| |
| |
| |
Phil Bosmans
Holle Weg 2, 2550 Kontich
Phil Bosmans, wie uw naam uitspreekt, denkt aan de Bond zonder Naam. Waarom heeft die bond van u geen naam?
Die heeft geen naam omdat hij nog altijd niet gedoopt is. We willen nergens met die Bond zonder Naam ‘gekazeerd’ zijn, niet aan de ene kant of niet aan de andere kant. Wanneer ge eenmaal een naam hebt en hoort bij een partij of bij een beweging die zich afzet tegenover andere bewegingen, dan krijgt ge al tegenstellingen. Onze Bond zonder Naam zou ik heel graag plaatsen op een heel breed platform, waar alle mensen zich thuis kunnen voelen, hoe ze ook zijn en vanwaar ze ook komen, van links of van rechts. Ik zou zeggen: het is een thuis voor iedere mens en wij proberen in die thuis de diep-menselijke waarden echt aan bod te laten komen.
U zegt: wij. Wie is dat of wie zijn dat: wij?
Ik zeg heel graag: Bond zonder Naam heet wij, precies omdat ik
| |
| |
Bond zonder Naam niet ben. Ik vertegenwoordig misschien wel een gedachte, zou ik zeggen, die daar leven aan geeft, maar Bond zonder Naam voor mij, dat zijn die duizenden, tienduizenden, ik zou bijna zeggen die honderdduizenden, want we zijn op het ogenblik met over de tweehonderdduizend en we groeien nog met gemiddeld duizend nieuwe aansluitingen per maand. Voor mij zijn het in die grote massa mensen die duizenden eenvoudige kleine lieden die lichaam geven aan de gedachte van Bond zonder Naam, een fantastisch idee, dat gekomen is uit Nederland van die fameuze radiopredikant Harrie de Greeve en dat ook in ons land een zeer goede weerklank heeft gevonden. Bond zonder Naam, dat zijn voor mij duizenden harten die van andere mensen gaan houden. Dat zijn duizenden handen die mensen troosten en opbeuren en die mensen helpen. Dat zijn zoveel voeten die naar de minstbedeelden gaan. Dat zijn zoveel monden die een goed woord spreken. Bond zonder Naam heet wij. In heel het Vlaamse land is dat als het ware een warme golfstroom die heel veel mensen goed doet. Wij krijgen dankbrieven waarin staat: ‘Bedankt voor wat u gedaan hebt’ - en wij weten niet waarover het gaat. Dat betekent dat er ergens mensen zich in naam van Bond zonder Naam hebben ingezet voor medemensen.
Uw hefboomspreuken zijn overbekend en hebben een eigen merk. Waar haalt u ze vandaan?
Uit het leven en bij de mensen zelf. Er zijn heel wat mensen die denken dat ik beschik over een team van massapsychologen die deze spreuken produceren, maar dat is helemaal niet zo. Ik vrees dat die specialisten dat ook niet zouden kunnen want een goede slogan, een goede aansporing in een goede formule gegoten, is niet het resultaat van overleg en verstand. Een spreuk groeit niet uit een knap brein en heeft niets te maken met wetenschappelijke scholing. Daar is wat meer voor nodig: een glimp, een flits, een ontmoeting, een opmerking, wakker zijn. Je kunt niet voor een wit blad gaan zitten en zeggen: nu ga ik een spreuk maken. Daar
| |
| |
kan ten hoogste wat stuntelig geleuter uit voortkomen.
Neem nu b.v. de spreuk Menslief, ik hou van je!, die op zoveel miljoenen exemplaren is verspreid dat ze dreigt wat afgezaagd te raken. Hoe is ze er gekomen? Ik kom met de auto terug uit Limburg en zit zo wat te denken aan mijn laatste gesprekken en ik hoor als 't ware wat wordt gezegd. Ineens komt dat woord ‘menslief’ naar boven, een term die de Limburgers voortdurend in de mond hebben. Ineens realiseer ik me hoe formidabel die aanspreking is: al de genegenheid voor de mens zit erin, maar we zijn er ons niet meer van bewust. En terwijl ik onder de spoorwegbrug van Beringen doorrij, heb ik mijn spreuk: Menslief, ik hou van je! Er staat dus een verduidelijking bij die ons bewust moet maken van wat we zeggen.
Ik ken een man die de vriendelijkheid zelve is. Op zekere dag maakt die zich om de een of andere reden kwaad en gaat lelijk te keer. Ik denk ineens: Jong, wat zijt ge nu lelijk! Daarmee is de spreuk er ook: Wat ben je lelijk als je kwaad bent!
Je krijgt echt enorm veel toegespeeld. Trouwens, wat heeft een mens van zichzelf? Alles is gave. Ik zie me eerder als een bakker die brood bakt en daarvoor meel nodig heeft en water en gist. Als men je alles zou afnemen wat je hebt gekregen, zou er niet veel overblijven.
Op een goeie dag zit ik in een café te praten met vrienden. Aan de tapkast staat een man rustig zijn biertje te drinken en die hoort waarover wij het hebben. Ineens zegt hij tot ons: ‘Ha, ge zijt van de Bond zonder Naam. Daar ben ik ook bij, want mensen geren zien dat is mijn hobby!’ Probeer dat maar eens te bedenken.
Het komt er natuurlijk op aan de slagzin zo te formuleren dat hij iets zegt en bij de mensen aanslaat.
In de periode dat er zoveel te doen was over de fusies, rij ik achter een auto aan en zie op de achterruit de tekst: ‘Ik ben tegen fusie’. Dan klikt er ergens iets en je denkt: als ik die f in r verander, heb ik het weer: Ik ben tegen ruzie!
De ene slagzin slaat ook beter in dan de andere. Toen we de
| |
| |
spreuk Hier mag je lachen uitbrachten, kwam een bankinstelling van Antwerpen die hier met pakken vragen om ze in de kantoren op te hangen. De nieuwe spreuk van de maand wordt elke keer in al de Antwerpse trams opgehangen en daar krijgen wij veel reacties op, die alweer inspirerend kunnen werken.
Het is een kwestie van inspiratie en ook wel een beetje een gave. Om het te kunnen, is het absoluut nodig in zeer nauw contact met de mensen te leven en mee te leven met de meest eenvoudige dingen van elke dag. In elk geval mag je je niet geestelijk laten verschrompelen in eindeloze besprekingen en vergaderingen.
Humor is een van uw sterke wapens.
Het is één van onze wapens, maar soms slaan we ook hard toe. Er moet trouwens afwisseling zijn. De bedoeling is de mensen even te raken, te schokken om ze te doen nadenken. Wij spelen de mensen zoveel kaarten toe, dat ze vroeg of laat een troef in handen krijgen. Het gebeurt dat iemand als lid jarenlang elke maand onze spreuken krijgt en dat het langs zijn kouwe kleren gaat. En dan komt ineens een spreuk die doel raakt. Dat is de bedoeling.
*
Het kleine klooster waar Phil Bosmans zijn rusttent heeft opgeslagen, ligt in een nog landelijk milieu waar nog vogels te horen zijn en waar van op straat nog het geluid van spelende kinderstemmen aanwaait.
Binnen in het gebouw hangt een sfeer van helderheid en kalmte. In de kleine huiskapel is die rustigheid van geest nog intenser.
Achter de woning is een stukje park en een tuin met bloeiende perelaren.
*
| |
| |
Limburger, geboren op 1 juli 1922 in Gruitrode, een dorp tussen Opglabbeek en Bree.
Je schijnt nog te weten waar dat ligt ook.
Drie maanden mobilisatie en een heerlijke tijd. Dat was toen nog een echt stuk natuur.
Er zijn nu nog veel bossen, al kom ik er te weinig om precies te weten hoe het is geëvolueerd. Ik ben er tot mijn 16de jaar gebleven en was er dus niet meer toen jij er het vaderland kwam verdedigen. Maar het is het landschap van mijn jeugd en het is een zegen voor een mens in een dorp geboren te mogen worden en er zijn kinderjaren te mogen doorbrengen. Ik zou het een ramp vinden als kind geboren te worden op de 21ste verdieping van een monsterachtig flatgebouw.
Als kenner mag ik u vragen op welke wijk uw ouderhuis stond.
In het gehucht Ophoven, in het huis de Striep, met het gevolg dat ik Lips van Striep werd genoemd of Lips van Bosmanneke. Ik had namelijk een nonkel die Lips heette en die naam werd doorgegeven.
U komt uit een groot gezin?
Vier kinderen. Ze waren thuis kleine boeren, te klein om het uit te houden. Vader verdiende een cent bij met vervoer: hij bracht met zijn kar hout van Bree naar As, waar de trein kwam. We hadden het thuis wel niet breed maar we maakten veel plezier.
Mijn ouders zijn de meest fantastische mensen die ik ooit heb ontmoet. Ik heb die nooit kwaad gezien of ruzie horen maken. Ze vingen alle moeilijkheden met veel humor op en bezaten de gave alles in het leven te relativeren. Ook mijn geloof heb ik niet
| |
| |
gekregen van een bisschop of paus of een theoloog, maar van die twee formidabele mensen.
Waarom zijn ze uit Gruitrode weggegaan?
Om den brode en het is voor hen een zware beslissing geweest dat vertrouwde stuk grond te verlaten. Mijn vader heeft in Genk nog wat voortgeboerd maar met veel tegenslag. Mijn twee broers gingen naar de mijn en ook de man van mijn zuster werkte in de mijn, al van zijn twaalfde jaar trouwens.
Moeder was bijzonder moedig: toen de Duitsers naderden en iedereen wegliep, ging zij met haar gezin schuilen in de kelder en haalde daar de speelkaarten boven.
Wat kreeg u aan schoolse vorming?
In Gruitrode was er een man die onderwijzer was voor al de klassen van de lagere school en ik heb me daar goed bij gevoeld: ik heb trouwens achteraf mogen constateren dat ik daar niet zo mismaakt ben uitgekomen, ook al zullen alle pedagogen de methode veroordelen. Wij werden daar niet zo volgepropt met allerlei dingen waar we toch niets aan hadden.
Het lag dan wel niet voor de hand dat u zou studeren.
Helemaal niet en het is heel toevallig gekomen. Een tante van mij werkte in Opglabbeek bij iemand die in zijn familie een pater montfortaan had. Die heeft zich mijn lot aangetrokken en ervoor gezorgd dat ik in Rotselaar op de humaniora kon.
Was dat toen geen apostolische school, een school waar men verwachtte dat de leerlingen roeping zouden hebben?
