om te bouwen. Toen was het hier nog iets eenzamer dan nu. Maar druk zal het hier wel nooit worden omdat alle woningen op vrij grote stukken grond worden gebouwd. Wij hebben het grote voordeel midden in de natuur te wonen en toch niet zo ver van de stad af te zijn. Een klein half uur trein en ik ben in het hart van Antwerpen.
En weegt die afzondering nooit?
Om je te blijven waarderen moet men je soms missen! Elk jaar
| |
| |
tracht ik met mijn vrouw een grote reis te maken in het buitenland.
Dit jaar b.v. was ik wekenlang in Noorwegen. Verleden jaar was het Spanje. Ik heb deze drukte zo nodig als de stilte. Het vernieuwt ook de inspiratie, want je weet dat die voor een groot deel van buiten tot je komt.
En het componeren gebeurt dan hier?
Niet noodzakelijk. Dat gebeurt zelfs overal: op treinen en boten, in cafés en restaurants. Ik kan overal componeren, zelfs als er veel lawaai is, maar het mag geen muziek zijn. De beweging, de mensen die voorbijgaan en met hun gezicht iets zeggen, brengen mij vaak op een motief.
Hebt u dan geen piano nodig?
Nee, ik heb voor veel van mijn composities niet eens over een instrument beschikt.
De Hymne van Civitas Dei, die verleden jaar werd gecreëerd, heb ik volledig op de Balearen voltooid zonder dat ik een piano had.
Hoe gebeurt het dan feitelijk? Is dat dan omdat de inspiratie u dwingt?
Inspiratie is een woord dat veel kan dekken.
Ik geloof in zoverre aan inspiratie dat, als de nodige tijd van meditatie over het onderwerp is voorafgegaan en de componist, in het bezit van een volledige en degelijke vakkennis, zich dusdanig in de sfeer van het werk heeft ingeleefd, de compositie als 't ware vanzelf ontstaat. Ik werk voornamelijk uit het hoofd: ik verbeter, wijzig en construeer uit het hoofd en vele composities worden dan pas op het klavier gespeeld als ze voltooid zijn.
Dat is wat anders dan wat wij in vele films te zien krijgen: de
| |
| |
romantische componist die proevend naar noten zoekt!
De film gebruikt vaak siroop om de mensen het slikken gemakkelijker te maken. - Zullen we nu binnen wat gaan zitten?
Graag, maar eerst nog een vraagje. Wat betekent de naam van uw straat: Weymouthlaan? Dat lijkt me zo vreemd.
Het heeft in elk geval niets te maken met de Engelse badplaats van die naam. Het is de naam van een soort den. Vele straten kregen hier de naam van dennensoorten.
Het sluit dan wel aan bij het landelijk karakter van de streek, maar toch doet het een beetje uitheems aan.
Men went er wel aan. Kom, we gaan nu binnen eens kijken.
Wel, hier stroomt de natuur van overal binnen. Dichter bij de natuur kun je moeilijker leven.
Ja, en in elk seizoen krijgen we andere tonen en kleuren. Maar gaat u zitten.
Meneer De Jong, ik weet dat u geboren Hollander bent, maar uw taal lijkt mij zo warm, zo weinig Hollands...
Ik ben ook geen Hollander! Ik ben van Nederlands-Brabant en dat maakt heel wat verschil!
Daar staan ze even huiverig tegenover het kouwelijke van de echte Hollanders als de Vlamingen hier. Maar daarbij komt dat ik van in mijn jeugd te Antwerpen woon en trouwens tot Belg genaturaliseerd ben.
Hebt u van huize uit uw begaafdheid voor de muziek meegekregen?
| |
| |
Helemaal niet. Mijn ouders waren zeer eenvoudige mensen. Mijn vader was een koopman die met kar en paard zijn waren ging verkopen, terwijl mijn moeder thuis een winkel had. Daarnaast boerden wij een beetje. Ik heb thuis nooit muziek gehoord, tenzij dan de oude Nederlandse volksliederen die mijn moeder af en toe zong. Maar mijn vader had een hobby en dat was: op alle uitverkopen aanwezig zijn en dan de meest onverwachte dingen kopen.
