| |
| |
| |
Pater prof. dr. Max Wildiers
Kerklei 44, Sint-Job-in-'t-Goor
We zijn eigenlijk blij dat wij u hier gevonden hebben, want u verdeelt uw tijd tussen Amerika en Europa. Wat doet u in Amerika?
Wel, zoals u weet, doceer ik sedert enkele jaren aan de University of San Francisco in Californië en zo verblijf ik een zestal maanden per jaar in de Verenigde Staten en de overige tijd hier in Vlaanderen.
En wat doceert u daar?
Ik doceer daar verschillende vakken aan de teologische fakulteit, waarvoor in de Verenigde Staten grote belangstelling bestaat. Mijn aandacht gaat hierbij hoofdzakelijk naar de problemen die oprijzen uit de konfrontatie van het kristendom met de natuurwetenschappen.
Is dat een staatsuniversiteit of een katolieke?
Een vrije universiteit, waar alle fakulteiten vertegenwoordigd zijn.
| |
| |
Hoelang doceert u daar al?
Vier jaar.
U doceert dezelfde vakken ook in Leuven aan de universiteit?
Ja, sedert dit jaar doceer ik ook in de Engelse afdeling van de teologische fakulteit te Leuven.
Er is een verschil tussen het Europese en het Amerikaanse universitaire onderwijs. Waar ligt precies dat verschil?
Het is moeilijk uit te leggen: het hele onderwijssysteem is anders opgevat dan in Europa. Het zou lang duren om dat helemaal uit te leggen. Maar over het algemeen heb ik een zeer goede indruk van de Amerikaanse studenten. Men moet de Amerikaan eigenlijk thuis zien, dan is hij veel meer echt dan wanneer hij in Europa rondreist als toerist. Ik heb heel veel kontakten gehad in alle mogelijke milieus en overal dezelfde gastvrijheid en vriendelijkheid ontmoet.
Is de Amerikaan niet oppervlakkig?
Dit verwijt van oppervlakkigheid spruit grotendeels voort uit een typisch Europees vooroordeel. Het begrip kultuur impliceert bij ons hoofdzakelijk de kennis van het verleden. Bij de Amerikaan heeft de toekomst meer belang. Het verschil ligt hem, dunkt mij, in het perspektief: wie zegt ons dat onze opvatting van kultuur de enig goede is?
En op teologisch gebied?
Wel, op teologisch gebied was de situatie de volgende: de katolieke kerk was er tot voor korte tijd hoofdzakelijk een kerk van de arme mensen: ingeweken Ieren, Italianen, Polen en zo meer; vandaar dat de kerk zich veel meer om het sociale aspekt bekommerde en minder aandacht had voor teoretische en wetenschappelijke problemen. Maar ik
| |
| |
geloof dat het Koncilie de jonge Amerikanen wakker heeft geschud. Trouwens, reeds geruime tijd vóór het Koncilie had een vooraanstaand geschiedschrijver, John Tracy Ellis, een boekje geschreven over de intellektuele achterstand van de Amerikaanse katoliek, een boekje dat geweldig ophef maakte en toen al veel mensen wakker heeft geschud. Op dit ogenblik bestaat er werkelijk een zeer grote belangstelling voor teologie en ik heb de indruk dat in de komende jaren daar nog heel wat te verwachten is.
Zou het feit dat u in Antwerpen bent geboren, dus een stad aan de rivier, het gemakkelijker gemaakt hebben dat u meer wereld-‘minded’ bent en meer internationaal openstaat?
Misschien. Antwerpen is inderdaad een stad met een grote haven en dat geeft een openheid, een visie op de hele wereld. Het leven aan de haven, aan de dijk, doet dromen van de verre streken en landen en geeft een zekere openheid die een stad zonder rivier eigenlijk niet heeft.
Ik meen te weten dat u een stad zonder rivier geen echte stad noemt.
Inderdaad. Daarom, dunkt mij, is Brussel geen echte stad!
*
De landelijke gemeente Sint-Job-in-'t-Goor, die circa 3.000 inwoners telt, ligt aan de vaart Antwerpen-Turnhout. Van dit sas is de vader van Peter Benoit sluiswachter geweest.
De Grote Vraagheide aan de grens van de gemeenten Schilde en Brecht is een uniek stuk natuurschoon van 200 hektaren, waar men prachtige wandelingen kan maken.
Onze gastheer woont op de eerste verdieping van een moderne woning, die in de tuin van het Sint-Rafaëls-Instituut staat.
In de hal hangt naast de voordeur een Picasso, een
| |
| |
reproduktie van de klown te paard uit de roze periode van de schilder.
*
U werd geboren op 29 juli 1904, dat is 65 jaar geleden. Wie was uw vader?