Het was wel wat men noemde een apostolische school en veel mensen denken dat de leerlingen daar met dwang naar het
| |
| |
priesterschap werden gestuwd. Dat is helemaal niet waar. Na elke vakantie zei vader thuis: ‘Ge kunt altijd hier blijven en achter de ploeg lopen.’ Dan was er de buurman, die lachte: ‘Word maar pastoor, dan zijt ge van het werk af!’
Ik heb daar in Rotselaar een leraar gehad die op mij een sterke indruk heeft gemaakt en dat was de Nederlandse pater Willy Loop. Die man had iets te vertellen en deed het met enthousiasme, zonder veel blabla, met de toon van de echtheid.
In Rotselaar leeft de legende van Beatrijs.
Daar heb ik van gehoord. Ik vind die literatuur van de middeleeuwen wel mooi, maar mijn belangstelling is nooit naar de oudheid gegaan. Ik ben b.v. ook geen museumloper. De levende mensen hebben mij altijd geïnteresseerd en als ik ergens kom, heb ik altijd meer interesse voor achterbuurten en gevangenissen dan voor de geschiedenis.
U moet zowat in de retorica, hebben gezeten toen de oorlog uitbrak.
In de poësis en ik weet er nog bij dat ik toen pas het boek De wind waait van Ernest van der Hallen had gelezen. Toen we dan op 10 mei met een bus naar huis werden gebracht, gebeurde dat in een erg vrolijke stemming: wij gingen het avontuur tegemoet en zongen heel de reis door vol enthousiasme. Toen we in Bilzen aankwamen, zagen we daar de markt die pas gebombardeerd was: toen is het heel stil geworden in de bus.
Als alle andere jonge mannen zijn we dan van thuis uit op voorhistorische fietsen naar Frankrijk vertrokken, een broer en ik. En als leeftocht gaf moeder ons twee broden mee, een ham en 50 frank. We werden overal maar verder gestuurd: van Roeselare naar Abbeville, waar we het bombardement hebben meegemaakt. Enfin, de reis heeft drie maanden geduurd, een echt avontuur!
| |
| |
Dan ben ik opnieuw naar school gegaan om de retorica uit te doen. In die tijd mochten we om de drie weken naar huis, dat was om den brode natuurlijk, maar zo raakten we nog meer vrijgevochten. Wij zijn dus niet als serreplantjes opgegroeid, zoals zo vaak werd gezegd. Normaal had ik mijn noviciaat in Nederland moeten doen, maar wegens de oorlog was dat niet mogelijk. Ik heb het dan ook in Rotselaar op het montfortaans seminarie gedaan en we hebben daar hard gewerkt en veel gelachen: we waren daar met z'n vijven en dat had vele voordelen.
U bent dus als 't ware naar het priesterschap gegroeid zonder problemen.
‘Gegroeid’ is nog een woord waarvan ik hou. Ik had in Genk al veel contact gehad met de mijnwerkers. Ik ging er regelmatig bezoeken die in de kleine kliniek van Winterslag lagen en ik zag dat vele kleine mensen om niks werden gekraakt. Ik voelde instinctmatig dat er voor die kleine man wat gedaan moest worden. Ik voelde mij bij eenvoudige kleine mensen altijd goed. Bij hen komt het leven zuiverder op je toe. Ze zijn zoals ze zijn, ze zijn echt. En ik vond er veel vreugde en vriendschap zoals bij die mijnwerker die in het ziekenhuis lag met een gebroken ruggegraat. Die vriendschappen waren duurzaam. Onlangs ontmoette ik nog een Hongaar voor wie ik in die tijd wat heb kunnen doen. Die man was speciaal naar een huwelijksmis gekomen waar hij wist dat ik als lid van de familie zou zijn; hij heeft mij letterlijk van de bruiloft weggesleurd om me zijn huis te laten zien en zijn gezin.
Dus priester geworden om de kleine man te helpen.
Ja. Montfort heeft me in deze zin altijd sterk geboeid. Hij is jong gestorven, 43 jaar, en heeft zich altijd gericht tot de ontkerstenden en tot de armen. Hij zette zich af tegen de rijke Kerk en zag er niet tegen op zelfs de pastoors terecht te wijzen. Hij werd
| |
| |
dan ook regelmatig verjaagd, want ze vonden hem een halve gare. Een voorval dat in zijn eerste levensrelaas vermeld staat, heeft mij altijd getroffen: hij neemt een arme op zijn schouders en gaat ermee naar een klooster - niet naar een gewoon huis maar uitgerekend naar een klooster! - en daar belt hij aan en zegt: ‘Doe open voor Jezus Christus.’
Het geloof is nooit een probleem geworden?
Nee. Ik geloof zoals een blinde gelooft in de zon: hij ziet ze niet maar hij voelt ze. Als ik een mens zie, al is het een gehavend mens, dan geloof ik in een wezen dat groter is dan de mens.
U doet dan toch nog een stuk studie in Nederland en wordt priester gewijd in 1948, dit jaar dus 30 jaar geleden.
Op 7 maart was dat 30 jaar ja. Als het te herbeginnen was, zou ik het rustig opnieuw doen en met evenveel stommiteiten als nu. Wat dat priesterschap betreft, moet je ook niet denken dat het zo'n wandelen is door het leven. Men kent zeker ook in het religieuze leven wittebroodsweken, maar het is toch niet altijd zo eenvoudig. Priester word je volgens mij eigenlijk verschillende keren. De gemakkelijkste keer is de eerste keer.
Ik moet hierbij toch nog iets over mijn moeder vertellen. Een jaar voor mijn wijding was ze zo ziek dat de dokters haar opgaven. Nu was zij zo diepgelovig dat ze toch bleef hopen dat ze mijn wijding en eerste mis zou kunnen bijwonen. Ze heeft zich inderdaad herpakt en heeft alles kunnen meemaken. Typerend voor haar waren haar eerste woorden na mijn priesterwijding: ‘Zijt ge nu echt gelukkig?’ Het belangrijkste voor haar was gelukkig zijn.
Achteraf, toen ik in Frankrijk was, is ze me daar nog komen opzoeken op doorreis naar Lourdes. Een jaar later heb ik in Waterschei nog een missie gepreekt van zes weken en bij de sluiting ervan, op Allerheiligen, is ze gestorven. Haar laatste
| |
| |
woorden waren: ‘Ik heb alles gekregen wat ik gevraagd heb’. Wie dat kan zeggen, is gelukkig geweest.
U bent nog in Frankrijk geweest?
Een jaar in het dorp waar Montfort is gestorven. Ik heb me daar tevens bezig mogen houden met ontkerstenden in de omgeving van Tours. Ik ben met een oude pater mee geweest, die er in schuren ging preken omdat de mensen naar de kerken niet meer kwamen. Ik heb daar veel geleerd en o.m. dit: als het evangelie niet bestond, dan moest men het uitvinden om mensen op aarde gelukkig te maken. Het evangelie is er niet alleen om mensen naar de hemel te brengen, maar ook om ze op aarde een beetje hemel te laten proeven. Dat is de wil van God.
Ik ben ook nog een tijd in Parijs geweest waar ik sterk werd geboeid door het werk van de priester-arbeiders en eigenlijk was ik dat graag geworden, maar het mocht niet.
Na Frankrijk deed ik mee aan volksmissies in eigen land en had een voorkeur voor ontkerstende wijken. Zo woonde ik een tijdje in een barak tussen vreemdelingen en in een geprefabriceerd huisje op Nieuw Texas in Waterschei.
Maar eigenlijk hebt u naam gemaakt met de Bond zonder Naam. Hoe is dat in zijn werk gegaan?
Dat is mogelijk geweest omdat ik voor niets anders meer goed was. In 1954, tijdens die fameuze Mariatocht in Limburg, ben ik ziek geworden op de pastorie van het meest verloren dorpje in Haspengouw, te weten Horpmaal. Ik werd ziek en ben twee jaar op die pastorie gebleven, heb er twee jaar kunnen blijven omdat daar de meest gastvrije pastoor van de wereld woonde! Denk u eens in dat de specialist-geneesheer aan die pastoor vraagt: ‘Mag hij hier blijven?’ En dat de pastoor antwoordt: ‘Zeker!’ De specialist vond het goed dat ik daar bleef, omdat bij pastoor Aerts juffrouw Leontine Franck woonde, die ver- | |
| |
pleegster was. Naar het klooster mocht ik niet terug, want ik was aanvankelijk heel moeilijk vervoerbaar: ik had een totale verzwakking en moest onmiddellijk gaan liggen.
Deze twee fantastische mensen hebben alles voor mij gedaan. Zonder enige berekening! Ze hebben me twee jaar lang als een prins verzorgd, terwijl ik daar te bed lag en zelfs geen mis mocht lezen. Je ontmoet in je leven veel mensen, maar bepaalde mensen groeien in je leven binnen. Pastoor Aerts en juffrouw Leontine zijn in mijn leven binnengegroeid; ze zijn als het ware mijn tweede vader en moeder geworden. Doordat ze zo goed voor mij zijn geweest, heb ik alles aan hen te danken. En daardoor heeft ook de Bond zonder Naam zo enorm veel aan hen te danken.
Maar hoe bent u dan bij die Bond zonder Naam gekomen? Dat is nog niet duidelijk.
Na die twee jaar werd mijn gezondheid wat beter, hoewel de specialist tegen mijn oversten zei dat ik mijn leven lang een sukkelaar zou blijven. Ik moest alleszins beginnen met nog een jaar te rusten. Tijdens dat jaar convalescentie mocht ik eigenlijk doen wat ik graag deed. Nu sprak de Bond zonder Naam me toch wel heel sterk aan. Pater Loop had me trouwens voordien al gevraagd er hier in het Vlaamse land mee te beginnen. Dat mocht toen niet, maar nu ik voor niets meer deugde, was er geen enkel probleem meer. En dus kwam ik in september 1957 in Antwerpen terecht bij de Bond, die daar toen al actief was. Dat is nu twintig jaar geleden en ik ben er nog. De specialist is intussen al lang dood.
De Bond zonder Naam werd in Nederland gesticht.