Zo deed hij eens, in het wilde weg, op de uitverkoop van een school, een bod op een piano en hij had hem. Toen ik op een dag van school thuiskwam - ik was toen tien jaar -, stond die piano daar. Mijn enig contact met een muziekinstrument was tot dan toe een xylofoontje geweest, dat ik met Sinterklaas had gekregen. Ik mocht dan op die piano spelen maar moest het zelf leren. Een handelsreiziger leerde mij toevallig een deuntje met de baspartij; ik deed verder en na een jaar kon ik alle straatdeuntjes tokkelen zonder een noot muziek te kennen. De mensen die dat hoorden, zeiden tegen mijn vader: die moet muziek leren. Maar wij hadden het niet breed; van de 12 kinderen waren er nog elf in leven en in huis, dus zoiets mocht in geen geval veel geld kosten. De onderwijzer van het dorp, die wat verstand had van muziek, zou mij dan wat les geven. Hij verkocht mij voor een gulden een oude pianomethode, waarin dan nog 20 bladzijden ontbraken.
Toen hij mij voor 't eerst hoorde spelen, vroeg hij verbaasd: waar hebt gij dat geleerd? Ik geloof dat ik er zoveel van kende als hij. Ik werkte die methode binnen een jaar door, ook al moest ik na schooltijd mee op het land werken. Ik kreeg dan nog een ander boek, dat ik op een half jaar onder de knie had, en toen vond vader dat ik volleerd was.
Intussen was ik aan 't componeren gegaan; ik vond dat ik de stukjes die ik te spelen kreeg, ook zelf kon maken. Ik haalde oude rekeningen op de zolder, trok lijntjes om muziekpapier te hebben en componeerde er maar op los. Het waren natuurlijk allemaal orgeldeuntjes.
| |
| |
Dat moet toch wel indruk hebben gemaakt.
Dat deed het ook maar niet iedereen geloofde het. Zo hadden wij in onze buurt een molenaar die zich voor muziek interesseerde. Die kwam op zekere dag bij mij met muziekpapier en zei: ‘Bewijs eens te mijnen huize dat ge echt kunt componeren. Het moet een polka zijn.’ Ik zette mij aan het werk en in een, twee, drie was het klaar.
Het viel zo in de smaak dat ik het honderden keren heb moeten spelen. Kijk, hier is de compositie er nog van. Ik zal het u eens laten horen.
Wel, daar zit nog altijd vaart en frisheid in. Het zou nu nog goed werk zijn van een jonge componist.
Sindsdien noemde men mij op het dorp ‘het wonderjongetje’ en er werd van alles over mij gefantaseerd. Zo werd er verteld dat ik 's nachts opstond om te componeren, alhoewel dat nooit gebeurde. Ik ben wel blijven componeren en dat was natuurlijk allemaal dansmuziek.
En van studie was er nog steeds geen sprake?
Toch wel. Mijn ouders wilden me toen voor schoolmeester laten studeren, maar een kapelaan kon ze overtuigen mij naar Breda te sturen om verder muziekonderricht te krijgen. Ik kwam daar terecht bij leermeesters die mij boeken gaven en zegden: studeer maar. Ook daar heb ik op eigen houtje een boek over harmonie en een over contrapunt doorworsteld, zonder dat iemand mij op fouten wees of mij inzichten hielp krijgen. Gelukkig kwam toen toevallig in Oosterhout meneer Fr. Franck op bezoek, de broer van de vroegere minister, en toen die mij had horen spelen, kon hij het regelen dat ik naar Antwerpen kon, naar het Conservatorium.
| |
| |
Eindelijk zou ik zeggen.
Ja, al gebeurde dat in zeer moeilijke omstandigheden. Ik kreeg een klein zolderkamertje bij een werkman en beschikte over genoeg geld om niet van honger te sterven. Ik was toen 16 jaar. Ik deed examen voor de klas van fuga en contrapunt bij Mortelmans. Hij gaf mij een koraal en zei: harmoniseer mij dat eens. Ik deed het en werd aangenomen. Na twee jaar kreeg ik de prijs voor fuga en contrapunt en ook die voor klavier, met de grootste onderscheiding. Daarbij had ik ook altviool gestudeerd want ik wilde in een orkest kunnen spelen om mijn brood te verdienen.