Mijn vader was Emiel Wildiers, die als advokaat gedurende meer dan vijftig jaar gehecht was aan de balie te Antwerpen. Hij was zeer aktief in de Vlaamse Beweging en eveneens op sociaal gebied. Als student te Leuven was hij een entoesiaste aanhanger van Priester Daens en schreef toen reeds een boekje over de manier waarop arbeiders vakbewegingen, vakbonden moesten oprichten. Ik geloof wel dat dit het eerste boekje geweest is dat in onze taal over dat onderwerp verscheen. Het verscheen trouwens met een voorwoord van Priester Daens.
Heeft dat invloed op u gehad?
Ik vermoed van wel. Ik denk dat het hele klimaat waarin men opgroeit invloed uitoefent: zowel de houding van vader als die van moeder hebben beide zeer grote invloed op mij uitgeoefend. Ik mag wel zeggen dat thuis een zeer Vlaams en sociaal en humanistisch-kristelijk klimaat heerste. Mijn vader was een zeer groot lezer, en dat heb ik zeker van hem overgehouden.
Moeder was een zeer bezorgde vrouw die heel haar leven gewijd heeft aan haar gezin. Er waren zes kinderen. Mijn vader was een zeer open geest die voor heel het kulturele leven belangstelling had, die ons van jongsaf aan meenam naar opera, naar museums, naar het buitenland enz., wat in die tijd toch nog vrij uitzonderlijk was.
Hij was ook een overtuigd Vlaming?
Beslist. In zijn jeugd had hij samengewerkt met Edward Coremans, na de eerste wereldoorlog sloot hij aan bij de
| |
| |
toenmalige Frontpartij en werd één van de eerste gekozenen in de gemeenteraad voor Antwerpen. Later heeft hij zich meer toegelegd op juridisch werk en ook een Handboek van Handelsrecht geschreven, dat naar ik meen het eerste was dat in onze taal in ons land verscheen. Mijn vader schreef ook al in 1912 over De bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië! In 1916 schreef hij een brochure Over de betekenis van de aanvaarding der Gentse hogeschool en werd na de oorlog voor aktivisme gestraft.
Uw humaniora hebt u natuurlijk in Antwerpen gedaan.
Niet helemaal. Gedeeltelijk bij de jezuïeten in Antwerpen en gedeeltelijk aan het kollege te Neerpelt. Het kollege te Neerpelt was in die tijd, dat wil dus zeggen kort na de eerste wereldoorlog, samen met het kollege van Maaseik, het enige waar de humaniora in het Nederlands onderwezen werd. Zoals u weet, werd in die jaren het middelbaar onderwijs nog volkomen in het Frans onderwezen. Neerpelt vormde hierop een uitzondering en werd aldus een trefpunt van vele jongere Vlamingen. Daar waren in die tijd zonen van Borms, van Van Cauwelaert, van Hendrickx en van vele andere vooraanstaande Vlamingen. Er waren zo'n veertigtal internen en we hadden daar een echt gezinsleven. Ik heb aan die periode in Neerpelt de beste herinneringen.
Waarschijnlijk heeft dat kollege uw vlaamsgezindheid nog wat aangescherpt. Heeft het nog een andere invloed gehad ook?
Ja, ik heb daar een goede vriend ontmoet, namelijk de latere professor Karel Pinxten, die een paar jaar ouder was dan ik en daar ook studeerde. Wij zijn daar goede vrienden geworden en het gebleven tot aan zijn al te vroege dood in '56.
| |
| |
Dat is een zwaar verlies geweest?
Ik geloof dat het inderdaad voor ons allemaal een zeer groot verlies is geweest omdat hij behalve zijn vakkennis zo'n dynamische persoonlijkheid bezat, waardoor hij nog een grote rol had kunnen spelen in de wetenschappelijke en ekonomische vorming van de jonge Vlamingen. Ik zegde daareven dat het kollege van Neerpelt een Vlaams kollege was, op het ogenblik dat de hele wetgeving nog het onderwijs in het Frans voorschreef. Wat dus te Neerpelt gebeurde was eigenlijk in strijd met de wet. Toen kanunnik Peuskens aangeduid werd door de bisschop van Luik Mgr. Rutten om daar een kollege in het hoge noorden van de Kempen te beginnen, konstateerde hij dat de jongens er helemaal niet op voorbereid waren om Franstalig onderwijs te ondergaan. Hij vond het dus logisch om de humaniora in het Nederlands te doceren en liet daarvoor handboeken uit Nederland komen. Dat ging vrij goed tot op zekere dag een inspekteur aankwam om te zien hoe de zaken gingen. De inspekteur was zeer verontwaardigd en verklaarde dat hij dit niet kon toelaten. Hij zou de zaak niet rapporteren, op voorwaarde dat de direkteur wilde beloven onmiddellijk het hele systeem te veranderen. De direkteur antwoordde daarop dat, indien het moest, het inderdaad zou veranderen. Maar wat later had er een wedstrijd plaats tussen de verschillende kolleges van het bisdom en toevallig behaalde het kollege van Neerpelt buitengewoon goede resultaten. Kort daarop ontmoette de direkteur de bisschop van Luik en deze feliciteerde hem met de prachtige resultaten behaald door zijn kollege. Hij voegde er aan toe: Doe zo voort, u is goed op weg. Hierop antwoordde de direkteur dat hij juist van plan was alles helemaal te veranderen. Niets te doen, zei de bisschop, u moet voortdoen zoals u nu bezig is, u is op goede weg. De direkteur ging terug naar huis en liet het onderwijs doorgaan in het Nederlands.