Jawel, door pater Henri de Greeve. Die verzorgde elke zaterdag voor Radio Hilversum een veel beluisterde uitzending die Lichtbaken heette. Op 2 april 1938 legde hij deze verklaring af: ‘Luisteraars, u zult wellicht verbaasd zijn als ik u vanavond
| |
| |
uitnodig een bond op te richten met mij, u zult nog meer verbaasd zijn als ik zeg dat deze bond geen geld kost, geen contributie. Nog meer verbaasd als ik u zeg dat deze bond geen bestuur zal hebben, noch naam, noch voorzitter, noch secretaris, noch penningmeester. Dat deze bond geen zetel zal hebben, noch officieel kerkelijke, noch officieel koninklijke goedkeuring en toch... als het plan mocht slagen, zal er wezenlijk een bond en een band zijn.’
Bond zonder Naam is een reusachtig idee geweest. In de oorlogsjaren bleef de Bond in stilte voortbestaan. Henri de Greeve, een van de felste bestrijders van het nazisme, werd opgesloten in het gijzelaarskamp De Ruwenberg in Sint-Michielsgestel. De jaren direct na de oorlog bruisten van originele activiteiten, zoals de actie Ruitentroef die tot doel had in de gebombardeerde steden de ruiten in de rechtgebleven huizen te herstellen om kou en regen tegen te gaan. In 1947 ontmoette Henri de Greeve de directeur van de Technische Scholen van de Londenstraat te Antwerpen, de heer L'Homme, en door hem juffrouw Tony Winkeler. Ze hadden veel belangstelling voor het initiatief en besloten Bond zonder Naam in België op gang te brengen. In 1950 werd Henri de Greeve, oververmoeid, opgevolgd door pater Willy Loop, die Bond zonder Naam in Nederland verder uitbouwde. Hij nam het initiatief voor de Sterritten en de bekende kerstkaarsenactie Mensen in Nood. - Loop was een rijk begaafd man, die met een stuk van z'n hart in Vlaanderen woonde. Ondanks zijn drukke bezigheden kwam hij dikwijls naar Antwerpen. Hij was het die in 1956 het kantoor in de Lange Klarenstraat 24 huurde en daar ben ik een jaar later dan terechtgekomen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat ik me niet moe zou maken. Dat is de korte inhoud van een lang verhaal.
En de Bond kreeg al gauw een eigen Vlaams gezicht.
Wel, die Hollandse slagzinnen spraken de mensen van bij ons niet zo goed aan. In 1958 ben ik dan met eigen slagzinnen
| |
| |
begonnen en in 1959 werd de Bond officieel als een v.z.w. in ons land opgericht.
Ik vond de grootste nood van onze tijd de nood aan een nieuwe cultuur, die ik de ‘cultuur van het hart’ heb genoemd, want het hart was en is het meest verwaarloosde gebied in de stad van de mens.
Toen, en nu nog meer, besteedde men alle aandacht aan het lichamelijke, maar de mens is meer dan een stukje materie. Hij is ook een geest: zijn lichaam is een bezield lichaam. En de mens kan alleen in liefde mens worden.
De opdracht is de liefde van God voelbaar en tastbaar maken in de wereld. Voor mij vormen God, de mens en het leven één geheel. Een mens kan niet geloven in z'n medemens, kan niet geloven in het leven en kan zeker niet in God geloven als hij nooit bemind is geweest, als hij nooit liefde ervaren heeft. Deze boodschap spreekt ook andersdenkenden aan. Het is trouwens fout Christus te beschouwen als een monopolie van katholieken of protestanten. Hij is er voor alle mensen.
Van hieruit is uw Bond ook nog naar het buitenland gegroeid.
Ja. Omdat er in België Vlamingen en Walen wonen, hebben wij in Brussel getracht via een postbus ook het franstalige gebied te bereiken. Later is dat uitgegroeid tot een eigen kantoor voor de franstalige gemeenschap. Verder is er in Taipe op Formosa een Bond zonder Naam die in het Chinees spreuken uitgeeft. In Caracas (Venezuela) zijn het de paters salvatorianen die actief bezig zijn met de Movimiento sin Nombre en iedere maand een spreuk uitgeven en ook elk jaar een kalender maken. Bijna geheel Zuid-Amerika spreekt Spaans en langs die weg kan Bond zonder Naam zijn boodschap brengen aan de vele mensen op dat continent die ervoor openstaan.
| |
| |
*
Het vertrek op de eerste verdieping, waar Phil Bosmans thuis is, is een echte leefkamer want het dient hem tot zit-, werk- en slaapkamer.
Op de boekenkast achter zijn werktafel staan de foto's van zijn ouders en die van zijn tweede ouders op de ereplaats.
Verder staan er gezellig door mekaar verscheidene voorwerpen die aan diverse gebeurtenissen herinneren, o.m. het getekend portret van de Russische professor Hans Busov.
In een hoek staat de aansprekende foto van een Turks jongetje uit de foyer in de Noordwijk te Brussel dat verongelukte.
Ook deze pop is een aandenken aan de actie van Phil Bosmans voor de gastarbeiders van de Brusselse Noordwijk.
Op een tweede boekenkast staan her en der nog voorwerpen die voor de gastheer iets te betekenen hebben. Centraal staat het borstbeeld van de Montfort.
De boekenkast is een werkinstrument en voor Phil Bosmans is de mens het meest boeiende boek.
Toch heeft hij voorkeurauteurs: Thomas Merton, Rabindranath Tagore en Antoine de St. Exupéry.
Op een staander ligt het evangelieboek altijd beschikbaar om er te gelegener tijd vitaminen uit te halen.
Voor het raam, dat op de tuin uitziet, hangt een glas-in-loodraam dat de Barmhartige Samaritaan voorstelt. Wouter van Hove maakte het en schonk het met de woorden: ‘Gewoon uit dank voor wat ge deedt’.
Boven het bed hangt een bijzonder helder schilderij dat een gezicht op Horpmaal voorstelt. Achter dat raampje lag Phil Bosmans twee jaar ziek.
Hier ook weer een foto van een dierbare vriend die een lichtend voorbeeld was: pater Frans.
Dit schilderij evoceert de verlatenheid van de gevangene, die in de wereld geen vaste grond meer krijgt.
Phil Bosmans heeft een zwak voor clowns en een van zijn
| |
| |
idolen is Charlie Chaplin.
Een andere versie van de clown staat op de boekenkast.
Toen de gastheer 25 jaar priester was, sneed Sim Kootjans voor hem uit een boomstam deze dolaard.
*
U bent de auteur van het meest verkochte Nederlandse boek. Uw ‘Menslief, ik hou van je’ haalde een 31ste druk en een oplage van 360.000 exemplaren - de vertalingen zijn daar dus niet inbegrepen. Dat betekent dat deze ‘Menslief’ na de bijbel het meest verkochte boek is in de Nederlanden.
Ik zou het echt niet graag met de bijbel vergelijken. Ik vind dat die torenhoog uitsteekt boven alles wat ooit geschreven is. Ik zou het liever vergelijken met Suske en Wiske en dan moet ik zeggen dat zo'n album toch altijd 400.000 à 500.000 exemplaren haalt.
Die bescheidenheid siert u, maar u zou het ook anders kunnen bezien: normaal haalt een roman bij ons, als het goed gaat, 3.000 exemplaren.
Dat is juist. Menslief, ik hou van je is ook begonnen met 3.000 exemplaren. Omdat Bond zonder Naam er 4.000 exemplaren voor zijn rekening nam, zijn er de eerste keer 7.000 gedrukt. Ik denk dat ik in dat boek zowat schrijf waf de mensen zelf voelen. Eigenlijk denken de mensen het al, maar ik schrijf het uit. Dat is wellicht de reden waarom ze het boek zo graag lezen, omdat ze er zichzelf in herkennen. Ik ben wel blij verrast geweest door het vlugge succes van het boek, niet alleen in Vlaanderen maar ook in Nederland, overal zowat. Ik krijg veel sympathiebetuigingen, veel brieven ook van alle mogelijke mensen. Een tijdje geleden vertelde een moeder me deze anekdote. Ze las geregeld een stukje in Menslief, ik hou van je en ze ging daar dan rustig bij zitten. Op een dag was ze erbij in slaap gevallen. Haar zoontje was daarop
| |
| |
naar zijn papa gelopen om hem te zeggen dat mama met Phil Bosmans in slaap was gevallen.
Menslief, ik hou van je! Hoe is het boek eigenlijk ontstaan? Is het zo ineens geschreven?
Nee. Het is in feite een herschrijving van een hele reeks Vitaminen voor het hart. En Johan Ducheyne van de uitgeverij Lannoo was er eigenlijk de promotor van. Hij wilde de Vitaminen naar een breder publiek brengen.
Sinds 1961 hebben wij hier namelijk in Antwerpen een telefoonnummer 33.33.11 en als je dat draait, krijg je een opmonterende tekst te horen. Elke week is er een andere tekst beschikbaar. Al de teksten van mijn boekje zijn via de telefoon als Vitaminen voor het hart te horen geweest. Ik ben van de gedachte uitgegaan dat als iemand dorst heeft, hij een verfrissing verlangt. Het kan evengoed gebeuren dat iemand behoefte heeft aan een goed woord. Wel, dat kan hij via de telefoon krijgen. Het is dus geen alarmtelefoon voor kandidaat-zelfmoordenaars, maar gewoon een mogelijkheid om een opmonterende stem te horen, die iets vriendelijks zegt aan een ander mens die daar nood aan heeft, omdat hij eenzaam is of gewoon omdat een vriendelijk woord hem blij maakt en gemakkelijker doet leven.
Over de reacties daarop zou ik heel wat verhalen kunnen doen. Een moeder b.v. schrijft: ‘De kinderen waren die morgen uit naar school en ineens zag ik op tegen de leegte van de dag. Ik heb de Vitaminen gebeld en het is een blije dag geworden.’
Iemand anders bezorgt mij een kist sigaren met een briefje erbij: ‘Dank voor de Vitaminen. Ze helpen me 's nachts beter dan mijn pillen.’
Het eigenaardige is nu dat alles wat in die teksten staat, dus ook in dat boekje, zo eenvoudig is dat mijn moeder het had kunnen schrijven als ze taalvaardig was geweest.
| |
| |
Wordt van die ‘Vitaminen’ via de telefoon veel gebruik gemaakt?
Geregeld 100 à 150 oproepen per dag. In het begin, toen het nieuw was, hebben we het eens door de regie laten controleren: er werd toen in 24 uur tijd 619 maal opgebeld. Wat er op wijst dat er aan zoiets toch een nood bestaat.
Mag ik even de proef op de som maken?
Ga je gang: draai maar 33.33.11. Alleen moet ik er duidelijk bij zeggen dat de teksten nu niet meer van mij zijn. Karel Staes stelt ze nu op en Hugo Visser spreekt ze door de telefoon. Luister maar.