En is dat gegaan?
Dat is gegaan maar het is de hardste periode van mijn leven geweest. Ik gaf privé-les, speelde in een orkest, was bij Lode Ontrop repetent van gewijde muziek, speelde mee in een kwartet en gaf recitals. Het was werken van 's morgens tot laat in de nacht. Ik heb in die tijd ook verscheidene keren bij juffrouw Belpaire een concert gegeven in de Beethovenzaal in de De Bomstraat. Ik herinner mij dat ik op zekere dag voor haar de Vierde sonate van Beethoven speelde en dat ze in tranen uitbarstte.
Het is ook een van zijn mooiste sonates.
Dat is zo. Bij al mijn activiteit kwam dan nog het componeren, en dat steeds in een onrust van vertrekken en verhuizen, zodat ik na twee jaar bijna volledig neurasteniek was geworden.
De oorlog 14-18 is dan gekomen en in mijn persoonlijk geval is dat een verlossing geweest. Die ongenadige tredmolen werd er door gebroken. Ik ging terug naar Oosterhout en was verplicht er te blijven. En dat is van kapitaal belang geweest voor mijn compositie-activiteit. Ik leerde daar de benedictijnen van Oosterhout kennen en volgde elke dag hun officie. Ik heb daar het
| |
| |
gregoriaans ontdekt en dat was een openbaring: ik kwam uit een jachtig leven en vond daar rust en kalmte. Als elk jong mens uit die tijd stond ik onder de invloed van de romantische atmosfeer van Wagner, wiens muziek het bloed doet stromen, en nu ineens onderging ik muziek die heel het lichaam ontspant en het geestelijke doet bovendrijven.
Ik heb die invloed dan in moderne zin verwerkt en het eerste resultaat was mijn eerste mis: de Missa Ave Maria die onlangs voor de vierde keer werd herdrukt. Ze is helemaal onder gregoriaanse invloed ontstaan en wordt in Nederland nog altijd veel gezongen. Kijk, hier is ze.
En heel de oorlog is u dan in Oosterhout gebleven.
Afwisselend toch. In Oosterhout werd ik dirigent van de nieuwe harmonie. De oude was failliet gegaan en de oude leden moesten al hun instrumenten afgeven. Dat is een hele geschiedenis geworden, veel erger dan die van de Sint-Jansvrienden. Daar ze hun instrumenten moesten inleveren, sloegen zij ze allemaal plat met de hamer.
Dat waren krachtige argumenten!
Ik heb daar wat mee te doen gehad. Het is ook in Oosterhout dat ik mij op het orgel heb toegelegd, want ik wilde organist worden. Ik heb daar al de orgelwerken van Bach onder de knie gekregen, maar dat alles was niet genoeg om te leven en daarom nam ik aan om te Eindhoven in een bioscoop te gaan spelen bij de stomme film.
En dat was me nogal het werk! Je moest naar de film kijken en improviserend je muziek aanpassen bij wat je zag. Als het een liefdesscène was, moest het een sentimentele melodie zijn. Ik heb de mensen daar ooit doen snotteren!
En als het een pistool- of kanonschot was, dan moest je goed opletten om op tijd het deksel van de piano te doen klappen.
| |
| |
Dat was in elk geval erg expressief.
Ja, maar dodend. Ik moest dan 's zondags vier doorlopende films begeleiden zonder van de pianokruk af te komen. Om daar van af te raken, zocht ik dan een plaats als organist. Van de kansen die ik had, koos ik 's-Hertogenbosch, maar ik heb dat ook niet lang kunnen volhouden: 's avonds in Eindhoven bij de film en 's morgens in 's-Hertogenbosch bij de mis.
Ik ben dan maar terug naar Oosterhout gegaan.
Ik heb daar nog aanbiedingen gehad van Amsterdam en Utrecht, maar ofwel voelde ik er niet voor om er op in te gaan, ofwel mislukte het.
Dat zijn wel moeilijke bestaansjaren geweest. - Componeerde u in die tijd ook?
