| |
| |
| |
Prof. em. dr. Marcel G.J. Minnaert
Zuilenstraat 25 bis, Utrecht (Nederland)
U bent van huize uit Vlaming want u werd geboren in Brugge - om het er meteen bij te zeggen op 12 februari 1893. Maar u woont al 52 jaar in Nederland. Voelt u zich nog Vlaming?
Ja en nee. Het is moeilijk dat in een enkel woord te zeggen. Ik voel nog altijd veel belangstelling voor wat er in Vlaanderen gebeurt maar mijn dagelijkse interesse is natuurlijk gericht op de dingen rondom mij, op de dingen waar ik wat aan kan doen, op mijn werk hier. Maar toch is het verschil niet zo uitgesproken. Ik heb me altijd Groot-Nederlander gevoeld en voel me hier dus niet in een ander land. Voor mijn gevoel ben ik niet uitgeweken: ik leef eenvoudig in een andere provincie van hetzelfde land met dan mooie herinneringen aan Vlaanderen.
Komt u uit een autentiek Westvlaamse familie?
Nee, mijn familie is van Gentse oorsprong met vertakkingen in Zeeuws-Vlaanderen. Het is louter toeval dat ik
| |
| |
in Brugge werd geboren: mijn moeder was in die stad lerares aan de normaalschool voor meisjes. Ik kom trouwens uit een typische onderwijzersfamilie. Mijn vader was leraar aan de regentenschool in Gent, mijn oom was algemeen inspekteur van de gemeentescholen in Gent, een tante was direktrice, een neef direkteur van een lagere school, ik had een nicht die kleuteronderwijzeres was en ik zal er maar mee ophouden. Ik ben dus duidelijk erfelijk belast! Ik heb altijd veel belangstelling gehad voor het onderwijs, tot de laatste jaren toe.
Een belangrijke figuur was wel mijn oom Gerard Desiré Minnaert. Hij is jarenlang algemeen voorzitter van het Willemsfonds geweest en heeft een grote rol gespeeld in de Vlaamse Beweging. Hij was een geziene gast bij de Taal- en Letterkundige Kongressen in Noord-Nederland en heeft een sterke aktie geleid om veel Noordnederlandse boeken in Vlaanderen in te voeren. Mac Leod sprak daar altijd met veel lof over.
Uw familie was duidelijk liberaal. Bent u het nog?
Nee. De liberalen zijn verouderd. Ik ben progressief, links natuurlijk.
U was op het ateneum in Gent.
Mijn vader overleed in 1902. Mijn moeder kreeg eerst ziekteverlof, dan pensioen en toen zijn we naar Gent verhuisd. Het ateneum was naar onze begrippen van nu een ouderwetse school maar we leerden er toch veel en hadden er een aantal goede leraars. Er was vooreerst Hippoliet Meert, die als leraar nu eigenlijk niet zo uitstekend was, maar hij was de man die ons de Vlaamse Beweging leerde kennen. Door hem kwamen we in aanraking met het Algemeen Nederlands Verbond en hij organizeerde ook schoolreizen naar Nederland. René de Clercq was leraar in dezelfde school maar hij stond in de moderne afdeling en ik
| |
| |
heb van hem dus geen les gehad. Maar toen in die tijd zijn eerste verzenbundel verscheen, las Meert daar gedichten uit voor in de klas en wij vonden het gewichtig dat een leraar van ons ateneum verzen schreef.
Ik heb daar ook korte tijd Oscar de Gruyter als leraar gehad en die was typisch voor de moderne richting. Hij bracht een nieuwe geest in de school en hij kon stukken uit de Nederlandse letterkunde zo voordragen, dat de jongelui er onder de indruk van kwamen.
Een bekend leraar was ook de geschiedkundige Victor Fris. Het was toen de ongelukkige gewoonte dat de leraar geschiedenis ook aardrijkskunde moest geven en bij de aardrijkskunde behoorden de beginselen van de kosmografie. Zo moest de ongelukkige Fris de beginselen van de sterrenkunde onderwijzen, een stof waar hij niets van kende. Als jongen wist ik er al meer van dan hij. Maar verder was hij goed in zijn vak.
Er was in die tijd een aktief leven in de leerlingenbonden. U hebt er aan meegedaan?
Ik was natuurlijk lid van het taalminnend genootschap De Heremanszonen, ik ben er zelfs een paar jaar voorzitter van geweest. Velen wisten nauwelijks wie die Heremans geweest was maar zijn naam was een symbool geworden in de Vlaamse Beweging. Eigenlijk was hij schepen geweest van Gent en ook hoogleraar, denk ik.
In 1910 - u bent 17 jaar - gaat u biologie studeren aan de universiteit in Gent. Waarom biologie?
Als je dat nu hier aan een student vraagt, krijg je bijna onveranderlijk als antwoord: ik heb een oom en die heeft dat ook gedaan! Je kunt op dat stuk nog wel wat beleven. Komt een studente zich aanmelden en op de vraag welke richting ze kiest, komt als antwoord: teologie... of nee, zet toch maar liever diergeneeskunde! Dat was mijn geval
| |
| |
niet. Ik heb altijd belangstelling voor de natuur gehad en blijkbaar was biologie schilderachtiger en aantrekkelijker dan zuivere wis- en natuurkunde. Het zijn de mooie bloemetjes, die me hebben aangetrokken!
U had als professor Julius Mac Leod. Wat voor een man was hij?
Een heel biezonder man. Hij was op wetenschappelijk gebied zeer goed en origineel en daarnaast een overtuigd Vlaamsgezinde, die enorme invloed heeft gehad op de Vlaamse Beweging. Hij heeft in 1895 de Vlaamse natuur- en geneeskundige kongressen gesticht en die stichting was het begin van de mobilizatie van de Vlaamse intellektuele krachten op wetenschappelijk gebied. Van hem ook is uitgegaan de grote stoot voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit. Tegenover zijn voorstellen kwamen allerlei alternatieven uit de hoek, die in feite neerkwamen op een splitsing van de universiteit in een Franse en Nederlandse afdeling. Die oplossing beschouwde Mac Leod als een afleidingsmaneuver en ze maakte hem razend. Ikzelf heb nog artikels geschreven om er op te wijzen, dat het voor de Vlamingen even belangrijk was de Franse afdeling weg te hebben als de Nederlandse te krijgen.
Nadien kwam dan de formule van Lodewijk de Raet voor de vernederlandsing van de universiteit. De Raet was ingenieur en hij wilde de ingenieursscholen vernederlandsen maar Mac Leod vreesde dat die volledige vernederlandsing nooit ineens aanvaard zou worden. Deze wisseloplossing maakte veel indruk in de Vlaamse kringen maar Mac Leod beschouwde dat als de verkeerde weg. Of hij gelijk had of ongelijk, dat weet ik niet maar het gevolg is toch geweest dat hij zich, na een bittere strijd, uitwendig afgekeerd heeft van de Vlaamse Beweging. Hij achtte zich omringd door verraders en slappelingen en van dat laatste soort waren er zeker, ik wil alleen Vercoullie en Paul
| |
| |
Fredericq noemen. In zijn hart is Mac Leod toch altijd vurig vlaamsgezind gebleven en bleef hij sterk begaan met het lot van de Vlaamse Beweging. Hij was een man die met zeer diverse dingen bezig was: hij is de stichter en voorzitter geweest van het genootschap Dodonaea - geheten naar Dodoens - waarin vakbotanici, kwekers en enkele onderwijzers van de bloemenstad Gent elkaar ontmoetten en in het Nederlands over hun vak praatten. Dat was de bedoeling van Mac Leod: de wetenschap naar het volk uitdragen. Ook heeft hij een intensieve propaganda gevoerd voor goede Nederlandse boeken waarin de illustratie de Vlamingen kon helpen de goede termen te vinden. Mac Leod moet zeker bedektelijk nog een heleboel gedaan hebben voor de Vlaamse Beweging. Hij heeft vermoedelijk sterk de oprichting gestimuleerd van de politieke groep ‘Het Vlaamse blok’: alle Vlamingen werden verzocht hun politieke overtuiging opzij te zetten en hun krachten in die groep samen te bundelen om de versplintering van de Vlaamse belangen wegens politieke geschillen te vermijden.
Na mijn kandidaats heb ik nog les van hem gehad in het Frans. Ik was zijn enige student: hij zat aan de ene kant van de tafel en ik aan de andere. We waren beiden vlaamsgezind en toch sprak Mac Leod Frans zodra het kollege begon. Hij deed dat omdat de wet het zo eiste en omdat hij wilde, dat als er straks een andere wet zou gelden, dat ook die dan zou geëerbiedigd worden. Zo gauw het kollege uit was, sprak hij weer Nederlands!
Er was dan voorzeker ook het aktieve studentenleven buiten de kolleges!