‘Een man met levensvragen als “Waarom”? en “Waarheen”? kwam bij een oosterse monnik en vroeg hem:
- Hoe leeft gij?
De monnik antwoordde:
- Als ik ga, dan ga ik;
als ik sta, dan sta ik;
als ik zit, dan zit ik;
als ik eet, dan eet ik;
als ik slaap, dan slaap ik.
De ander was teleurgesteld en liet zich ontvallen:
- Is dàt alles wat je me te zeggen hebt?
Heb je mijn vraag wel verstaan?
En de monnik herhaalde:
- Als ik ga, dan ga ik;
als ik sta, dan sta ik;
als ik zit, dan zit ik;
als ik eet, dan eet ik;
als ik slaap, dan slaap ik.
- Maar dat doe ik toch ook, riep de man uit.
Wat is daar voor bijzonders aan?
Toen glimlachte de monnik, mild en zonder verwijten, en zei:
| |
| |
- Als jij gaat, dan sta je al. Als je staat, wil je al gaan zitten. Als je zit, denk je al aan eten en als je eet, zoek je al te slapen. Jij bent zo opgejaagd bezig met al wat je nog moet doen, dat je niet meer tenvolle doet wat je doet.
Deze wijsheid is oud.
Zoals met alle wijsheden die bewaard gebleven zijn, omdat ze bestand waren tegen tijd en eeuwen.
Daarom wou ik ze je vertellen.’
Het is werkelijk een wijsheid om over na te denken, dunkt mij. Die ‘Vitaminen’ hebt u in een onmogelijk boekformaat op de markt gebracht. Waarom?
De uitgever was aanvankelijk absoluut niet te sprekeh over dit formaat. Het is inderdaad een onmogelijk formaat, het gaat in geen enkel boekenrek. Maar dat was het juist wat ik moest hebben. Het mag in geen enkel boekenrek passen, want de boekenrekken staan toch al vol boeken die niet gelezen worden, en ik heb geen enkele behoefte om daar nog van die boeken bij te zetten. Ik vind het beter dat ze het ergens anders laten slingeren, het moet een boek zijn dat ergens ligt waar ze er geen weg mee weten, dat gelezen moet worden, anders moet je het niet schrijven. Ik heb dat formaat doorgedreven. Bij de vertalingen had ik wellicht niet zoveel meer te zeggen want daar heeft men andere formaten genomen.
Dus u wilt tot elke prijs in de weg liggen, als ik u goed begrijp.
Ik wil wel geen dwarsligger zijn maar ik vind dat dit boek geschreven is opdat de mensen het zouden lezen. Als dat jaren in het boekenrek staat, wordt het later toch ergens verbrand of weggedaan.
U zei dat het vertaald werd. In welke taal of talen?
| |
| |
Het is vertaald in het Frans, het Duits, het Italiaans, het Noors en in het Japans.
Ik heb de indruk dat u een van onze meest vertaalde schrijvers bent. U wordt ook gelezen in Nederland.
Volgens de uitgever is de afzet in Nederland zelfs groter dan in Vlaanderen. Oorspronkelijk was de uitgever gaan informeren in Nederland of dat boek het zou doen. Hij kreeg als antwoord: ‘Het is te Vlaams.’ En toch blijkt nu achteraf dat men zich grondig vergist heeft. Ik denk dat het hart van de mens overal hetzelfde is. En daarbij, wat in dit boek geschreven staat, is zo eenvoudig en staat zo dicht bij de mens dat iedereen het goed aankan.
Dus het is niet bijgewerkt door een Hollander.
Het is wel hier en daar lichtjes bijgewerkt, maar achteraf heb ik het dan weer bijgewerkt. Dan heb ik gezegd: ‘Het komt uit Vlaanderen en het mag uit Vlaanderen komen.’
Waar zit het geheim? Er wordt altijd gezegd dat Nederlandse boekhandelaars het Vlaamse boek negeren.
Van die toestanden weet ik niets. Ik kan alleen raden waarom ze die Menslief wel willen hebben. De mensen zijn de eenvoudige dingen vergeten en precies daaraan hebben ze in de hele wereld de grootste behoefte. Men heeft de gewone mensen met zoveel duistere dingen geïndoctrineerd, dat het leven niet meer aangenaam en niet meer leefbaar is. Er bestaat duidelijk een grote nood aan eenvoud.
U hebt zelf wel een voorkeur voor het een of ander stukje. Leest u er ons een kort voor?
| |
| |
Je hebt me gevraagd dat voor te bereiden en die keuze is nog niet zo gemakkelijk geweest. In elk geval dit korte:
‘Is het leven je soms toch te zwaar
probeer dan een beetje te gelijken
die in zijn hart schreit,
op de viool speelt voor een kind,
van droefheid te genezen.’
De clownfiguur boeit u wel. Ik heb er hier zeker drie zien hangen.
Inderdaad. Ik heb een echte voorliefde voor clowns. Een clown helpt mij leven. Iedere raens zou in zijn hart een beetje clown moeten zijn om de zwarte kanten van het leven humoristisch te kunnen bekijken. Lachen, ook al is de weg hard en zwaar; het komische zien van alle situaties die je pijn doen, anders ga je eraan ten onder. Ik vind de clown iets fantastisch; ik zou bijna clowns willen verzamelen.
Die waar ik het meest van hou, is een clown uit een gevangenis in Venezuela. Op een bepaald ogenblik was ik in Caracas - dank zij een goeie vriend van de K.L.M., want zelf heb ik daar geen geld voor - en bezocht daar een gevangenis. Aanvankelijk zei iedereen dat dat onmogelijk zou zijn, maar de laatste dag kreeg ik toch de toelating. Ik kwam daar bij een gevangene die juist zijn portret had geschilderd. Hij had zijn eigen beeld gelegd in een clown. Ik vond dat zo geweldig dat ik vroeg of ik het kon kopen. Een begeleider heeft het dan gekocht en ik heb het meegenomen, vochtig nog en oningepakt. Ik moest langs de directeur terug naar buiten en toen die mij met dat schilderij zag, werd hij ineens heel koel en terughoudend. Niette verwonderen: in zijn bureau hingen grote schilderijen van dezelfde schilder. Ik
| |
| |
dacht: dat is iets wat hem ontglipt. Ik heb mijn clown niet gelost en ben er stilletjes onder begeleiding mee naar buiten gegaan. Ik vind dit een formidabel schilderij: heel de droefheid van Zuid-Amerika ligt in het gezicht van die clown. Daarom hou ik er zo enorm veel van.
Krijgen we nog een paar voorbeelden uit ‘Menslief’?
Misschien dat andere, dat ook kort is.
‘Menslief, je zit met heel je verleden op je nek
en je wilt ook nog heel je toekomst dragen.
Je krijgt je leven in schijfjes van 24 uur.
Waarom dan alles ineens willen dragen?
Daar ben je niet voor gemaakt.
Ze zijn niet allemaal zo kort.
Je hebt me een kort gevraagd. Anders zou ik wellicht Loop naar het hos hebben gekozen. Of zeker dat stuk dat heel het thema bevat.
Menslief, ik hou van je
‘Een vreemde blijde boodschap!
Of is het een illusie, een utopie?
Ik geloof in een nieuwe lente over de wereld,
als iedere soldaat, overal waar gevochten wordt,
zijn wapen in de grond steekt
en naar de zichtbare of onzichtbare vijand
“Menslief, ik hou van je!
Ik zal je geen kwaad doen!”
| |
| |
Ik geloof in een massa nieuwe kansen,
als de rijke, zich schamend over zijn rijkdom,
zal afstand doen van macht en bezit
“Menslief, ik hou van je!
Vergeef me, ik nam teveel voor mezelf!
Ik zal aan jouw tafel gaan zitten
en met bloemen van vrede in de zon!”
als in ieder huis, in iedere straat, in elke stad,
de een tegen de ander zal zeggen:
“Menslief, ik hou van je!
Ik zal alle bittere woorden
Mijn hart vullen met tederheid
mijn handen met de gave van de vriendschap!”
“Menslief, ik hou van je”.
Zeg het voort met of zonder woorden.
Zeg het met een glimlach,
met een gebaar van verzoening,
met een woord van waardering,
met een klop op de schouder,
met een spontane omhelzing,
zeg het voort met duizend kleine attenties
“MENSLIEF, IK HOU VAN JE”.’
Veel van die stukjes worden op de scholen voorgedragen en sommige werden ook op muziek gezet.
| |
| |
Op de zelfklever waarop reclame wordt gemaakt voor de Duitse vertaling van uw boek ‘Menslief, ik hou van je’, wordt u ‘der flämische Franciscus’ genoemd.
Ja, ze hebben het mij niet gevraagd of ze mij zo mochten betitelen. Ik heb hun alleen gezegd dat zij ofwel Franciscus niet kennen, ofwel mij niet kennen. Maar ik denk dat dat een grote rol gespeeld heeft om het boek op gang te krijgen in Duitsland.
Loopt het goed in Duitsland?
Ze zijn al een stuk over de honderdduizend op dit ogenblik. Zij vinden het een ‘loper’.
Een bestseller, ja, dat is een ‘loper’, een boek dat goed loopt. Ook uw ‘Bloemen van geluk’ is een bestseller, geloof ik.
Dat heeft op dit ogenblik 115.000 exemplaren. Maar wat is dat eigenlijk een bestseller?
Een boek dat goed verkoopt.
Ik ben blij als het mensen deugd doet. Eigenlijk geeft een appelboom zijn appels zomaar zonder te vragen wie ze krijgt en hij wordt er niet voor betaald.
Laten we het nu even hebben over uw andere activiteiten, want dat is nog een hele waslijst. Uw kerstkaarsenactie is eigenlijk een vaste waarde van de Bond zonder Naam.
Bond zonder Naam heeft een fonds, Mensen in Nood, maar dit fonds is uiteraard uitsluitend bedoeld voor hulp aan mensen in nood. Daarnaast heeft Bond zonder Naam een hele reeks culturele activiteiten. De fondsen daarvoor moeten zomaar van de mensen komen. Men kan zijn leven lang aangesloten zijn bij
| |
| |
Bondzonder Naam zondër ooit één cent te betalen, hoewel ik me natuurlijk moeilijk kan indenken dat iemand het over zijn hart kan krijgen. Maar zo is het. Wij hangen volkomen af van de mensen in dit opzicht. Maar omdat we niet alleen een woord willen zijn tegen de muur, of op de radio, of in de telefoon, maar ook de daad bij het woord willen voegen - want een woord is toch maar geloofwaardig wanneer men de daad bij het woord voegt -, heeft Bond zonder Naam reeds van den beginne aan acties gevoerd en initiatieven genomen voor de minstbedeelden in dit land. Maar om dat te kunnen financieren, hadden wij natuurlijk geld nodig en dat geld wordt bijeengebracht door de opbrengst van de jaarlijkse kerstkaarsenactie.