Minder, omdat ik altijd met de piano bezig was. Maar in 1917 kon ik meedoen aan een wedstrijd, ingericht door het Antwerps Conservatorium voor de beste leerlingen van de laatste tien jaar. Ik maakte een Praeludium en Tripel-fuga voor orgel die bekroond werd en later door Alsbach werd uitgegeven.
En daarmee was er weer contact met Antwerpen.
Eens dat de oorlog gedaan was, ben ik naar Antwerpen teruggekeerd en heb daar veel klavierrecitals gegeven, die heel wat belangstelling ondervonden. Ik kreeg daar dan een aanbod om een tournee te gaan maken in Amerika en ik heb dat aangenomen. Ik heb het twee jaar volgehouden en ben in alle grote centra van Amerika opgetreden.
Daar is van scheppend werk dan wel niet veel gekomen.
Wel, ik was in de eerste plaats klaviervirtuoos en het componeren was secundair. Ik heb daar toch mijn eerste strijkkwartet
| |
| |
gemaakt, volledig in de oude toonaarden en nog steeds onder gregoriaanse invloed. Het werd later gedrukt.
Op uw kunst zelf heeft Amerika dus weinig invloed gehad.
Ik denk het niet, maar je kunt dat niet precies weten. Je leert in elk geval veel bij.
Ik heb daar in die tijd de eerste jazz leren kennen, toen er van die muziek hier nog geen sprake was. Ik herinner mij nog toen ik dat de eerste keer hoorde: het was een prachtig negerorkest en dat ritme was zo aanstekelijk dat ik mijn lepel pakte om het ritme te begeleiden op het bord. Dat was het ontstaan van de jazz; dat was nieuw en zuiver, echte negerkunst. Nu is dat allemaal verbasterd.
En na Amerika?
Nog eens Amerika, voor een half jaar. Ik heb er prachtige herinneringen aan, o.m. aan Los Angeles, de filmstad. Maar toen was ik het op tournee gaan toch helemaal beu en ik begon ook meer belangstelling te voelen voor het componeren. Ik kwam voorgoed terug en huwde.
Was uw vrouw ook Nederlandse?
Nee, een echte Antwerpse. Ik had ze leren kennen op het Conservatorium waar ze in de cursus van Emile Bousquet zat, maar wij zijn maar veel later getrouwd.
En dat was dan een rustpunt in uw nogal bewogen bestaan.
Ja, ik werd dan aangesteld als professor klavier, contrapunt en fuga aan het Lemmensinstituut te Mechelen, ter vervanging van mijn oud-leraar Lodewijk Mortelmans, die tot directeur was benoemd van het Conservatorium te Antwerpen. Later kreeg ik
| |
| |
ook dezelfde opdracht aan het Conservatorium te Antwerpen, maar daar ben ik thans gepensioneerd.
Dat woord klinkt gek als men u hoort en bezig ziet. - Maar hiermee zijn wij door uw verleden van klaviervirtuoos gewandeld. Krijgen wij dan als orgelpunt geen klein extraatje? U heeft de reputatie een buitengewoon improvisator te zijn. Krijgen wij niet eens zo een paar minuten zuivere improvisatie?
Maar zeker. Geeft u mij maar het thema.
Nu ben ik zelf perplex. Herfst? Rust?
*
Mevrouw De Jong, naar uw man kan men blijven luisteren. Dat is hier zeker alle dagen feest met zo een virtuoos in huis.
Mevrouw De Jong:
Feest is toch wel veel gezegd. Er zijn ook regendagen en er is ook muziek die niet feestelijk is.
Maar het is toch een genot naar mooie muziek te luisteren, al is die dan droevig. Ik hoorde straks dat u ook op het conservatorium was. Doet u nog aan muziek?
Wel, ik geef nog pianolessen en soms speel ik vierhandige pianowerken.
En volgt u het ontstaan van de werken van uw man van dichtbij?
Dat wel! Al is het maar door het instuderen van de klavierwerken van mijn man, klanken die het hele huis doorgalmen.
| |
| |
Mag ik een indiscrete vraag stellen? Welke is de mooiste muzikale beleving geweest in het leven van uw man?
Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Mijn man droeg vele mooie werken aan mij op, als Bruiloftsmars, 15 Fantasiewalsen, enz., enz.
*
Meneer De Jong, er is niet aan te denken uw werk systematisch te overlopen en te bespreken. U hebt heel wat op uw actief.
Ik schat plusminus 200 composities.
Ik stel voor dat we het in elk genre over één werk, of een paar werken, zouden hebben. Maar eerst een algemene vraag. Welke stukken schonken uzelf de meeste voldoening?
Dat is natuurlijk niet zo gemakkelijk te zeggen. Ik denk Sonate en Vlaamse rapsodie. Als ik u het begin speel, hoort u dat deze Sonate een reeks variaties is op een gregoriaans thema. En dan de Vlaamse rapsodie... Kijk, ik heb heel mijn leven naar een eigen stijl gezocht, want veel componisten hebben dat niet. Als men hun werk hoort, heeft men de indruk hetzelfde al eens ergens anders te hebben gehoord. Ik heb heel mijn leven getracht vrij te komen van invloeden en vooral los te komen van het wagneriaans romantisme. Ik heb 40 jaar naar een eigen stijl gezocht en ik meen dat ik nu toch ergens sta.
Hoe ziet u dan zelf deze ontwikkeling of dit spel van invloeden?
Ik denk dat er in mijn evolutie duidelijk drie perioden zijn.
De eerste is gebaseerd op louter verwerken van de oude modi. De tweede is een vernieuwing: het vervloeien van het impressionistisch systeem in de oude toonaarden. In het impressionisme
| |
| |
speelt de kleur een grote rol. In klank is er ook kleur en nuancering te brengen, b.v. door zekere dissonanten. Welnu, in de tweede periode heb ik de wijding van de oude modi bewaard, maar er de lichtglans van het impressionisme in gebruikt. En dan komt eindelijk de derde periode en die is natuurlijk de belangrijkste. In vorig systeem was het contrapunt toegepast op de kleurenharmonie, die daardoor rijker ontwikkeld werd. Hoe contrapuntisch deze muziek ook behandeld is, toch mist ze nooit de harmonische basis. Het is het principe van mijn Oratorium Imitatio Christi.
Dat is modern en toch niet wat men hypermodern noemt.
Ja, maar ik kan ook ultramodern zijn, doch ik vind dodecafonie beneden alles en dat is niet omdat ik die niet aankan. Ik heb daar in 1954 nog een experiment mee gedaan. Er was een wedstrijd te Haarlem en ik zond opzettelijk drie werken in. Het eerste was in dodecafonische stijl, het tweede in de stijl van mijn derde periode en het derde in de klassieke trant. Het stuk in dodecafonische stijl werd bekroond. Ik zelf loop daar helemaal niet hoog mee op. Dat is sterk qua techniek maar dat klinkt niet. Ik kan er zo honderden schrijven. Kijk, hier hebt u ze alle drie samen: Triptiek van concertstukken voor orgel.
En dat is in Amerika uitgegeven.
Ik geloof dat het van mijn beste werk is wat het orgel betreft, samen met Passacaglia van fuga op het thema Ave Maris Stella.
En andere religieuze muziek?
Een tiental missen. De luisterrijkste is wel de zesstemmige In Omnium Sanctorum, die door het Sint-Romboutskoor onder leiding van kanunnik Van Nuffel werd gecreëerd. Ook in Frankfurt werd die uitgevoerd.
| |
| |
U hebt ook heel wat liederen getoonzet.
Een veertigtal, op tekst van Van de Woestijne, Gezelle, Marnix Gijsen, Helderenberg, Reddingius, Herreman, Gilliams, Verbeeck, Coole, Angèle de Bremaeker.
Welk is daar het meest populaire van?
O morgenstond van Guido Gezelle. Maar de meeste voldoening heb ik van Ver aan de grens op tekst van Reddingius.
Er is dan nog uw kamermuziek.
Ja, o.m. zes kwartetten. Mijn voorkeur gaat daar naar het Derde strijkkwartet dat bekroond werd door de Koninklijke Vlaamse Academie, en ook het Vierde strijkkwartet, dat door Sabam werd onderscheiden. Dat bestaat trouwens op grammofoonplaat.