Ik was natuurlijk lid van 't Zal wel gaan en ook lid en later voorzitter van de studentenafdeling van het Algemeen Nederlands Verbond.
| |
| |
U bent in 1914 de medeuitgever van ‘De Bestuurlijke Scheiding’. Wat waren uw eisen?
Heel die geschiedenis is begonnen met de beruchte brief van Jules Destrée aan de koning waarin de zin voorkwam: Sire, il n'y a pas de Belges. Hippoliet Meert heeft daarop geantwoord: wij vragen de bestuurlijke scheiding niet maar als u ze wil hebben dan graag. De jongeren gingen natuurlijk een stapje verder en in het blaadje De Bestuurlijke Scheiding werd inderdaad de scheiding van België in twee delen gevraagd maar met het behoud van dezelfde koning, een gemeenschappelijk leger, een gemeenschappelijk ministerie van Buitenlandse Zaken en nog zo een paar dingen. Eigenlijk dus al een soort federalisme.
U promoveert in 1914 op de dissertatie ‘Contributions à la Photobiologie quantitative’. Is dat voor een leek te verduidelijken?
Alles is te verduidelijken. Het is een studie naar de invloed van het licht op de planten en die dan zoveel mogelijk gemeten. Het ging er dus niet om uit te maken dat de planten groeien of groener werden maar om een echte meting. Een voorbeeld zal het wellicht verduidelijken: bij een boom zijn de bladeren die aan het licht zijn blootgesteld, die aan de buitenkant staan dus, anders dan die die aan de binnenkant staan. Dat doet het licht. Ik heb dat onderzoek gedaan bij bepaalde soorten dennen en heb vastgesteld dat de naalden aan de buitenkant meer hars bevatten dan aan de binnenkant. Het licht is daar de oorzaak van. Ik heb ook de invloed van het licht onderzocht op de groeirichting van de waterplanten. Ik kon laten zien dat als het donker wordt, de waterplant naar omhoog schiet: hij wordt dan lichter en wordt dat omdat hij meer luchtholtes bevat: dat is een soort aanpassing van de plant om in de buurt van de oppervlakte te blijven. Die studie
| |
[pagina t.o. 288]
[p. t.o. 288] | |
| |
| |
is van geen belang voor mijn verder leven maar ik slaagde ermee ‘avec la plus grande distinction’ zoals dat in die tijd heette.
De eerste wereldoorlog breekt dan uit en u bent de medeuitgever van ‘De Vlaamse Post’. Waar verscheen ze en wat stond die voor?
Ze verscheen in Gent en stond voor: een zelfstandig Vlaanderen. Werkten daar o.a. nog aan mee: Leo Picard, de pas overleden Reimond Kimpe, Domela Nieuwenhuis, Antoon Thiry.
U bent ook de medestichter van ‘Jong-Vlaanderen’. Welke stelling werd daarin verdedigd?
Ook de staat Vlaanderen. Eigenlijk waren er verschillende richtingen. Sommigen zochten meer aansluiting bij Duitsland, anderen zochten het eerder in de bondsstaat België en nog anderen waren de Groot-Nederlandse richting toegedaan. Ik was bij de laatste kategorie en dan in progressieve zin. Achteraf kun je dat wel zeggen maar je moet dat zien in die volle evolutie. Als je er middenin zit, hou je rekening met de mogelijkheden en dan komt er ten slotte een kompromis tot stand. Sommigen zijn trouwens in de loop van die paar jaren geëvolueerd. Maar aan de Vlaamse Beweging gaf dat een schok en die was er nodig. De bestuurlijke scheiding was al een schok, de staat Vlaanderen was nog een grotere schok. Het was de bedoeling met die schokterapie iets te bereiken en dat is ook gebeurd. Wij wilden ook de Gentse universiteit vernederlandsen en dat is er gekomen.
Tijdens de oorlog, van 1915 tot 1916, gaat u een jaar wis- en natuurkunde studeren in Leiden. Waarom?
Bij dat werk over de invloed van het licht op de planten had ik duidelijk gemerkt dat mijn natuurkundige kennis
| |
| |
onvoldoende was en dat kwam omdat het onderwijs daar in Gent in mijn tijd zeer ouderwets was. Ik merkte dus dat ik een heleboel moest bijleren en vooral dan optika. In Leiden was er een belangrijk centrum voor wis- en natuurkunde en dus ben ik daar naartoe gegaan. Voor de optiek ben ik in 1918 onmiddellijk naar Utrecht gekomen omdat ze hier een belangrijk centrum voor optika hadden. Het ene heeft dan tot het andere geleid: van de optika van de zon ben ik bij de natuurkunde van de zon gekomen, dan bij de astro-fysika en ten slotte bij de sterrenkunde.
Zover zijn we nog niet. U wordt eerst nog docent natuurkunde aan de vernederlandste universiteit in Gent. Dat was in 1916. Hoe is dat gekomen?
Er was niemand anders die de natuurkunde behoorlijk had kunnen geven. Ik was heel jong maar achteraf gezien mag ik zeggen dat ik het nog zo kwaad niet heb gedaan: het was een verfrissing tegenover de ouderwetse natuurkunde die ze daar hadden. Er was vanwege de studenten een grote belangstelling en er was een sterk verband tussen de hoogleraars en de studenten.
Het belangrijkste was dat die vernederlandsing leefbaar zou blijken en daarvoor moesten heel wat tegenstanden overwonnen worden. Vóór de universiteit werd geopend was er al een sterke oppositie van de Franssprekenden en de jonge mensen werden op alle mogelijke manieren bedreigd en afgedreigd. Ik ben dan zelf de boer opgegaan om te gaan spreken en te zeggen waarom de jongelui naar Gent moesten komen, wat die vernederlandsing voor het Vlaamse volk betekende. Het zou nu gek zijn zo iets te doen: stel je voor dat je in de dorpen zou gaan vertellen waarom ze naar Utrecht moeten komen studeren. De opening van de vernederlandste universiteit heeft dan ook in een grote geestdrift plaatsgehad en ze heeft alles in Vlaanderen weer wakker geschud. Aan de universiteit zelf
| |
| |
wisten professoren en studenten dat het om een gemeen-shappelijk waagstuk ging en samen hebben ze dan ook enorm hard gewerkt.
Voor mij bracht dit mee dat ik niet zoveel tijd meer had voor andere dingen, dat de aktieve strijd voor de Vlaamse Beweging op het tweede plan kwam. Ik moest als hoogleraar in volle oorlogsomstandigheden alles uit de grond stampen. Ik moet hier toch extra de nadruk leggen op de grote verbondenheid van al de mensen die daar samengewerkt hebben en ook op de grote invloed die deze vernederlandsing op heel Vlaanderen heeft gehad. Want naast de aktieven, waren er de voorzichtigen, de oude pruiken, die er zich niet tegen verzetten, er waren er zelfs heel wat bij die ze goedkeurden maar dan alleen in 't geheim. Maar daartegenover staat de moed van hen die meededen en speciaal van de drie hoogleraren van de vroegere Franse universiteit, die nu kollege in het Nederlands gaven: Willem de Vreese, de befaamde germanist, Paul Hoffmann en Frederic Stöber. Ze hadden er alle voordeel bij niet mee te doen want hun carrière was gemaakt, hun toekomst verzekerd, ze hadden recht op pensioen en eigenlijk hadden ze er alles bij te verliezen maar ze hebben het er voor overgehad.
Er zijn sinds dat aktivisme nu vijftig jaar voorbijgegaan en in de tweede wereldoorlog werd u door de Duitsers gevangen gezet. Zou u, als het te herdoen was, nog dezelfde houding aannemen als in 1914 en 1940?
Ik denk het wel. Er is een grondig onderscheid tussen die twee oorlogen. De eerste oorlog was geen oorlog waar maatschappelijke beginselen op het spel stonden. Duitsland was vijand van België, niet specifiek van Vlaanderen. In de tweede wereldoorlog was er het fascisme, de verheerlijking van het geweld, de jodenvervolgingen. De vrijheid
| |
| |
van de mens kwam in het gedrang, zelfs de kunst was niet meer vrij.
In 1918 bent u uitgeweken naar Nederland. Vrijwillig?
Anders hadden ze me in België in de gevangenis gestopt. Ik ben trouwens later tot 15 jaar dwangarbeid of iets in die aard toch veroordeeld. Ik heb dat uit de kranten vernomen.
En u kon zich hier makkelijk aanpassen?
Dat is helemaal geen probleem geweest aangezien ik al een jaar in Leiden had gestudeerd en ook omdat ik Nederland altijd beschouwd heb als een deel van mijn vaderland. Anderen hebben het moeilijker gehad en hebben hard moeten werken. Denk aan een geval als dat van Speleers, een oogarts van grote naam, die hier op vijftigjarige leeftijd opnieuw op de schoolbanken moest gaan zitten en eksamen doen. Velen hebben er zich hier met grote dapperheid doorgeslagen.