Dat is eigenlijk een wonder op zich. Dank zij onze 800 promotoren en promotrices, onze gewestpromotoren en dan duizenden sympathisanten en medewerkers en supporters, noem maar op, zijn er nu het afgelopen jaar voor Kerstmis 1977 op 2 à 3 maanden tijd voor ongeveer 20 miljoen fr. kerstkaarsen verkocht. Mensen kopen toch kaarsen met Kerstmis, wel als ze dan zo'n kerstkaars van Mensen in Nood kopen, dan hebben ze eigenlijk al iets gedaan. Bijna zou ik zeggen: als men op tafel zo'n kaars aansteekt, dan eet er al een beetje een arme mee, een onbekende naamloze arme.
De actie heeft ook een symbolische betekenis.
Jawel. De actie gebeurt ter gelegenheid van het feest van de menswording van de liefde. In die periode zijn de mensen meer gevoelig voor de evenmens dan in de loop van het jaar.
Nu ben ik over die periode niet zo enthousiast, want het lijkt wel of alleen met Kerstmis mensen in nood aandacht verdienen. De pers, de radio, de televisie vragen ons in die periode hen sukkelaars aan de hand te doen voor een interview of een indrukwekkend verhaal. Je hebt op het laatst de indruk dat een sukkelaar bij het kerstmenu hoort. Wij krijgen in die periode echt zoveel vragen om mensen in nood, dat je je afvraagt of je
| |
| |
geen advertentie moet plaatsen: ‘Mensen in nood gevraagd’. Zoveel zijn er die een stakkerd willen hebben. Het is spijtig dat de mensen het hele jaar door niet door zulke gevoelens worden bezield.
Verder proberen wij er nu wel voor te zorgen dat wij stijlvolle kaarsen op de markt brengen om op die manier in te gaan tegen smakeloze kitsch.
U hebt dan een soort tombola met de eigenaardige regel dat de winnaar zijn prijs moet weggeven.
Ik zou het geen tombola durven noemen. Het gaat hier om: Win voor een ander. Het is weer een middel om de mensen aan te sporen zelf iets te doen. De Bond zonder Naam is een beweging die de nadruk legt op het ‘zelf-doen’. Wij hebben daar geen zeg over, wij geven geen richtlijnen, wij hebben geen controle; wij proberen alleen de mensen op weg te zetten naar andere mensen. Dat wil zeggen: mensen kunnen een radio winnen, een elektrisch scheerapparaat voor een gehandicapte die zich anders misschien nog met een krabber moet scheren, een vakantie aan zee voor b.v. een moeder die er nooit eens uit raakt, een cheque van 500 fr. waarmee men dus om het even wat kan kopen, een fles wijn, een kist sigaren, een boek voor een eenzame, noem maar op. We doen dat gewoon omdat we bij de mensen dat zesde zintuig willen ontwikkelen, zodat ze de nood van een medemens zien. Wanneer we hen zoiets in handen geven om het aan anderen te schenken, moeten ze uit hun ogen gaan kijken en het gebeurt heel dikwijls dat mensen ons schrijven en zeggen: In onze eigen straat was er iemand van wie wij niet meer wisten dat die er was, omdat hij al zoveel jaren ziek was; we waren hem compleet vergeten.
Een ander actieterrein is de pakjes voor de gevangenen.
We trachten één keer per jaar - en ook weer tegen Kerstmis aan - de mensen achter de tralies een blijk te geven van begrip, en
| |
| |
dat is een gebaar dat ons niet altijd in dank wordt afgenomen. Er zijn mensen die ons dan aanvallen en schrijven: ‘Zorg maar goed voor die moordenaar van de vrouw van Van Isacker. Hij verdient het.’ Onze bedoeling is de misdaad uit te roeien tot in het hart van de misdadiger en dat doel is niet te bereiken met wraak en haat. Dat wil niet zeggen dat wij geen begrip opbrengen voor de slachtoffers, die het niet kunnen verwerken wat hun werd aangedaan en zich dan in scheldbrieven afreageren.
Dat houdt eigenlijk allemaal verband met uw actie Mensen in Nood, een naam die u, naar de mode van de tijd, op een duistere manier afkort tot MIN.
MIN is de eerste keer gebruikt wanneer we in 1959 begonnen met een werkhuis voor oud-gevangenen. De mannen hadden al heel vlug dit woord op de lippen: ‘We zijn in de MIN om PLUS te worden.’ Men noemt dat werkhuis nu nog meestal ‘de MIN’. Indertijd is dat er gekomen omdat ik echt geen uitweg zag voor heel wat mensen die uit de gevangenis kwamen. Die gingen overal solliciteren naar werk, maar dan kwam de vraag: ‘Waar hebt ge de laatste keer gewerkt?’ Dan moesten ze iets uitvinden of zeggen: ‘In de gevangenis.’ Meestal geraakten die mensen dan weer helemaal aan de grond en kwamen tot een nieuw misdrijf. Ik dacht: we moeten zien dat we die mensen op de een of andere manier werk kunnen bezorgen. Want als we ze alleen maar eten geven en een dak, dan blijven ze afhankelijk en kunnen ze niet terug de maatschappij in. Ze moeten zichzelf helpen en zichzelf redden. Maar om zoiets te beginnen moest er geld zijn en ik zag aanvankelijk geen mogelijkheden. Op zekere dag ontmoette ik een man die 10 jaar in Leuven Centraal had gezeten voor moord - wegens verzachtende omstandigheden was hij na 10 jaar vrijgekomen. Hij werd door heel zijn familie uitgestoten, alleen zijn oude moeder ving hem op, zijn oude moeder die een soort verlamming had opgelopen toen ze vernam wat haar zoon gedaan had. Hij was handelscorrespondent en kende vier talen.
| |
| |
Hij kwam regelmatig bij mij en het was zoeken naar werk: hij met brieven schrijven en ik per telefoon. Op zekere dag werd hij aanvaard in een fabriek van elektrische huishoudapparatuur om die te gaan demonstreren langs de huizen. Als hij dat nu goed deed - hij kreeg een maand proeftijd -, zou hij definitief worden aangenomen. Ze waren tevreden en ze namen hem aan. Maar toen moest ik in Brussel een leurderskaart aanvragen. En die werd door het ministerie geweigerd omdat hij vast had gezeten. Toen was die man zo diep ontgoocheld. Hij kwam bij mij en zei: ‘Wat moet ik gaan beginnen? Ik had zo graag mijn oude moeder nog een beetje vreugde bezorgd in haar oude dag. Ze heeft al zoveel afgezien omwille van mij, en nu kan ik niet anders dan haar spaarcenten opeten. Wat moet ik beginnen?’
Ik had daar ook geen antwoord op. We hebben geprobeerd op 126 plaatsen, hij met schrijven en ik met telefoneren. Zonder resultaat. Op de 127ste plaats kwam de chef van het personeel persoonlijk onder de indruk van het tragische van dit geval. Hij zei: ‘Ik zal hem werk geven.’ Toen was voor mij de maat vol. Ik heb dan een duizendste geluk gehad dat iemand afkwam met een lokaal. ‘Je mag erover beschikken. Je mag ermee doen wat je wil.’ En zo is dat eerste werkhuis gestart. Maar er waren geen subsidies. Er waren geen mensen voor de leiding, dat waren oud-gevangenen. Goddank vond ik in dezelfde straat de heer Robeyns, een gepensioneerd onderwijzer, een buitengewoon mens, en door hem is dat werkhuis toch mogelijk geworden. Had ik het alleen moeten doen, ik geloof niet dat ik het had kunnen volhouden. Want er waren zoveel ontgoochelingen. Het feit dat er oud-gevangenen in de leiding zaten, was ontzettend moeilijk en toch heb ik volgehouden, samen met meneer Robeyns, omdat er reeds vanaf het eerste ogenblik mensen waren die een brug konden maken naar vast werk en er zo bovenop raakten.
Dan kwam er nog bij dat ik 160.000 frank aan maatschappelijke zekerheid achterstond. Ik werd beschouwd als werkgever. Mensen bepleitten het geval bij de minister, die toen Servais
| |
| |
was, en die riposteerde sec: ‘D'ordre public pas de dérogation.’ Geen uitzondering. Ik zeg: ‘Ik betaal niet - ik heb er trouwens geen geld voor -, ik ben geen werkgever, ik probeer alleen mensen te helpen.’ Op Sociale Voorzorg hebben ze veel begrip voor mijn zaak en ze zeggen mij: ‘Ga naar het hol van de leeuw, naar het bestuur van de Rijksmaatschappelijke Zekerheid.’ Ik daar naar toe. Daar ligt een tafel vol boeken en wetteksten en aan de hand hiervan leggen ze mij uit dat ik moet betalen. Ik vond dat gewoon fantastisch. De sociale zekerheid moet de mensen beschermen, maar in mijn geval dient ze om de mensen kapot te krijgen. Ik probeer ze duidelijk te maken dat al die voorschriften voor mijn mensen een onding zijn. Mijn mensen zijn geen normale werknemers. Ik selecteer averechts: mensen die nergens gewild zijn, neem ik, met alle gevolgen vandien. Vandaag zijn ze er, maar morgen zijn ze ergens anders naar toe, vinden werk op een schip en verdwijnen. Als ik daar sociale lasten voor moet betalen, moet ik met het werk stoppen, leg ik hun uit. Moet u me zeggen wat beter is: de mensen niks geven en ze opnieuw naar de misdaad sturen of ze helpen.
Toen vernam ik toevallig dat er in Merksplas ook geen R.M.Z.-bijdragen werden afgehouden. De Staat zelf blijft in gebreke en stoot de mensen uit. Ik zeg aan de verantwoordelijken dus: ‘Doe mij maar een proces aan, maar terzelfder tijd dan ook aan de Staat.’ Ja, dat was dan een nieuw probleem dat ze moesten bestuderen. Een maand nadien kreeg ik bericht van de directeur van de Rijksmaatschappelijke Zekerheid dat ik van alle vervolging was ontslagen.
En hoe staat het nu met die werkplaatsen?