En een verscheidenheid van concerto's.
Ja, op 1 april 1960 wordt mijn Derde klavierconcert uitgevoerd door Lode Backx in het N.I.R. Ik heb dan nog een concerto voor viool dat de Koningin Elisabethprijs kreeg, een celloconcerto, trompetconcerto, altvioolconcerto, enz.
Een verscheidenheid die onuitputtelijk schijnt. Ik heb anders toch de indruk dat u de laatste tijd vooral met het oratorium bezig bent geweest.
Toch veel. Ik houd van het oratorium, omdat het zo een grote verscheidenheid van uitdrukkingssferen biedt en de componist een zekere vrijheid in de constructie wordt gelaten. Ik ben daar anders toevallig mee begonnen. Er bestond bij het N.I.R. een luisterspel, Hiawatha. De Edgar Tinelkring van Mechelen vroeg
| |
| |
of ik dat niet in oratoriumvorm kon uitwerken. Dat gebeurde en het werk werd te Mechelen gecreëerd onder de leiding van Staf Nees. Achteraf beleefde het nog 14 uitvoeringen. Het volgende oratorium was de Imitatio Christi, waarin ik de mooiste hoofdstukken van de Navolging heb verwerkt. Dat werd gecreëerd door het N.I.R. in 1957. Dan is er nog Kerkhofblommen, dat nu op Allerzielen door het N.I.R. wordt uitgezonden, en dan ook mijn hymne Civitas Dei.
Er zijn dan nog uw klavierwerk, uw cantates en uw orkestraal werk.
Van mijn klavierwerk zou ik alleszins vermelden Heidestemmingen en Vlaamse rapsodie, ook mijn 3 sonates en 3 klavierconcerten. Van mijn cantates: Suum bonum en L'annonciation. En van mijn orkestraal werk: mijn twee symfonieën die ook in het N.I.R. vaak worden uitgevoerd.
Het is helaas noodzakelijkerwijs een droge opsomming van een gedeelte van een groot werk. Men zou het moeten kunnen horen. Een schilder kan een schilderij ineens laten zien, maar een musicus moet het kunnen laten horen. - U hebt in elk geval de dagen van uw leven goed gevuld. Hebt u trouwens ook nog geen pedagogisch werk op uw actief?
Jawel, een harmonieleer in 6 delen. En dan heb ik hier nog in handschrift mijn levenswerk: de evolutie van het klassiek en modern contrapunt, vocaal en instrumentaal. Het is het volledigste werk dat er bestaat: het gaat tot de modernsten, Schönberg inbegrepen. Ik heb daar 10 jaar aan gewerkt, gewijzigd, aangevuld, uitgewerkt. Het is nu drukklaar maar het uitgeven is een andere zaak. In Amerika willen ze het onmiddellijk doen maar dan moet ik het eerst in het Engels vertalen of laten vertalen. Begin daar eens mee. En eer ze hier zo een werk durven aanpakken...
| |
| |
Laten we hopen dat er bij de kijkers een ondernemend uitgever zit of eenvoudig een mecenas. - En waar bent u nu mee bezig?
Ik doe nog wat ik graag doe: componeren. De laatste dagen heb ik iets gedaan wat ik nog nooit had gedaan: Fantasiewalsen in oude toonaarden, in memoriam Frédéric Chopin. Ik heb er al zes of zeven af. U moet maar eens luisteren wat een sfeer die toonaarden hebben.
Wel, u bent me voor geweest. Ik wou u vragen dit bezoek met muziek te sluiten. Maar een paar minuten kunnen er toch nog bij.
Mevrouw, zou u niet enige voorkeur laten blijken uit het laatste werk?
Mevrouw De Jong:
Zonder aarzelen! Een van de Spaanse volksliederen die mijn man na onze reis in Spanje heeft geharmoniseerd.
Dat is dus op een bestaand volkslied?
Ja. Ik heb er daar heel wat opgetekend die volledig onbekend zijn. Luistert u maar eens.
Uitzending: 8 januari 1960. |
|