De uitgeweken aktivisten zochten mekaar wel op?
Hier in Utrecht bestond een Hollands-Vlaamse vereniging die lezingen inrichtte en altijd een vergadering samenriep op 11 juli. In de loop der jaren is dat geleidelijk uitgedempt omdat andere dingen de mensen in beslag nemen. Dat kan niet anders gaan.
U hebt René de Clercq hier ook ontmoet.
Ja, ik heb hem goed gekend. Zoals u weet ligt hij hier begraven in Lage Vuurse en staat er op zijn graf een zeer karakteristiek gedenkteken gemaakt door Cantré. Ik was op zijn begrafenis en daar is het volgende voorgevallen. Dat was in 1932 en er waren op de begrafenis een aantal N.S.B.-ers aanwezig, volgelingen dus van Mussert. Toen het Wilhelmus werd gespeeld brachten die de fascistische groet
| |
| |
en toen hebben wij uit reaktie en protest de groet met de gebalde vuist gebracht. Die ‘wij’ dat waren: Jozef Cantré, Leo Magits en ik. Die dingen werden opgetekend, daar heb ik aanwijzingen voor. Het is een van de redenen geweest waarom ze mij onder de tweede oorlog hebben opgepakt.
U moest hier dan toch ook uw brood verdienen.
Ik heb geluk gehad. Ik kon wetenschappelijk werk verrichten aan het Natuurkundig Laboratorium van de universiteit bij professor W.H. Julius. In 1919 kreeg ik al een benoeming tot observator met als opdracht: het fysisch onderzoek van de zon. Nu is die aanstelling ook niet zonder meer gebeurd. Toen die in de lucht hing heeft een Vlaming, een vlaamsgezinde van de ouderwetse kategorie, aan professor Julius een brief geschreven, waarin hij vroeg mij niet te benoemen omdat daar diplomatieke verwikkelingen zouden uit voortvloeien. Het plannetje is niet gelukt omdat professor Julius een rechtschapen man was. Hij was geen held en geen felle strijder maar wat recht was, was recht en hij heeft me laten benoemen. Het was wel erg dat je zulke dingen moest ondervinden van mensen die aan onze kant moesten staan.
Wat is een observator?
Tegenwoordig zou men zeggen: wetenschappelijk medewerker of ambtenaar eerste klasse. In die tijd had je zo diverse funkties aan de universiteit: konservator, prosektor, observator bij de sterrenkunde. Laten we zeggen: iets meer dan assistent.
U haalt dan in 1925 een tweede doctorstitel.
De tesis heb ik thuis gemaakt door er elke avond aan te werken. Ik meende niet het recht te hebben daarvoor overdag tijd te mogen gebruiken omdat ik dan voor de univer- | |
| |
siteit moest werken. Nu is dat heel anders. Het werk dat de assistenten doen aan de universiteit wordt hun proefschrift. Ik had toen op dat stuk nog geen moderne begrippen.
U promoveerde op het proefschrift ‘Onregelmatige straalkromming’. Voor een oningewijde is dat vrij duister.
Is toch ook weer uit te leggen. Als je b.v. water en suikerstroop door mekaar roert, ontstaan er in het glas allerlei slierten: op sommige plaatsen is er wat meer suiker, op andere minder, het geheel lijkt troebel maar wanneer het zich na zekere tijd vereffend heeft, wordt het gelijk. De vraag is nu: als je door een dergelijke middenstof een lichtbundel stuurt, wat zal er dan met die lichtbundel gebeuren? In die dichtheidsverschillen wijkt die bundel een beetje naar links of een beetje naar rechts, hij wijkt dus af. Het resultaat is dat de lichtbundel eruit komt als een penseel, hij wordt wat uitgespreid.
Dergelijke dingen moeten gebeuren aan de buitenkant van de zon, al zijn het gassen die daar zitten maar ook in gassen kunnen dichtheidsverschillen zijn. Dat is b.v. wat je ziet als ze ergens een weg aan het herstellen zijn: boven de kokende pot asfalt wemelt het. Het moet ook zo bij de zon zijn. Het kwam er dan op aan waar te nemen welke invloed dat had op de zon. Dat was oorspronkelijk een teorie van professor Julius, die ik kwantitatief heb uitgewerkt.
U had wel de intentie in Nederland te blijven, want in 1929 trouwde u met een Nederlandse. U bent trouwens laat getrouwd: u was 36.
Ik had het veel te druk gehad met al die oorlogsomstandigheden om vroeger mijn weg te vinden. Mijn vrouw was aktief in dezelfde tak van wetenschap en enkele jaren na ons huwelijk promoveerde ze in de wis- en natuurkunde.
| |
| |
Hoeveel kinderen hebt u?
Twee zonen waarvan er een overleden is. De tweede verblijft op Australisch Nieuw-Guinea. Gelukkig hebben we de vrouw en de kleinkinderen van onze overleden zoon in Eindhoven. Daar gaan we elke week naartoe.
*
De woning van onze gastheer vormt het hoekhuis van de Zuilenstraat en de Nieuwe Gracht.
Elk huis op de Nieuwe Gracht heeft onder de straat zijn kelders die uitzien op het water. In deze kelders werken nu vaak jonge kunstenaars.
Als men op het bruggetje staat, ontwaart men doorheen het lentelover de toren van de dom en aan de andere kant heeft men een mooi gezicht op de rustige gracht. Het is het decor van het begintafereel van Gorters Mei:
‘Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht.’
In dezelfde richting bevindt zich op 500 meter de sterrenwacht van Utrecht, die in een bastion van de oude stadswallen werd ondergebracht.
*
De zon speelt een grote rol in uw leven, ik bedoel dan wel in uw wetenschappelijk werk. Uw onderzoek ging vooral over de zonnestraling en het zonnespektrum. U verwierf zich een grote naam door uw pionierswerk op het gebied van de nauwkeurige fotometrie van de spektraallijnen, in het biezonder op de zon. Is het mogelijk in dit beperkt bestek een idee te geven van uw onderzoekingen en de resultaten?
De bedoeling van mijn werk was en is zich een beeld te vormen van de toestand in de oppervlaktelagen van de
| |
| |
zon en hun samenstelling. Dat betekent met andere woorden: hoe is het met de temperatuur, met de druk, met de stromingen, de bewegingen, de samenstelling? De zon is een gasbol: uit wat voor stoffen bestaat dat gas en hoeveel van ieder element zit erin? Dus weer een kwantitatief onderzoek.
Aan dat onderzoek wordt nu gewerkt door honderden mensen over heel de wereld. Destijds was mijn onderzoek een van de eerste op dit gebied. Wat één mens doet is een klein onderdeel van de oplossing van al die vraagstukken. In mijn werk was het belangrijkste de interpretatie van het zonnespektrum.
Als je een lichtbundel door een glazen prisma stuurt, krijg je een mooie regenboogkleurige band. Die ontbinding noemen we spektrum: een spektrum is dus een kleuren-beeld dat ontstaat door kleurenschifting. Als je dat precies en goed doet, zie je donkere lijnen: dat zijn de beroemde lijnen van Fraunhofer. Fraunhofer is een Duits natuurkundige die grote bekendheid kreeg door zijn onderzoek tussen 1814 en 1817 van de absorptielijnen van het spektrum.
Ieder scheikundig element heeft zijn eigen kenmerkende lijnen. Elke gloeiende stof in gasvormige toestand straalt licht uit met een bepaald spektrum, dat eigen is aan die stof. Hoe meer van zo een element op de zon aanwezig is, hoe donkerder en dikker of breder die donkere lijnen worden. Nu gaat het erom die donkerheid van die lijnen precies te meten en af te leiden hoeveel er van zo een element precies in de zon is. Dat heet de fotometrie en dat is precies waarop een groot deel van mijn werk gericht is geweest.
Wij weten dat er op de zon - in gasvorm dan - aanwezig is: ijzer, lood, zink, zwavel, koper en dan vooral ook waterstof, helium, koolstof en zuurstof. Onze bedoeling is dan door meting te weten te komen welke de verhouding is van die verschillende stoffen. Al die stoffen zijn
| |
| |
in gasvorm omdat de temperatuur op de zon 5000 graden is. Bij de meeste van die elementen kunnen wij nu zeggen hoeveel er van is, op een faktor van twee na, wat betekent dat er twee keer meer of minder kan zijn. Koolstof vergeleken met waterstof is 1 tegen 1000; de metalen ten opzichte van de waterstof is 1 op honderdduizend of minder.
Er zit dus heel wat op de zon zou ik zeggen, zelfs ijzer, wat ik nooit had vermoed. U hebt deelgenomen aan verscheidene expedities voor het waarnemen van zonsverduisteringen. Welke, waar en waarom?