Wij hebben nu twee ateliers waar zowat 70 mensen werk hebben; 50 zijn vast ingeschreven en 20 à 30 wisselen.
Wat soort werk doen ze?
| |
| |
Plasticverwerking, bijenkorven maken en bloembakken, manipulatie van oud papier, krimpfolie, kinderfietsen maken. Aan de leiding staan nu zowat negen broeders en leken.
Mensen in Nood heeft ook een hotel, het MIN-hotel.
De bedoeling daarvan is mensen op te vangen die rechtstreeks uit de gevangenis komen en te proberen ze te herklasseren. Die mensen worden bezocht als ze nog in de gevangenis zijn en we nemen ze op als we ondervinden dat ze gemotiveerd zijn om bij ons te komen.
Het grote probleem bij de opvang van mensen is geen financieel probleem, maar het probleem van mensen die de opvang kunnen doen, die het aankunnen en het uit kunnen houden. Erover schrijven is ook geen probleem, maar het doen wel.
We beschikken in dat tehuis over ongeveer 30 bedden, maar beperken de gasten tot 20 omdat we op een verantwoorde manier willen werken: de ervaring heeft uitgewezen dat het met grotere groepen niet haalbaar is.
In dat doorgangshuis heerst een hartelijke, familiale sfeer. Het is ook een centrum waar oude kostgangers, die nu in de buurt op kamers wonen, geregeld terugkomen.
Dan is er ook nog een MIN-home voor vrouwen.
Ja, voor vrouwen die uit de gevangenis komen of uit de prostitutie weg willen. Het heet Home Anne-Françoise, naar een jonge montfortaanse zuster die in 1964 in Isangi in Kongo werd vermoord. Toen ik met dat home in 1965 wou beginnen, vroeg ik twee zusters: een van hen had zuster Anne-Françoise goed gekend en daar ik geloof in de gemeenschap der heiligen, heb ik die naam aan het tehuis gegeven. Zo voelde die zuster zich nog sterker betrokken bij de onderneming en had ze nog meer reden om er de hand over te houden. Al die werken heb ik trouwens in de handen gelegd van O.-L.-Vrouw van Banneux, die er dan ook
| |
| |
alles voor doet. Het MIN-hotel b.v. werd opengesteld op 24 maart, op de vooravond van het feest van O.-L.-Vrouw Boodschap.
De lijst is nog niet afgewerkt: u hebt ook een depannagedienst.
Ik hoop dat u niks tegen het woord depannage hebt.
Hoe zou ik in deze omstandigheden over een woord durven te struikelen!
Depannage is anders Zuidnederlands hebben ze mij gezegd. Het gaat in elk geval om mensen die panne hebben en die wij uit de moeilijkheid willen helpen: dat zijn alleenstaande bejaarden, gehandicapten en andere mensen die op de een of andere manier hulpeloos staan in het leven. Wij gaan bij hen een heleboel zaakjes opknappen die ze anders nooit gedaan krijgen, omdat ze het financieel niet kunnen bolwerken, b.v. helpen bij een kleine verhuizing, elektriciteit repareren, een kachel die niet wil branden herstellen of vervangen, een venster dat niet sluit repareren en verder van die kleine zaken, waarvoor zelfs mensen die het betalen kunnen moeilijk een vakman vast kunnen krijgen.
Ik heb voor die karweitjes twee broers die bijzonder handig zijn in het opknappen van het meest onverwachte werk. En ook hier heb ik weer geluk gehad: ik heb die mensen niet hoeven te zoeken, ze zijn als vanzelf gekomen. Gust werkte eerst bij ons ophaalcentrum van lorren dat werd afgeschaft. Hij is al 17 jaar bij ons. Zijn broer Staf viel vier jaar geleden eveneens zonder werk en is er dan bijgekomen. Die ketsen met hun bestelwagen als barmhartige samaritanen heel de streek af.
Niemand zal het willen geloven maar het is nog niet alles. U hebt het ook voor de zigeuners opgenomen.
Dat is ook een heel verhaal. Ik zal proberen het zo kort mogelijk
| |
| |
te maken.
De zigeuners zijn in ons land de meest ontrechte mensen. Indien we met hun problemen, met hun situatie naar Straatsburg zouden gaan en België dus aanklagen als zijnde in overtreding met de Europese Conventie van de Rechten van de Mens, die België ondertekend heeft, ik ben er zeker van dat we gelijk zouden krijgen. Maar dat zou weer een heel lange geschiedenis worden. We hebben geprobeerd om op onze manier in dit land een terrein te forceren. En dat is gebeurd in 1974. Daar is een hele geschiedenis aan voorafgegaan, maar ik wil u dat besparen. Wij hebben getracht zelf een terrein te huren en we hebben dat ook zeer vlug gevonden. In Mortsel. Nu begrijpt u zelf dat de mensen die daar rond dat terrein wonen, niet erg enthousiast waren toen ze hoorden dat de zigeuners gingen komen. Ik had geen verlof om daar te beginnen want ik had geen bouwvergunning. Ik mocht ook niet graven. Ik moest nochtans 600 meter graven door gronden van de C.O.O. om water en elektriciteit aan te brengen op het terrein. Dat was ook verboden. Ik heb dat dan toch gedaan, maar ik had vooraf een brief aan Binnenlandse Zaken, aan de Provincie en aan de gemeente Mortsel geschreven om hun te laten weten wat ik zou doen. En als zij dachten dat wij moesten stoppen, dan moesten ze ons maar doen stoppen. Ik heb dat zo gedaan omdat er een oplossing moest komen. Hier moest een structuurverandering komen. Met praten en brieven schrijven ging het niet. Dat hadden we al zo lang gedaan. We hadden heel veel beloften gekregen en heel veel waardering, maar er gebeurde niets. Dan heb ik wel een heel kwade brief van de C.O.O. gekregen. Ik heb ze geantwoord dat ze gelijk hadden. Men heeft me echter niet gestopt. Achteraf heb ik vernomen dat Binnenlandse Zaken getelefoneerd had naar de gouverneur om te vragen dat hij de gemeente zou verwittigen mij te laten doen. De minister beschouwde het als een experiment. Dat terrein is er gekomen maar daar is heel veel voor moeten gebeuren. Het heeft b.v. een
3 à 4 miljoen gekost aan Bond zonder Naam. We kregen daarvoor éénmaal 60.000 fr. van de Provincie en nu onlangs
| |
| |
hebben we nog eens 100.000 fr gekregen. Wij hebben een vaste kracht aangenomen om onderwijs aan de kinderen te geven, want deze zigeunerkinderen hebben nooit onderwijs gehad. Door het feit dat wij dat terrein forceerden in december '74 was het ineens mogelijk om de nomadenkaart af te schaffen. Dat gebeurde op 14 januari 1975 en in april daarop werden de zigeuners opgenomen als vreemdelingen. Dat brengt dan wel mee dat hun kinderen schoolplichtig zijn, maar daar wordt niets voor gedaan. Als je politiek niet interessant bent, dan tel je ook voor niks.
Een van uw doelstellingen in de laatste tijd was de hogere inkomens tijdelijk te bevriezen en de lagere op te trekken.
Daar zijn we in oktober 1966 al mee bezig geweest. Men zegt altijd dat de koopkracht van groot economisch belang is. Als men aan de mensen met een klein inkomen meer geeft, zullen ze ook meer kunnen kopen. Waarom moet er trouwens zo een groot verschil zijn tussen de inkomens? En die kloof wordt dan steeds nog dieper gemaakt door de ongenuanceerde indexaanpassing. Daarom zeggen wij: stop de hogere en werk de lagere bij. Toen we die slogan lanceerden, kregen we van heel wat mensen als reactie: wij hebben inderdaad genoeg.
Ik ben ook tegen voorrechten en verworven rechten. Zijn dat wel rechten? In een crisistijd als deze moet men daar maar eens over nadenken.
Wat zijn de K 13 Katernen?
De term komt van de brief van Paulus aan de Korinthiërs, hoofdstuk 13, de brief die handelt over de liefde. Het zijn kleine werkschriften om de mensen van vandaag voor sommige problemen gevoelig te maken. Ze vestigen vooral de aandacht op de problemen van de minstbedeelden en ook op sommige problemen van geestelijke of morele aard. En ze doen ook suggesties
| |
| |
om bepaalde toestanden te verbeteren.
In sommige problemen neemt de Bond zonder Naam een publiek standpunt in. Zo heeft hij zich ondubbelzinnig uitgesproken over abortus en die scherp afgewezen. Op welke gronden?
Ik vind het een heel droevige geschiedenis, heel de discussie over abortus. En vooral omdat die discussie nu terechtgekomen is in de politieke sfeer. Ik heb alle begrip, ook voor de voorstanders van abortus. Ik begrijp dat iemand voorstander kan zijn van abortus.
Op zekere dag krijg ik een telefoon van een vrouw om me te zeggen dat ze bereid is publiek zelfmoord te plegen om abortus erdoor te krijgen. Dat was een heel tragische, een heel droevige telefoon. Ik heb ze beluisterd en we hebben een heel lang en langzaam gesprek gehad. Zij was verpleegster, maar ze heeft haar naam niet gezegd. Ze heeft me wel gezegd: ‘Mijn moeder heeft me altijd gehaat, mijn moeder heeft me altijd gehaat.’ En onmiddellijk daarop zei ze: ‘Het leven voor mij is onhoudbaar.’
Kijk, die combinatie van gehaat te worden door moeder en het leven. De mens is een mysterie. De mens kan alleen in liefde mens worden. Als hij geen liefde, geen menselijke warmte vindt in zijn leven, wordt hij een onmens.
Deze vrouw zegt: ‘Ik ben sinds lang vermoord, had ze mij maar geaborteerd! Waarom verplicht de Kerk mensen kinderen te krijgen, mensen die niet in staat zijn lief te hebben? Ik ben voor abortus en ik ben bereid publiek zelfmoord te plegen om abortus erdoor te krijgen.’
Ik meen dat wij er alle begrip voor moeten hebben dat mensen die nooit warmte gekend hebben in hun leven, die nooit geborgenheid hebben gekend, uitkomen voor abortus. Wij mogen de noodvraag die uitgaat van mensen die abortus willen plegen, niet uit de weg gaan. Er zijn inderdaad tragische, zeer tragische gevallen. Bond zonder Naam is wel goed geplaatst, omdat we
| |
| |
sinds jaren ook met deze problemen geconfronteerd worden. Maar ik ben diep overtuigd dat een maatschappij die niet in staat is menselijk leven te waarborgen en de mensen op een menswaardige wijze op te vangen, een failliete maatschappij is. Het is een duidelijk erkennen van het faillissement als wij niet in staat zijn groeiend menselijk leven te waarborgen, want daar gaat het bij abortus toch om. En dat men toch ophoudt met te zeggen: één week, twaalf weken, drie maanden! Wat maakt dat uit? Het is beginnend menselijk leven en ieder menselijk leven is van een andere orde. Wij zitten ons te verdedigen tegen de vernieling van het leven in de natuur. En dan zou men beginnend menselijk leven willen wegsnijden als een beginnende kanker. Ik vind dat zo droevig. Men spreekt eigenlijk nooit over datgene wat er voorafgaat. Nooit hoort men de woorden ‘liefde’ of ‘verantwoordelijkheid’. Ik meen dat een seksuele relatie maar een menselijke relatie is wanneer er liefde is en verantwoordelijkheid. Dit zou ook benadrukt moeten worden in onze samenleving. Want ook op seksueel gebied zijn er mensen die andere mensen op een afschuwelijke wijze uitbuiten. Verder stel ik me vragen over het feit of een technische ingreep een oplossing kan bieden aan een sociale en psychische nood. Ik betwijfel dat.
Daarbij heb ik nu heel onlangs nog een paar zeer droevige ervaringen gehad. Een eerste maal met een vrouw die vier jaar terug naar Engeland is geweest om abortus te laten verrichten. Die vrouw is bij mij gekomen, zij was werkelijk diep ongelukkig. Ze zegt: ‘Ik ben nu bij alle mogelijke psychiaters geweest en het helpt niet. Ik kan niet meer slapen, ik raak dat niet kwijt. Ik zie altijd weer die verpleegster, die een Chinese was, en toevallig was mijn kind van een Chinees. Ik zie nog altijd deze Chinese verpleegster met mijn kind weggaan. En daar zit ik elke nacht achteraan. Het is voor mij een voortdurende pijn.’
Nu vorige week een andere vrouw, die in Nederland is geweest. Die zegt mij: ‘Ik kan het niet verteren, ik kan het echt niet verteren!’ Waar moeten deze mensen naartoe? Ik vraag het mij af. Men moet inderdaad niet te lichtzinnig over deze abor- | |
| |
tuskwestie spreken. En zeker niet gaan manifesteren met van die cultuurloze slagzinnen als ‘baas in eigen buik’ en kleine kinderen daarbij betrekken, die men dan volplakt met klevers over abortus. Ik vind het smakeloos. Ik kan er niets anders over zeggen.
Of nu de strafbaarheid van abortus al dan niet behouden blijft, zal aan de situatie niet veel veranderen. Ik meen echter wel dat men de strafwaardigheid van abortus moet behouden. Maar beter zou het zijn als de mensen van mentaliteit zouden veranderen en wat meer enthousiast zouden zijn over het leven.
Uw aandacht, of liever uw genegenbeid en interesse gaan naar hen die we de marginalen noemen, mensen die op de grens van de bestaansmogelijkheden leven, mensen ook waarop de op orde gestelde burger vaak minachtend neerkijkt.
Inderdaad. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet op orde ben gesteld, dat ik voor wanorde zou zijn. Ik wil alleen niet dat de orde van de enen de anderen belet aan hun trekken te komen. Ik hou van de minsten der mijnen, maar ik hou er niet van geweld te gebruiken of de boel zonder meer ondersteboven te gooien. Geweld lost niets op. Uit geweld groeit haat, geweld maakt stukken. Ik zou alleen willen dat de gevestigde machten meer aandacht zouden besteden aan kleine mensen.
Ik hoor zeggen dat België het land is met de meeste sociale voorzieningen.
Nu het gewaarborgd inkomen en het recht op bestaanszekerheid er zijn, is voor velen toch een minimum bestaansmogelijkheid verzekerd, al kan die nog gevoelig verbeterd worden. De laatste jaren is het grootste probleem ook niet meer het geld maar wel te leven als mens. De mensen hebben zichzelf vaak geïsoleerd. Deze maatschappij is te koud, te hard, er is te veel steen en beton en er is geen plaats meer voor het hart. De mens is voor de evenmens
| |
| |
geen broeder of zuster, maar een nummer. De hardheid dringt de mensen in de marginaliteit, want als je nergens welkom bent, word je marginaal. En in elk geval is geluk niet te kopen met geld.
Ik ben onder de indruk van de opsomming van al uw activiteiten. Ik neem aan dat zo een organisatie beschikt over een serieus opgezette administrate.
Ik denk dat u verrast zou zijn als u in de Lange Klarenstraat ons te kleine kantoortje zou komen bekijken, waar eigenlijk alles verwerkt moet worden.
Het is inderdaad veel te klein, maar het is er echt gezellig en daar zitten ook weer van die bijzondere mensen. Sommigen zullen zeggen: hij heeft het altijd maar alleen over fijne mensen. Inderdaad, ik ken in mijn omgeving geen andere. Ze mogen allemaal een kwade dag hebben bij ons; dat hindert niet. Die mensen werken daar op een formidabele wijze; ze zijn er met hart en ziel bij betrokken. En dat is van kapitaal belang. Wij hebben een hekel aan paperassen en proberen alleen het allernoodzakelijkste te doen. Het is net zoals met vergaderen: dat doen we zeer weinig want dat werkt vaak frustrerend.
Waar leeft u van?
Van de hemelse dauw, zou ik zeggen.
Maar die valt niet elke dag, neem ik aan.
Wij bestaan op de goodwill van onze aangesloten leden en dat is een gezond bestaan. Als wij de mensen niets meer te bieden hebben dat waarde heeft, zullen ze ons laten staan en dan is het ook goed dat wij doodgaan.
Een beweging die de mensen niet meer aanspreekt, moet men niet kunstmatig in het leven houden: dan blijft de structuur wel maar het is een lijk. De dag dat de Bond zonder Naam niets meer
| |
| |
te bieden heeft, moet hij begraven worden. Maar zolang je reacties krijgt van mensen, van eenvoudige mensen, van zieken, van marginalen weet je dat je er nodig bent.
Betekent dat, nuchter gezien, dat u van de hand in de tand leeft?
Ik weet in elk geval niet of er morgen geld binnenkomt. Dit werk is trouwens niet in statistieken vast te leggen, je moet voelen wat het is. Veel werk bij ons wordt door vrijwilligers gedaan en er zijn heel wat mensen die geestelijke en materiële nood gaan lenigen en er nog van hun eigen geld bij inschieten.
We krijgen ook wel wat toelagen, maar dat is lang niet genoeg om rond te komen. Toch heb ik van geld nooit een probleem gemaakt, omdat ik uit ervaring weet dat als je je hand uitsteekt naar de armen, God altijd je andere hand vult.
Vormt u eigenlijk een nieuw soort religieuze gemeenschap?
Geenszins. Hoewel in het kader van de Bond heel wat religieuzen van een tiental congregaties te werk zijn gesteld. Wel meen ik te voelen dat we een gemeenschap vormen, maar ik bedoel daar dan niet mee dat we onder hetzelfde dak wonen en aan dezelfde tafel eten. Het zijn mensen die op dezelfde golflengte zitten, die door dezelfde geest bezield zijn.
Ik hecht veel belang aan een evenwichtig leven, aan een natuurlijk leven van dag en nacht, van slapen op natuurlijke uren. Dan hou je het lichaam in vorm en kun je ook behoorlijk eten. En wie dan nog het contact onderhoudt met het mysterie, met God, die hoeft zich geen zorgen te maken.
Het gaat erom in de bedding te blijven. Ook als religieus word je geconfronteerd met alles wat de wereld heeft te bieden en het is vaak moeilijk stand te houden, want je bent mens. Met storm en onweer raak je wel eens uit de bedding, maar wie buiten de bedding blijft, wordt moeras. Wie het bij de bedding houdt, is veilig.
| |
| |
Uit al wat ik over u heb gelezen, en ook na al wat ik nu heb gehoord, hou ik de indruk over dat u het niet hebt voor universitairen en andere academisch gevormden.
Ik heb dikwijls de indruk verwekt dat ik iets heb tegen mensen die gestudeerd hebben en dat ik geen grote waarde hecht aan studie. Ik heb de grootste waardering voor elke studie, maar ik heb een hekel aan mensen die met een titel op hun neus rondlopen en de waarde van de eigen studie niet kunnen relativeren. Mij gaat het natuurlijk vooral om de mensverzorgende sector. Aan wie daar wil komen helpen, vraag ik nooit of hij een diploma heeft, wat niet wil zeggen dat een diploma niet belangrijk zou zijn. Een diploma geeft echter alleen de garantie dat iemand op een bepaald moment een intellectuele prestatie heeft geleverd. Daarmee weet ik nog niets over zijn persoonlijke ingesteldheid, zijn toewijding, zijn aanleg en bekwaamheid in de omgang met mensen. Zo kan iemand de beste studie gedaan hebben als maatschappelijk assistent en in de praktijk er niets van terechtbrengen, ofschoon hij de intellectuele bekwaamheid bezit om in de mensverzorgende sector op te treden.
Ik leg altijd zeer sterk de nadruk op deze stelregel: je moet van mensen houden of anders moet je ze met rust laten. De mens heeft niks aan meneer de psychiater of meneer de socioloog. Wat kan een psychiater doen als hij de mensen aan de lopende band ontvangt? Een diagnose stellen en medicamenten voorschrijven en de rekening presenteren. Maar als die persoon iemand nodig heeft die hem de moeite waard vindt, die bij hem blijft, waar moet hij dan naartoe? Dan blijven er alleen de idioten van het evangelie over die dag en nacht beschikbaar zijn.
Ik heb niets tegen kennis van zaken. Kennis is van groot belang maar er moet meer zijn dan kennis. Een garageman moet een motor goed kennen, maar mensen kennen is heel wat anders. Goede mensen zijn soms de beste psychiaters. Als mensen in de buurt mensen voor elkaar waren, zouden zoveel mensen niet zo ver afzakken. Het is nu zo ver aan 't komen dat we leven in een
| |
| |
maatschappij waar tenslotte de ene helft verzorgd moet worden door de andere helft.
Tegen techniek, ruimtevaart, produktie en consumptie zet u de cultuur van het hart.