Sumatra in 1925, Lapland in 1927, weer Sumatra in 1929, Noord-Canada in 1932 en Gotland bij Zweden in 1954. Waar? Een zonsverduistering komt maar een enkele keer voor en is maar zichtbaar langs een strook van de aardbol die 100 à 200 km. breed is. Die strook tekent zich als een kromme lijn af op de aardbol. Wil je de verduistering zien, dan moet je op die kromme lijn zitten. Je kiest best een plaats waar de zon zeer hoog staat want dan zie je ze beter. Je kiest ook een plaats die gemakkelijk te bereiken is, dus niet in het binnenland van Afrika maar ergens waar spoorlijnen liggen. Je kiest ook niet de zee want je instrumenten kun je daar niet stabiel opstellen. Verder probeer je een plaats te kiezen waar er zo weinig mogelijk kans op bewolking bestaat, want als er bewolking is, dan kun je zo weer weggaan.
Waarom nu? De zon is veel groter dan we ze zien of dan we denken. Rondom de zon is een uitgebreide dampkring, die heel ijl is en die we in gewone omstandigheden niet zien maar die te voorschijn komt als de maan de zon bedekt: dan zie je de buitenste lagen tegen een donkere achtergrond. In gewone omstandigheden staat de zon tegen de blauwe lucht en op dat blauw verdwijnen die lagen. Wanneer het zwart is, zoals 's nachts, dan zijn die buitenste lagen zichtbaar tegen de donkere achtergrond.
| |
| |
Ook hier gaat het er weer om uit te maken wat de temperatuur van die lagen is, de druk, de bewegingen, hoe de samenstelling van die buitenste lagen is.
Op de plaats waar naar zo een zonsverduistering wordt gekeken, zijn dan honderden mensen aanwezig: de omstandigheden zijn nog niet volmaakt maar men komt er altijd dichter bij.
Zo een expeditie is een leuke kombinatie van wetenschap, techniek, avontuur en sport. Je moet je instrumenten soms opstellen in de wildernis en als je bij manier van spreken je schroevedraaier hebt vergeten, moet je je op een andere manier behelpen. Je moet er voor zorgen dat de mensen te eten krijgen, dat ze ergens kunnen slapen en verder leef je in een enorme spanning: als er wolken komen dan kun je zo weer inpakken, dan heb je niets bereikt en kun je zonder enig resultaat weer naar huis.
Een grote naam heeft de grote ‘Utrecht Photometric Atlas of the Solar Spectrum’, die onder uw leiding werd samengesteld.
De publikatie van deze uitvoerige atlas van het zonnespektrum heb ik samen met Mulders en Houtgast bezorgd. Die atlas is een verzameling van honderden stroken waarop je de grafische voorstelling van de lichtsterkte van het zonnespektrum kunt zien. Op elke strook staat een klein stukje en al die stroken moeten aan elkaar geplakt worden zodat je een lange band van meer dan 100 meter bekomt met 2000 lijnen. De lijn die je bekomt vertoont inzinkingen: als de inzinking zeer diep gaat betekent dit dat de donkere lijn in het spektrum zeer donker is en dat er veel ijzer is. Bij een andere lijn geldt hetzelfde. Ieder van die lijnen is aan een bepaald element toe te schrijven.
Een detail dat ik hier wel mag vermelden is het volgende: met heel hard werken was de atlas net klaargekomen in het voorjaar van 1940, toen de Duitse inval geschiedde.
| |
| |
Wij zijn erin geslaagd vijf eksemplaren ervan naar Amerika te krijgen met het laatste vliegtuig dat Europa via Lissabon verliet. Daar werd dan een eksemplaar bezorgd aan de belangrijkste wetenschappelijke centra. Het was onze laatste groet aan de vrije wereld bij het uitbreken van de oorlog.
Het was de eerste atlas op dit gebied en tot hiertoe nog de enige voor het hoofdgedeelte van het zonnespektrum en dat hebben we dan toch 30 jaar geleden al kunnen doen. De atlas wordt trouwens veel gebruikt. Van al die lijntjes hebben we de sterkte gemeten en er dan een kataloog van gemaakt. Maar dat is veel later gebeurd.
Wat is dan de waarde of de betekenis van zo een atlas? Wat is ermee te doen?
Het is een zuiver wetenschappelijk werk. Het is een zeer praktische atlas voor de zon en ook voor de sterren. Een sterrespektrum vertoont veel vergelijking met dat van de zon, vooral wanneer de ster ongeveer de temperatuur heeft van de zon en zo zijn er heel veel. Het kan tegenwoordig veel beter en er zijn andere atlassen in de maak maar er zijn er nog geen gepubliceerd.
Zo een atlas blijft een wetenschappelijk werk en je kunt er dus geen biefstuk mee bakken. Maar al de natuurwetenschappen zijn onderling verbonden in een groot netwerk. Door het onderzoek van de hete gassen op de zon heeft men een beter inzicht gekregen in wat er hier in hete gassen gebeurt: men kan nu beter de verbranding van gas in de hete ovens onderzoeken, dus wat er in de grote ovens in de fabrieken gebeurt.
Een ander voorbeeld: de astronomen zijn te weten gekomen hoe de zon aan haar straling komt: dat blijken atoomprocessen te zijn in het diepste inwendige van de zon. Van daaruit zijn ze op de gedachte van de waterstofbom gekomen - afschuwelijk genoeg, maar stellig van ‘praktische’ betekenis. Maar die dingen zijn voor ons
| |
| |
niet de hoofdzaak. Voor ons is de hoofdzaak de natuur beter te begrijpen. Dat geeft aan de mens een voldoening die te vergelijken is met die, die hij ervaart als hij naar een symfonie van Beethoven luistert. De bevrediging van de mens bij het inzicht dat hij wint in de natuur, het begrijpen van haar wetmatigheid, dat halen wij uit het wetenschappelijk werk en de vraag is of dat geluk niet even belangrijk is of belangrijker als het genot van een goede maaltijd. En dat is geen egoïstisch genot voor de onderzoeker want zijn ontdekkingen dringen door in de populaire literatuur, in het onderwijs en zo helpen zij heel de mensheid tot zulk een inzicht te komen. Er zijn weinig wetenschappen die zo een indruk maken op de mens als de sterrenkunde. De sterren hebben de mens bevrijd van veel bijgeloof: de gedachte b.v. dat de aarde het middelpunt is van het heelal. Wij hebben geleerd dat de aarde maar een bescheiden deel is van het grote heelal. De sterrenkunde heeft de mens ook geleerd dat er natuurwetten zijn, dat er een wetmatigheid bestaat. Dat zijn dingen die men vroeger niet wist en die men door het onderzoek van de planeten heeft geleerd.
In 1930 wordt u privaat-docent in de Didaktiek van de Natuurkunde en u geeft dan uw eerste didaktische kolleges aan de Nederlandse universiteiten. Wat was uw opdracht?
Aan de Nederlandse universiteiten is er nooit iets gedaan geweest aan de voorbereiding van de aanstaande leraars: zij werden alleen wetenschappelijk gevormd en werden helemaal onvoorbereid op het onderwijs losgelaten. Ik ben dan kolleges beginnen te geven over de didaktiek van de natuurkunde. Ik begon als privaat-docent, dat betekent dat ik vrije kolleges gaf, die niemand dus hoefde te volgen, maar er bestond toch veel belangstelling voor. U ziet dat ik mijn belangstelling voor het onderwijs niet was kwijtgeraakt. Later werden die kolleges dan officieel aanvaard
| |
| |
en nu bestaat er wel een didaktische voorbereiding.
Toen u 44 jaar oud was werd u benoemd tot hoogleraar in de Sterrenkunde te Utrecht en ook tot direkteur van de Sterrenwacht. Dat was mogelijk voor een Vlaming?
Dat heeft in Nederland geen betekenis. Elke willekeurige vreemdeling kan om het even welk ambt aan een universiteit krijgen. Je hoeft daarvoor niet genaturalizeerd te zijn. Nu was ik het wel, ook al was dat niet nodig. In 1932 was in België de amnestiewet gekomen, die alle straf had kwijtgescholden. En die kwijtschelding had ik wel nodig om genaturalizeerd te kunnen worden. In die zin heb ik dan ook spoedig een verzoek ingediend en sinds 1932 ben ik genaturalizeerd Nederlander. Dat betekent niet dat ik Vlaanderen de rug toekeerde. Ik ben trouwens jarenlang betrokken geweest bij de kinderuitwisseling tussen Vlaanderen en Noord-Nederland. Ook bleef ik voorzitter van de Vlaams-Hollandse Vereniging in Utrecht. Wel kun je daar wel eens kurieuze dingen mee beleven. Ik was eens op de een of andere Vlaamse betoging in Antwerpen en werd toen over de grens gezet als ‘ongewenste vreemdeling’!
Dat ene vaderland speelde u dan toch parten! En het direkteurschap van de Sterrenwacht?