Ik zet ze er niet tegen, ik zet ze erin. We moeten geen verkeerde conclusies trekken. We moeten niet terug naar de kar van grootvader. Ik profiteer van de autowegen die als een tapijt voor mij openrollen. De techniek is een weldaad, net zoals geld en organisatie weldaden zijn. Maar als daar geen hart in zit, als de mens slaaf wordt van techniek en geld en organisatie, dan is dat geen menselijke vooruitgang meer.
Waarom kapitalen besteden om naar Mars te gaan als er op deze aarde miljoenen van honger sterven? Als we al onze energie, alle kapitalen gebruiken om het probleem van de honger op te lossen, dan is dat mogelijk. Maar de rijken houden niet van de armen. Er is geen liefde in de wereld.
In de natuur groeit alles naar het licht, alleen de mens groeit krom naar de materie toe. Techniek en wetenschap en geld moeten in dienst staan van de mens. Als men sinds jaren 1200 tot 1500 ha. grond met beton overgiet voor autowegen, dan is dat een ramp voor het natuurlijke leefmilieu van de mens. Als je een huis wilt bouwen, zul je je plannen maar goedgekeurd krijgen als er in een garage is voorzien. Er wordt nooit gevraagd waar het kind moet spelen. Dat is tekenend.
Eigenlijk is die organisatie, die Bond zonder Naam, in deze tijd een ongewone, een uitzonderlijke en zelfs onwaarschijnlijke onderneming.
Onwaarschijnlijk wanneer men dus oppervlakkig deze wereld van vandaag bekijkt. Maar wanneer men weet dat er een massa eenvoudige fijne mensen zijn in ons land - ik noem ze dikwijls de longen waarmee de wereld nog ademen kan -, dan geloof ik
| |
| |
dat Bond zonder Naam iets vanzelfsprekends is. Ik zie Bond zonder Naam als een soort dwaze profeet in deze tijd. Een vreemde, kleine kabouter die de mensen achtervolgt met die stomme vraag naar het hart. Want ik meen dat de cultuur van het hart eigenlijk de basiscultuur is van de mens. Als wij er niet in slagen deze basiscultuur van de mensen op peil te brengen, dan zijn wij als mensengemeenschap failliet. Bond zonder Naam wil in deze wereld en in deze tijd mensen weer de weg wijzen naar het licht, mensen weer leren leven en weer leren genieten van het leven.
Daarbij wil Bond zonder Naam mensen verdedigen tegen mensen en structuren. Hij wil mensen weer thuisbrengen. En dat is allemaal mogelijk precies omdat er die mensen zijn midden de massa, die vele mensen die het mogelijk maken. Want anders stonden wij met enkelen misschien in de kou, in de woestijn, alleen. Het zou niets uithalen. Het zijn die eenvoudige mensen die het mogelijk maken. Het is verrassend wat er nog allemaal gebeurt en het is tevens bemoedigend, ook al wordt op deze positieve dingen in pers en radio en televisie nooit de nadruk gelegd. Ik zeg dikwijls dat onze media in donkere kamers negatieven zitten te ontwikkelen. Goed nieuws brengen is moeilijk. Men legt in het nieuws zelden de nadruk op het positieve omdat er geen sensatie van is te maken, en dan wordt het niet interessant geacht. Het goede en de goede mensen leven meestal in de schaduw.
U vindt dus dat het positieve in de wereld niet genoeg wordt benadrukt.
Ik zou er veel voorbeelden van kunnen geven. Neem het geval van Hans Busov, die professor was in de economie en de agronomie van de universiteit van Kiev - zijn portret staat daar. Hij had heel wat geleerde boeken geschreven, maar dan op een bepaald ogenblik ook een dat te ver ging, dat indruiste tegen de communistische orthodoxie in Rusland. Hij kon valse papieren
| |
| |
bemachtigen en met een walvisboot naar Estland ontsnappen. Vandaar is hij te voet verder gegaan, een tocht van 4600 km over Finland tot in Zweden waar hij in elkaar is gestuikt. Een melkboer heeft hem op straat gevonden en naar een hospitaal gebracht, waar ze hem de gal en een nier wegnemen. Via Duitsland raakt hij in België. Om te kunnen leven speelt hij hier knecht, tot 16 uur per dag, met het gevolg dat hij weer ineenstort. Ik krijg van hem een brief om mij te bedanken voor een attentie. Die kwam niet van mij maar van iemand anders. Maar ik dacht wel dat die man eenzaam moest zijn en ben hem gaan opzoeken. Ik heb zelden zo een diep religieus man ontmoet. Een lijfspreuk van hem was: ‘Der Tod ist mein Freund’. Het Westen had hem vreselijk ontgoocheld. ‘Hier is niets meer heilig’, zei hij. ‘De vrouw niet, het kind niet, de mens niet.’ Hij heeft hier dan toch nog een hele kring vrienden gekregen. Hij had nog een boek willen schrijven over zijn levensverhaal, maar hij heeft het niet klaar gekregen. Hij is gestorven op Goede Vrijdag, na een lange kruisweg.
Over zo een leven wordt nergens iets bericht omdat het te positief is. Als de man zich als een stuk revolutionair had aangemeld, dan had hij al de kranten gehaald.
Vreest u niet dat u alle problemen enorm, simplificeert?
Ik neem de problemen voor wat ze zijn. Te velen compliceren ze. Er zijn deskundigen die erin slagen een probleem zo ingewikkeld te maken, dat ze er heel hun leven mee bezig kunnen zijn om zo te bewijzen hoe nodig ze zijn. Simplificatie werkt wel eens meer verhelderend en geleerd jargon moet vaker dienen om leegheid te maskeren of zaken die niet zuiver op de graat zijn.
Raakt het u als sommige mensen u een naïeveling noemen?
Dat raakt mij helemaal niet, neen. Ik denk ook nog dat ze gelijk hebben. Als je droomt van een maatschappij waarin de mensen
| |
| |
zich echt thuis zouden kunnen voelen, waar weer de zon schijnt voor iedereen, ja, dan moet je een naïeveling zijn. Dat kan niet anders. Maar ik meen wel dat het de moeite waard is om aan een andere maatschappij te werken en er alles voor over te hebben. Het is misschien een utopie, maar ik wil er aan blijven werken tot mijn laatste adem. Omdat ik het de moeite waard vind? Het doet veel mensen goed ook.
U ontleent vaak beelden aan de natuur. U hebt het wel voor de natuur.
Inderdaad. Ik hou enorm veel van de natuur, precies omdat in de natuur ook alles groeit. Het is één groeiproces. De mens heeft zich veel te veel afgezonderd van de natuur: beton, staal, glas... het is allemaal koud en hard. Ik denk dat dit de mensen frustreert. Ze zijn te ver weggegroeid van de natuur. Om geestelijk gezond te blijven, moeten wij terugkeren naar de natuur. Wij zouden moeten kunnen praten met de bomen, vriendschap sluiten met de natuur!
U leeft in een moeilijke tijd, in een bewogen tijd en u hebt veel met ellende te doen. En toch geeft u de indruk een gelukkig man te zijn. Wat is het geheim?
Ik ben inderdaad een gelukkig mens. Ik voel mij echt gezegend. Ik heb erg veel ‘chance’, geluk in mijn leven gehad en veel fijne mensen ontmoet bij wie ik geborgenheid vind. Ook voel ik dat God in mijn leven altijd aanwezig is geweest. Hij houdt van mij als ik leef, Hij houdt ook van mij als ik sterf. Dus ik heb eigenlijk niets te vrezen. Ik voel mij oprecht tevreden en gelukkig om heel veel redenen. Dat wil niet zeggen dat ik geen kwade en moeilijke dagen heb. Die heeft iedereen, want het geluk bestaat altijd uit zoveel delen, dat er altijd één deeltje te kort is. Maar ik vind het verkeerd altijd naar dat éne deeltje te zitten kijken. Ik kijk nogal gemakkelijk naar de rest. Ik voel me echt diep gelukkig met de
| |
| |
mensen die me gegeven zijn; ze zijn een zegen voor mij. En ik ben dankbaar voor wat ik gekregen heb. Dat helpt gelukkig zijn. Dankbaar zijn voor het leven van elke dag, dankbaar omdat het hart 123.700 en zoveel keren per dag klopt, dat we 20.000 keer kunnen ademen en 137 kubieke meter lucht gratis verwerken. De mens is zich van al die zaken niet meer bewust. Hij heeft ze ten geschenke gekregen maar hij waardeert ze niet meer.
U ziet er vrij onschuldig uit, maar in feite bent u een revolutionair, want u predikt de revolutie, laat het dan de roze revolutie zijn.
Revolutie is een verkeerd woord voor geweld: dat woord werd door de geschiedenis met bloed en tranen bezoedeld. Revolutie betekent oorspronkelijk ommekeer - revolvere -, een fundamentele ommekeer. Een gewelddadige revolutie is nooit een fundamentele ommekeer, omdat geweld geweld oproept en niet uitgroeit tot een menselijke houding maar tot een houding van haat.
Geweld op personen is criminaliteit en oorlog is de hoogste vorm van criminaliteit. In de sfeer van geweld gebeurt er altijd onrecht, gaat het onderscheid tussen recht en onrecht verloren.
Ik heb begrip voor geweld in de ontwikkelingslanden, waar mensen uitgeput en ten einde raad tot opstand komen, maar ikzelf zou er niet voor kiezen.
Geweld kan een corrupte maatschappij niet veranderen, want het recht van de sterkste wordt dan een nieuwe dictatuur. Haat is een even grote kracht als liefde, maar het is een destructieve kracht.
Een geweldige revolutie is een schijnoplossing: ze gooit structuren omver, maar de kogel van het geweer verandert de mens nooit. Geweld steunt op macht en de maatschappij blijft even ziek en corrupt, omdat de basis waarop ze steunt dezelfde blijft. Alleen de namen van de machthebbers en bezitters veranderen. Aanmoedigen tot geweld is crimineel, omdat hij die dat
| |
| |
doet, medeplichtig is aan moord op onschuldigen. In de roze revolutie staat de mens centraal, is de liefde de macht. De roze revolutie is de culturele revolutie van het Westen.
Maar goed, genoeg gepraat nu.
Gij hebt mij enorm veel vragen gesteld. Ik heb nooit zoveel vragen moeten beantwoorden. Het is een verschrikkelijk examen geweest. Maar zou ik om te eindigen op mijn beurt u eens een vraag mogen stellen?
Wanneer komt er een uitzending ‘Ten huize van... Joos Florquin’?
Ja, daar is niet moeilijk op te antwoorden: de dag dat ik één honderdste gedaan heb van wat u hebt gedaan.
Uitzending: 5 mei 1978.
|
|