Dat hoorde er vanzelf bij. Nu is dat ook zo niet meer, omdat er nu wel drie of vier hoogleraren in de Sterrenkunde zijn. Die Sterrenwacht is een wetenschappelijk centrum en tevens een oefensterrenwacht voor de studenten. Ze wordt elke dag gebruikt als het goed weer is, want bij slecht weer is er niet veel te doen.
Is er daar nooit iets sensationeels voorgevallen?
Sensationeels? Niet veel. Goed en degelijk werk wel. U moet bedenken dat er tegenwoordig veel internationale kontakten zijn en dat je kunt beschikken over de beste foto's die
| |
| |
op de best uitgeruste sterrenwachten worden gemaakt. Die foto's kun je dan thuis rustig bestuderen. Met de bescheiden instrumenten die we hier hebben, kunnen we voornamelijk het zonnespektrum bestuderen. Werk van betekenis hebben we alleen op dat stuk gedaan: uitmeten, bestuderen en diskussiëren van spektra, opgenomen met de beste instrumenten van de wereld, onder de beste voorwaarden en in het gunstigste klimaat. In de laatste jaren hebben we aldus ook veel aan spektra van sterren gedaan. We hebben er destijds ook al een afdeling voor radioastronomie bijgekregen, dat is een centrum voor het onderzoek van de radiostralen die de zon uitzendt: die golven zijn ook een soort licht. Dat station is niet in Utrecht waar er veel te veel storingen zijn: het bevindt zich op 15 km ten noorden van Utrecht, in de richting van Hilversum, te Nederhorst-den-Berg. Daar zijn nu al allerlei onderzoekingen gedaan: daar kunnen we vernemen wat voor storingen er op de zon zijn, want als die er zijn zendt de zon radiogolven uit waarop je de storingen kunt aflezen. Zo een storing is er b.v. als wolken ijl gas met grote snelheid worden uitgeschoten: daarbij treden dan in die zonnegassen knallen op, die je niet hoort als knallen maar die wijzen op de verdichting van die gassen.
In de laatste jaren zijn er nog nieuwe afdelingen bijgekomen op de sterrenwacht. Zo is er na mijn tijd het ruimteonderzoek gekomen, onder leiding van mijn uitstekende opvolger, professor De Jager.
Toen u hier in Utrecht tot professor werd benoemd, kreeg u ook de kans professor te worden in Amerika.
Ik werd inderdaad tegelijk benoemd tot hoogleraar aan Yerkes-Observatory in Chicago maar ik heb deze benoeming geweigerd om in Utrecht te blijven en ik heb daar nooit spijt van gehad. Ik vind het verkeerd als te veel intellektuelen naar het buitenland gaan. Ze moeten eerder
| |
| |
proberen nuttig te zijn voor het land waar ze hun opvoeding kregen.
Vanaf 1937 verschijnt er dan een groot werk van u dat drie delen zal beslaan en waarvan het derde ook verscheen in 1940. Titel: ‘De natuurkunde van 't vrije veld’. De vijfde druk verscheen in 1968. Is dat een zuiver wetenschappelijk werk?
Het is half wetenschappelijk en half voor de ontwikkelde leek. Het gaat over wat je aan natuurkundige of fysische verschijnselen kunt zien in het landschap zonder dat daar toestellen bij gebruikt worden. Het eerste deel heet: Licht en kleur in het landschap. Dat handelt over schaduwen, regenbogen, het fonkelen van de sterren, de kleur van de hemel, de zonsopgang en -ondergang, de kleur van het water, enz. Laten we de regenboog als voorbeeld nemen: daar is veel meer aan te zien dan men gewoonlijk weet. Waar vormt zich de regenboog? Dat is niet toevallig. Hoe hoog verheft hij zich? Behalve de hoofdregenboog is er een bijregenboog, een tweede die er altijd is, soms sterker, soms zwakker zichtbaar. Dat er zeven kleuren in de regenboog zijn is onzin. Er zijn er zoveel in als u maar wil. De kleurverdeling is niet altijd dezelfde: soms is het rood veel sterker, soms is rood de zwakste kleur. Dat hangt samen met de grootte van de regendruppels.
Voorspelt een regenboog goed weer zoals het volk het zegt?
Het verschijnen van de regenboog bewijst alleen dat het regent en dat is het enige. Er vormen zich waterdruppels en in die druppels schijnt de zon.
Het tweede gedeelte handelt over Geluid, warmte, elektriciteit. Wat in het eerste deel voor het licht werd gedaan, gebeurt hier voor het geluid: de snelheid waarmee het geluid zich voortplant b.v., wat is de echo, wat is het
| |
| |
Doppler-effekt, dat is de verandering van toonhoogte als een snelrijdend voertuig je passeert. Dan verder de geluiden van de natuur, de donder, het geluid van de wind, van de vogels, van de insekten, van de vliegtuigen, de knallen die de vliegtuigen maken.
Wat de warmte betreft wordt er alles behandeld wat je met een simpele termometer kunt waarnemen: de temperatuur van het water, de lucht, de grond, de vochtigheid, de vorming van de mist, de verschillende soorten wolken, allerlei vormen van neerslag, de regen, de sneeuw, de hagel, de rijp. Er is ook een hoofdstuk over het ijs in al zijn diverse vormen. Ook over het onweer wordt wat verteld. Er zijn honderden hoofdstukjes waar ik nu enkele lijnen van heb aangegeven.
Het derde deel dan heet Rust en beweging en dat behandelt de mechanika in het vrije veld waargenomen. Zo wordt er gesproken over de mechanika van het verkeer. Hoe komt het dat je niet valt als je met een fiets rijdt en wel als je ermee stilstaat? Dan de mechanika van de sport: zwemmen en turnen. Verder de mechanika van het schip, van het zeilen, van de vloeistoffen, het stromen van de rivier, de wervels in de rivier, de wind, watergolven, water-hozen, de wind in verschillende luchtlagen, proeven met kinderballonnetjes die je kunt oplaten enz.
Het boek verwierf grote bekendheid en werd ook vertaald.
In Nederland is het sukses biezonder groot geweest. Het eerste deel haalde verleden jaar de zesde uitgave, het tweede en derde elk de derde. Het eerste deel is ook druk vertaald: in het Engels, het Russisch, het Pools, het Armeens, het Roemeens en het Hindi. Ik hoop de volgende delen ook vertaald te krijgen maar daarvoor moet er eerst een Engelse uitgave komen: dan zien de anderen er ook wat in. Maar ik heb te weinig tijd om het zelf te doen.
| |
| |
Komt dan de tweede wereldoorlog waar u, de oud-aktivist, door de Duitse bezetter als gijzelaar gevangen wordt gezet. Waarom?
Waarom zegden ze er niet bij. Een gijzelaar wordt gegrepen en als er iets gebeurt tegen de bezetter, wordt hij neergeschoten. Men hoopt dat het volk zich kalm zal houden om bekende intellektuelen te sparen.
Ik heb van 1942 tot 1944 in Sint-Michielsgestel gezeten, dat is in de buurt van 's-Hertogenbosch. We zaten daar met enige honderden prominenten samen, soms kwamen er wat bij, soms gingen er daar wat af, maar het was in zijn geheel een interessante groep: hoogleraren, kunstenaars, vakbondsbestuurders, staatslieden: Anton van Duinkerken, de historicus Huizinga, de musici Hendrik en Willem Andriessen en zovele anderen.
De behandeling was er redelijk. Alleen werden er af en toe mensen neergeschoten: ik heb dat twee keer meegemaakt en je wist nooit of je de volgende dag niet aan de beurt zou komen. Geyl was er ook maar die zat in een aparte groep, die men de Indische noemde. Men wist van die mensen dat ze niet zouden worden neergeschoten. Ze waren ook apart ondergebracht, gescheiden van ons. Ze waren ook op een andere manier en tijd gegrepen.
U was wel vrij voor de oorlogswinter begon.
In mei 1944 kwam ik vrij. Dan is die heel zware periode gekomen. Je was ondervoed en om aan levensmiddelen te komen moest je naar het platteland. Dat deed je dan met een fiets met slechte banden of gewoon houten banden. Je trachtte dan bij de boeren wat los te krijgen, eerst in de omtrek, dan verder. Het waren moeizame tochten in die barre winter. Als je had geweten dat er alleen maar een bepaald rantsoen was, dan zou je je erin gesteld hebben. Maar er was nog ergens wel een uitweg en dan probeerde
| |
| |
je maar te redden wat er te redden viel. Vele mensen zijn toen van honger gestorven.
U hebt na de oorlog een bloemlezing uitgegeven onder de titel ‘Dichters over sterren’. In dat boek staan - in verschillende talen - gedichten die over de sterren handelen. Waarom hebt u dat gedaan?
De sterrenkunde wekt niet alleen wetenschappelijke zelfvoldoening maar heeft ook gevoelswaarde. De estetische kant wordt het best door gedichten uitgedrukt.
Wat zijn uw normen geweest voor de keuze?
Kwamen in aanmerking de gedichten die over hemellichamen gaan maar die er dan ook helemaal op gericht zijn: dus geen gedichten waar het woord zon of ster toevallig eens in voorkomt. Uit de kollektie die ik uit alle tijden had samengebracht, heb ik dan de meest karakteristieke gedichten gekozen en die waren niet altijd de mooiste.
Wat is u het meest opgevallen in die gedichten?
Bijna altijd zoekt de dichter naar het verband met de mens. Hij verpersoonlijkt de hemellichamen en schrijft ze gevoelens toe. Hij verwoordt hoe de hemellichamen de stemming van de mensen bepalen. In het uitspansel ziet hij het symbool van de eeuwige dingen en de openbaring van God. Soms stelt hij de onaandoenlijke sterren tegenover de menselijke wisselingen en hartstochten. Soms fantazeert hij over de bewoners van andere werelden en over reizen door de hemelruimte. Ook schildert hij wel eens de psychologie van de astronoom die de sterrenhemel onderzoekt, ook wel het leven van de grote sterrenkundigen uit het verleden. Maar hoofdzaak is toch het zoeken naar menselijke gevoelens.
Hebben de dichters enig idee van de astronomische waarheden?
| |
| |
Nee. Ze hebben geen enkel idee van de grootsheid van het heelal. Hun stoutste fantazie blijft achter bij de werkelijkheid. Dan zijn er ook de vergissingen: de voorstelling van de maansikkel met middenin een sterretje is onzinnig. Maar dat stoort de gewone lezer niet. Wel valt hem op dat een dichter de zon laat opgaan in het westen want dat is in strijd met wat hijzelf elke dag kan waarnemen.
Ondergaan de dichters de invloed van de wetenschap?
Ongetwijfeld. Ze blijven achter op de wetenschap maar ze volgen toch. Dat is best te zien bij Gorter, die een goede vriend was van de sterrenkundige Pannekoek. Men kan in zijn verzen duidelijk zien dat hij bij de sterrenkundige veel geleerd heeft. Zoals het ruimteonderzoek zich nu ontwikkelt mag men verwachten dat de dichters ook dat in hun beelden gaan opnemen.
Wat is volgens u het mooiste sterrengedicht?
Ik ben nogal ingenomen met een gedeelte uit Pan, Zang II, van Herman Gorter, ontstaan in 1912. Dat is wel een van de mooiste gedichten over de sterren:
Het Heelal
‘En Pan ging heen in pracht'ge witte sneeuw,
Sneeuwwit als melk in donkerblauwen nacht,
Onder het tere donkerblauw uitspansel,
Dat schoon was als een jonge tedre vrouw.
En ik zag naar het stralend Heelal
Zijn donkerblauwen afgrond en zijn nis:
De Schoonheid in ene gespannen leegte.
En duidlijk zag ik de lichte Sterstelsels
En de donkre, en hun klare maalstromen,
En hoe hun maalstroom was het groot Heelal. -
En ik zag hoe het Licht werkte in 't Heelal:
| |
| |
Stromen van Licht gingen er door de ruimte,
Vloeden en terugvloeden, ebben en keer. -’
*
De gastheer betrekt op de eerste verdieping van dit huis twee kamers die één werkplaats vormen.
In de afdeling studeerkamer staat een werktafel met daarop de foto van de overleden zoon.
Boven de piano hangt een abstrakt doek dat professor Minnaert, toen hij 70 werd, cadeau kreeg van zijn buitenlandse kollega's. Het is werk van de in Parijs werkende Japanner Tanaka.
Verder hangt er nog een schilderij: een semi-abstrakt doek van de Nederlander De Winter, dat aan vogels en bloemen kan doen denken.
De tweede kamer is eigenlijk de biblioteek. In de boekenkasten staan werken in alle talen.
Hier hangt maar één reproduktie en wel die van de melancholische Athena die denkt: de wetenschap is ook nog niet alles!
*
Een boek van u dat in 1946 verscheen heeft als titel ‘De sterrenkunde en de mensheid’. Wat is de verhouding?
Het is eigenlijk een betrekkelijk klein boekje. Als ik de titels van de hoofdstukken opsom, weet u zo waarover het gaat: De sterrenkundige als mens, de sterrenkunde in het geheel van de wetenschap, het nut van de sterrenkunde, de organizatie van het sterrenkundig onderzoek, onderwijs en sterrenkunde, de popularizering van de sterrenkunde, de sterrenkunde en de godsdienst, het volksleven, de science-fiction en de astrologie.
Elk tema zou het onderwerp van een uur gesprek kunnen zijn. Maar een vraag die wellicht velen zal interesseren: wordt de mens onder een gesternte geboren?
| |
| |
Zeker. Maar wat betekent dat? Dat de sterren en planeten op zijn geboortedag op een bepaalde manier stonden. Maar daarmee is het ook gedaan. Van heel die invloed van de astrologie geloof ik geen woord. Alle horoskopen zijn larie en alle horoskopen, die in zovele bladen verschijnen, zijn een schandaal. Honderdduizenden geloven daarin en velen zeggen dat ze er niet in geloven maar ze kijken ze toch even in, uit nieuwsgierigheid of voor de pret zeggen ze. Ook zij geloven in dit bijgeloof.
Dat is een harde en duidelijke veroordeling en nu mijn horoskoop juist geluk voorspelde. - Dan maar liever terug naar de zuivere wetenschap. U bent sekretaris geweest van de kommissie voor de uitgave van de volledige werken van Simon Stevin. Wat betekent de Bruggeling Simon Stevin?
Die zes delen bevatten de heruitgave van de belangrijkste werken van Simon Stevin, fotografisch gereproduceerd met daarbij een Engelse vertaling. Ze bevat een uitvoerige inleiding en aantekeningen. Neem b.v. de wiskunde. Er is een inleiding in het Engels, die een beeld geeft van de wetenschap in 1600 en wat Stevin eraan heeft toegevoegd. Voor elke verhandeling staat er dus een speciale inleiding. Simon Stevin was een zeer algemeen geleerde: hij heeft geschreven over de wiskunde, de mechanika, de sterrenkunde, de zeevaart, de technische wetenschap en de krijgskunde!
Wat is zijn waarde?
Hij is een zeer vooraanstaand geleerde van internationale betekenis. Hij behoort niet tot de allergrootsten zoals Newton en Huygens maar hij is zeker de grootste van de mensen van het tweede plan. Dat moet ik toch ook zeggen: wij hebben veel moeite gedaan om Vlaanderen bij deze uitgave te betrekken. Wij hebben wel enkele brieven van belangstelling gekregen maar voor de rest is er uit Vlaanderen geen cent gekomen. Nederland heeft alles betaald.
| |
| |
Wel heeft Brugge, de geboortestad van Simon Stevin, ons laten weten dat zij wellicht een eksemplaar van het werk zou aankopen als het werk verscheen!
Er is in Brugge nochtans een Simon Stevinplein... Hoe oud was Stevin toen hij uitweek?
Dertig jaar. Er is weinig bekend over zijn leven. Maar hij is toch de man die de tiendelige breuken heeft ingevoerd waar nu iedereen mee werkt: 2/3. Hij was voorstander van het decimale stelsel van maten en gewichten - 200 jaar vóór de Franse revolutie! Hij heeft in de mechanika de stelling van het parallellogram van krachten voorbereid. In de hydrostatika heeft hij belangrijke stellingen geformuleerd over de druk van het water op de bodem en de wanden. Hij was een groot voorstander van de stelling van Copernicus in de tijd toen er slechts twee of drie mensen de partij van Copernicus kozen. In de zeevaart heeft hij de voor die tijd nieuwe stelsels helpen invoeren, die van de Portugezen kwamen, om op de meest doeltreffende manier de koers te bepalen. Wat de techniek betreft heeft hij veel gedaan op het gebied van de waterbouw en verder heeft hij de molens verbeterd. Wat de krijgswetenschap aangaat heeft hij de vestingbouw ontwikkeld.
Veel van zijn boeken waren zeldzaam geworden. Nu is alles weer toegankelijk en wat meer is, zijn boeken kunnen nu in de hele wereld worden gebruikt. Ik heb aan die uitgave 15 jaar gewerkt. Ik heb voor Simon Stevin een voorliefde, wellicht omdat hij ook een Vlaming is die naar Nederland is gekomen en hier heeft gewerkt.
Ook wat de taal betreft heeft hij wat gedaan.
Hij was een geestdriftig bewonderaar van de Nederlandse taal. Vele woorden, die wij nu allen gebruiken heeft hij gesmeed: evenwijdig en evenredig b.v. Laat er dan hier en daar een minder gelukkig purisme bij zijn.
| |
| |
U bent lid van zeer vele geleerde wetenschappelijke genootschappen in binnen- en buitenland, die ik niet zal opnoemen maar ik wil toch een uitzondering maken voor een onderscheiding: u bent eredoctor van de universiteiten Heidelberg, Nice en Moskou. De laatste naam klinkt het duidelijkst.
Heidelberg is de oudste universiteit van Duitsland. Nice is een van de jongste van Frankrijk en een zeer dynamisch centrum. En er is dan Moskou. Ik heb altijd prettige betrekkingen gehad met de kollega's van de Sovjetunie. Ik stond op het standpunt dat de koude oorlog een gevaar is en dat wij betrekkingen moesten onderhouden met mensen van heel de wereld en dat wij die betrekkingen niet mochten laten vertroebelen door verschillen van maatschappelijk stelsel. Ik was al vrij vroeg Russisch beginnen te leren, in 1913 al, dus nog voor het uitbreken van de Russische revolutie. Ik heb die studie wegens gebrek aan tijd tijdelijk laten lopen maar er me dan weer aangezet en tegen 1950 kon ik wat Russisch praten en het vlot lezen. In 1952 werd ik gevraagd een lezing te houden over sterrenkunde aan enkele Russische universiteiten en daarna ben ik nog verschillende keren terug geweest ter gelegenheid van kongressen. Toen de astronomen van Nederland de Russische sterrenwacht wilden bezoeken heb ik ze begeleid en geintroduceerd. Ik heb nu nog altijd zeer vriendschappelijke betrekkingen met de kollega's ginder waarmee ik in het Russisch korrespondeer.
U werd zeven jaar geleden op pensioen gesteld. Dat kan niet betekenen dat u niet meer aktief bent.
Pensioen betekent dat het met je officiële betrekking is afgelopen. Ik hoef dus niets meer te doen. Ik heb mijn ambtswoning ontruimd en heb dit huis kunnen krijgen. Maar ik kom nu nog elke voor- en namiddag op de Sterren- | |
| |
wacht. Verder bereid ik de nieuwe uitgaven van mijn boeken voor, die volgens de nieuwe stand van de wetenschap moeten bijgewerkt worden. Ook geef ik iedere winter nog 20 à 25 lezingen voor de volksuniversiteit.
Een vrucht van uw pensioentijd is ‘Practical work in Elementary Astronomy’. Het verscheen in 1969. Wat is de inhoud?
Het is de bijgewerkte tekst van de praktische oefeningen die ik, sedert ik hoogleraar ben, had ingevoerd voor de studenten van het eerste en tweede jaar. De kolleges in de astronomie moeten niet alleen gevolgd worden door de astronomen maar ook door de studenten wis- en natuurkunde voor wie sterrenkunde een bijvak is. Ik had nooit tijd gehad om die oefeningen op te schrijven. Nu is het in het Engels gebeurd en zo kan men het boek in de hele wereld lezen.
U hebt vele lezingen gehouden over de gevaren van de atoomwapens. Welke zijn de ergste?
Dat was vooral na de tweede wereldoorlog, in 1950. De gevaren! Als er ooit oorlog komt, zijn die gevaren ontzettend. Maar ook in de proeven in vredestijd schuilt groot gevaar voor luchtverontreiniging, waardoor de gezondheid van de mensen in het gedrang komt. Negatief is ook de kapitalen die daaraan besteed worden. Hun bestaan versterkt ook het gevaar van de koude oorlog: de onderlinge afschrikking geeft respijt om gevaar uit te stellen maar het is toch een zeer wankel evenwicht. Er kan iets misgaan in het seinen van de radars, zoals het al eens gebeurd is. Het bleek fout te zijn maar iedereen dacht al aan een Russische inval en het kwaad werd maar op het laatste ogenblik bezworen. De minste hapering kan de zaak aan de gang brengen. En nu naast de Sovjetunie en Amerika ook Frankrijk en China erover beschikken, is het er niet
| |
| |
beter op geworden. Vroeg of laat zullen ook andere landen er hebben: Duitsland doet nu al zijn best om eraan te komen, al zeggen ze het niet. Ook Israël doet inspanningen.
Na de oorlog was er in Amerika een grote beweging van wetenschapsmensen onder het motto ‘One world or none’. Die vond weerklank in Europa en ook in Nederland waar een sterke aktie tegen de atoomwapens werd gevoerd. Toen was het nog mogelijk kontrole te eisen, te weten waar de voorraden lagen, waar de toestand het gevaarlijkst was. Nu is dat niet meer mogelijk. Alleen het verlangen om de proeven niet voort te zetten werd gedeeltelijk ingewilligd. Het mag nu nog alleen onder de grond.
Er zijn aan die uitvinding toch ook positieve kanten.
Je kunt er goeie dingen mee doen maar de gevaren zijn zo enorm groot, dat het beter niet gebeurt. Het zou natuurlijk ideaal zijn als men die dingen met goede doeleinden zou gebruiken en niet om er afschuwelijkheden mee aan te richten. Men moet zich goed voorstellen wat dat zou betekenen. In Amerika heeft men strategisch-exact uitgewerkt wat een Russische aanval zou betekenen. Dat is de vernieling van een ontzaglijk aantal mensen en steden.
U bent lid van de Internationale Astronomische Unie en u vervult verschillende taken in de kommissie-Maan, - en dat is zeker aktueel. Ik stel u dan de meest naïef mogelijke vraag: welk voordeel heeft de mens erbij naar de maan te vliegen?
Dat is ongeveer hetzelfde als het bestuderen van de sterren. Maar toch: alle wetenschappelijke kennis is onderling verbonden. Wat je daar te weten komt, kun je ergens anders gebruiken. Verder beantwoordt zo een prestatie aan onze belangstelling, ons verlangen om te begrijpen, om te weten hoe het is en hoe het komt. Een voorbeeld voor het eerste argument is de bouw van die raketten. Men heeft er zich
| |
| |
op toegelegd de onderdelen op de kleinst mogelijke afmetingen uit te voeren, ze werkelijk te miniaturizeren. Er zijn hele elektrische circuits die maar enkele millimeter groot zijn. Men is nu in staat ook deze miniatuurtoestellen voor het gebruik op de aarde te bouwen.
Een voorbeeld dan van weten en begrijpen. Het is van groot belang de ouderdom van de maangesteenten te kennen omdat we daardoor kunnen weten hoe de maan en heel het planetenstelsel zich gevormd hebben. De ouderdom is niet genoeg maar hij is toch een grote steen voor de opbouw van het geheel.
Wat is de grootste prestatie in die zin al geweest?
Dat is niet af te wegen. De Spoetnik is de eerste kunstsatelliet geweest in de ruimte. De eerste mens die in een raket in de ruimte kwam was een Rus. Amerika is het eerst op de maan geland. Dat zijn belangrijke stappen die telkens steunen op wat de voorgangers hebben gedaan. Elke stap opent nieuwe mogelijkheden op volgende vluchten.
Zou het toch niet beter zijn deze vele miljarden te gebruiken om de honger te lenigen?
Het zou beter zijn de honger te lenigen. Maar als het geld niet gebruikt wordt om maanreizen te organizeren, wie garandeert dan dat het voor menslievend werk zal gebruikt worden en niet voor het bijbouwen van kruisers of andere wapens? Er wordt al zoveel geld uitgegeven aan militaire dingen. Als ik moet kiezen: het geld gebruiken voor maanreizen of het geld gebruiken voor maatschappelijke realizaties, dan kies ik zonder aarzelen de tweede oplossing en de maan kan dan wachten. Maar het ruimteonderzoek is toch meer dan u denkt: men kan vanop de maan niet alleen de maan zelf onderzoeken, maar ook zeer veel belangrijks aan de zon en de sterren, dat men hier niet kan zien.
| |
| |
Zou het toch niet meer zin hebben al die wetenschappelijke inspanning te richten op het bestrijden van de kanker b.v.? Alles moet gebeuren maar wat het zwaarst is, zou het zwaarst moeten wegen.
Er zou geld moeten zijn voor de twee en dat zou kunnen als men het geld niet verknoeide aan militair gedoe. Maar met dat ruimteonderzoek zijn er al veel nuttige dingen te voorschijn gekomen. Door die raketten die rondom de aarde cirkelen, heeft men een beter idee van de aarde gekregen, van de verdeling van de wolken met mogelijkheden voor weervoorspellingen, voorspelling b.v. van de grote wervelstormen in de tropen. Men heeft ook een beter overzicht van de plantengroei over de aarde. Men ontdekt de mogelijkheden om het terrein te gebruiken voor planten waarvoor dit terrein geschikt is. Men krijgt overzicht waar de oogst mislukt, waar hij vervroegd rijpte of te laat tot rijpheid kwam. Door de vorm van de aarde te zien, ontstaan mogelijkheden om delfstoffen te ontdekken. Verder zijn er nog de kommunikatiesatellieten die over de hele wereld televisieprogramma's doorzenden. Al die ontdekkingen kunnen ten goede en ten kwade worden aangewend. Ze verhogen onze macht over de natuur als we verstandig genoeg zijn om ze goed te gebruiken.
Die experimenten bezorgen ons ook een moderner beeld van het heelal.
Dat gebeurde niet door het ruimteonderzoek en dat is bijzaak in het geheel van de sterrenkunde. De radio-astronomie, dat betekent dus het heelal onderzoeken in radiogolven, heeft op dat stuk belangrijker resultaten. Men heeft soorten van hemellichamen ontdekt waarvan het bestaan onbekend was: dat zijn de quasars die ons de diepten van het heelal openbaarden en ons terugvoerden naar de vroegste tijden. En kort geleden verschenen de pulsars,
| |
| |
weer een nieuw soort hemellichamen, waarschijnlijk de lang gezochte neutronensterren. Dat heeft voor gevolg dat men nu meer en meer de belangrijke rol begint in te zien van de centrale delen, van de binnenste delen van de melkwegstelsels. Vroeger dacht men dat ze instortten, nu denkt men dat ze ontploffen. De grote problemen van de sterrenkunde zijn de bouw en de ontwikkeling van het heelal. Hoe heeft zich dat ontwikkeld? Hoe is de geschiedenis van het heelal de laatste 10.000 miljoen jaren? Dat willen wij weten. Wij weten nu al dat de zon, de aarde en de maan 5000 miljoen jaren bestaan.
Welke zijn de vooruitzichten wat de maanlandingen betreft?
Na de landingen in de vlakten wachten we nu op de landingen in de berglanden. Dan zullen we de toestand vergelijken. Daar is zeker wat meer uit te halen voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de maan.
Vindt u dat de mensen goed voorgelicht worden over de reizen van de Spoetniks en Apollo's? Men heeft wel eens de indruk dat het vooral te doen is om de sensatie.
Een van de oorzaken is dat de mensen op school geen gewone leergang sterrenkunde krijgen. Iedereen zou daar in eenvoudige vorm dingen moeten leren waaraan hij de rest kan vastknopen. Wij worden overstelpt met details. Radio en televisie doen hun best, al wordt het wel eens wegens de sensatie opgeschroefd. Alles zou veel beter tot zijn recht komen als men de grondslag bezat van de algemene kennis van de sterrenkunde.
Ik ben voorstander van een vak sterrenkunde op de middelbare school. In Nederland was het een verplicht vak: één uur, één jaar. De Mammoetwet heeft dat afgeschaft. Is dat nu niet onzinnig op het ogenblik dat de Spoetniks de lucht ingaan en men de studietijd van de
| |
| |
H.B.S. van vijf op zes jaar brengt? Het is jammer.
Is het mogelijk dat er andere planeten bestaan met denkende wezens en technische beschavingen?
Niet in de planeten rondom de zon maar verder is het mogelijk en zelfs waarschijnlijk. Er zijn zoveel planeten.
Bestaat er kans dat er op Mars leven zou voorkomen?
Dat is niet onwaarschijnlijk maar we zouden een paar jaar nodig hebben om er te komen. Er moeten hopen sterren zijn die ook planeten rondom zich hebben. In die miljoenen hemellichamen moeten er zijn die geschikt zijn voor de ontwikkeling van het leven.
Hebt u daar bewijzen voor?
Bewijzen niet, wel aanwijzingen. Hebben andere sterren planeten om zich heen? Zijn er nog planeten buiten rond de zon die een ster is? In bepaalde gevallen weet men het met zekerheid; daarnaast is het zeer waarschijnlijk want andere sterren moeten dezelfde ontwikkelingsgeschiedenis hebben doorgemaakt als de zon. Dat zijn waarschijnlijkheidsbeschouwingen: we beginnen nu in te zien hoe het leven op aarde ontstaan is. We begrijpen dat het leven op andere planeten ook op dergelijke wijze zou ontstaan zijn. Het zijn geen bewijzen maar toch sterke aanwijzingen.
Zouden wij met die wezens op andere planeten in kontakt kunnen komen zonder er te landen?
Jawel, via radiogolven. Er bestaan wiskundige talen die daarvoor uitgewerkt zijn, talen met symbolen.
Zou de partner die begrijpen?
Jawel. Men vertrekt van een soort morse-alfabet: streepjes en punten. Wanneer ik herhaal: tik-tik, tik-tik, tik-tik, dan
| |
| |
zal de partner gaan begrijpen: twee. En zo bouwt men dan verder.
Zouden we van die wezens iets kunnen leren?
Ze zouden ons 10.000 jaar vóór kunnen zijn. Daar is allemaal een beetje fantazie voor nodig. Twintig jaar geleden was landing op de maan voor alle mensen een dromerij. Nu is het werkelijkheid.
En de vliegende schotels?
Dat is puur bijgeloof.
Gelooft u dat ook de Russen op de maan zullen landen?
Ik denk het wel. Amerika speelt een belangrijke rol in de sterrenkunde en zijn totale produktie is wel het grootst. De Russen hebben blijkbaar van die maanlanding geen prestigekwestie gemaakt. Ze schijnen het in een andere richting te willen zoeken en wel in het vestigen van ruimtestations, een soort sterrenwacht in de ruimte. Zij maken alles een beetje geheimzinniger maar daar speelt de taalbarrière mee en ook de resten van de koude oorlog. Zij delen in elk geval minder mee.
De tochten zullen zeker gemakkelijker en veiliger worden, al zal het nog een tijdje duren eer het gewoon werk zal zijn. Men mag de technische moeilijkheden niet onderschatten. Dat doet men wel en dat is de schuld van de radioreporters volgens wie altijd alles perfekt loopt. Het gevolg is dat de mensen niet meer zien hoe moeilijk, riskant en verdienstelijk zo een onderneming is. Na een vlucht bleek het dat er toch moeilijkheden waren geweest maar alles werd geflatteerd.
U bent aktief betrokken bij de aktie voor de aankoop van boeken, bestemd voor de biblioteek van de universiteit van Hanoi in Noord-Vietnam, sinds 1947. Waarom doet u dat?
| |
| |
Ik heb een grote sympatie voor het volk van Vietnam dat voor zijn vrijheid strijdt. Hoe de oorlog ook verloopt, het beste om hen te helpen is ervoor te zorgen dat ze intellektuelen hebben, dat er ingenieurs en geneesheren worden opgeleid. Zij hebben weinig of geen kontakt met de westelijke wereld en daarom moeten wij bijspringen. Het initiatief is uitgegaan van de Franse universiteiten en dan overgegaan naar andere landen, naar Zweden en Nederland en er komen nog landen bij. Er werden nu al voor 400.000 gulden boeken uit de Europese landen naar ginder verstuurd. Dat zijn boeken op het hoogste wetenschappelijke niveau want Vietnam is geen achterlijk land. De wetenschap, ook de wiskunde b.v., is er goed ontwikkeld. Ik sta helemaal aan de kant van Vietnam. Voor mij is de toestand daar duidelijk. Voor het Midden-Oosten is het veel moeilijker. In Vietnam is het recht geheel aan de kant van Vietnam, het onrecht aan de kant van de Amerikanen.
U hebt hobby's.
Reizen. Ik ben naar Australië geweest via Azië. Ik was in Chili, Bolivië, Peru. Maar Afrika ken ik niet, ook niet Japan en China. Op reis maak ik pastelschetsen: die zijn niet bedoeld om mooie dingen te maken maar alleen als plezierige reisherinnering. Ik maak ook foto's maar pasteltekenen geeft me meer voldoening. Dan is er nog de piano en de talen. Ik ben een overtuigd voorstander van het Esperanto. Indien die taal door iedereen als tweede taal werd aangeleerd, zou dat een enorme vereenvoudiging zijn van alle problemen.
U bent een progessief links geleerde. Wat is uw ideaal van de wereld?
Je kunt geen recept opgeven van wat je allemaal zou willen hebben, omdat je de evolutie niet kent. Het enige wat je kunt doen is beredeneren of aanvoelen in welke richting
| |
| |
het zou moeten gaan. Het is duidelijk dat de grote beginselen moeten zijn dat alle kinderen gelijke rechten moeten hebben op onderwijs en ontwikkeling. Dat man en vrouw gelijke rechten moeten hebben: de vrouw moet een veel groter aandeel hebben in het maatschappelijk leven. Dan natuurlijk geen rassenonderscheid, geen koloniale uitbuiting van een land. Van groot belang is het behoud van het leefmilieu. Wij moeten ons verzetten tegen de verontreiniging van lucht en water, nu ook van de zee. De produktiemiddelen moeten in handen zijn van de gemeenschap. En dan het dringendste: het verdwijnen van de wapens, de vrede in de wereld. Een maatschappij, niet gesteund op mededinging, maar op samenwerking, op onderlinge mensenliefde.
Uitzending: 25 juni 1970.
Prof. em. dr. Marcel G.J. Minnaert overleed op 26 oktober 1970.
|
|