| |
| |
Toen het volgende jaar de inspekteur weer terugkwam en konstateerde dat er helemaal niets veranderd was, dreigde hij onmiddellijk een rapport in te dienen bij de bisschop. Ja maar, zei de direkteur, wees voorzichtig! De bisschop heeft mij uitdrukkelijk opgelegd niets te veranderen. Oh, zei de inspekteur, dan heb ik niets gezegd. En daarmee ging de zaak gewoon door! Dan kwam de oorlog van 14-18 en bleef alles rustig doorgaan, ook in de daaropvolgende jaren.
Is er soms een leraar geweest...
Ik ben blij dat u me daaraan herinnert. Ik heb daar een buitengewone leraar gehad, in de persoon van meneer Van der Henst, die ons biologie gaf en die mij de liefde voor de biologie heeft ingeprent. Wij volgden te Neerpelt het staatsprogramma en dat bevatte, ook voor de humaniora, kursussen in biologie: anatomie, fysiologie, plantenkunde, dierkunde. Meneer Van der Henst was op zijn manier een schitterend leraar, die zijn leerlingen entoesiasme gaf voor de leerstof die hij onderwees. Ik ben hem dan ook veel dankbaarheid verschuldigd.
U stond ook aktief in de studentenbeweging?
In Antwerpen al. Ik was erbij toen Herman van den Reeck werd neergeschoten in de optocht van elf juli: ik stond er op drie stappen van. In de beweging stonden toen heel wat jongens die later naam hebben gemaakt: Maurice Schuermans, die later waarnemend generaal van de jezuïeten is geworden en in die tijd altijd maar gedichten deklameerde! Verder nog Stan Leurs, d'Haeseleer en anderen. Toen ik in de derde zat ben ik ook beginnen te schrijven, gedichten en artikeltjes. Die verschenen in het blad Storm, dat twee jaar heeft bestaan, en in De student, het blad van dr. Laporta.
| |
| |
U trad dan in 1923 in de orde der kapucijnen, dat is een vertakking van de franciskanenorde. Waarom hebt u deze orde gekozen?
Ja, dat is misschien moeilijk uit te leggen, maar in de franciskaanse idee was er iets dat mij aantrok. Ik geloof dat franciskanisme in de grond een soort verzet is tegen een materialistische levenswijze, tegen een verburgerlijking ook van het kerkelijk leven en een poging om echte geestelijke vrijheid en openheid voor het universele te bereiken.
Is uw visie op de orde nog altijd dezelfde gebleven of is daar ook een evolutie ingetreden?
Natuurlijk, ik zou niet durven zeggen dat ik er nu nog over denk zoals toen, al geloof ik nog steeds in de blijvende waarde van de franciskaanse gedachte. Toch zijn er heel wat dingen, die ik anders zou wensen, onder meer die verdeeldheid in de franciskaanse orde, die me zeer betreurenswaardig voorkomt. Ik hoop dat, nu de oecumenische beweging in de Kerk levendig wordt, ook in de franciskaanse kringen diezelfde geest moge doorbreken.
Na uw filozofie en teologie in Izegem bent u naar Rome gegaan om er te studeren aan de Gregoriana. Vier jaar bent u daar gebleven. Waarom Rome?
Wel, dit hing niet van mijn vrije keuze af: in die tijd werden studenten gestuurd naar de universiteit van Leuven en ook enkelen naar Rome, dit laatste op verzoek van Romeinse instanties. Rome was vooral interessant omwille van het internationaal milieu. Een tijdje leven in het buitenland, dunkt me, is altijd zeer leerrijk, en vooral dat milieu te Rome heeft mij heel zeker veel bijgebracht, onder meer talenkennis aangezien men daar gemakkelijk omgang had met medestudenten uit andere landen.
De teologie was er anders wel erg konservatief.
| |
| |
Ja, vrij konservatief in die tijd. Nu is het wel verbeterd. De kursussen werden nog gegeven in het Latijn en een soort neo-scholastiek werd er nog ijverig gekultiveerd. Goddank is die tijd nu voorbij.
U behaalde daar uw doctoraat. Op welke tesis?
Een studie over het teologisch Werk van doctor Albert Schweitzer.
U vertaalde in die tijd ook - in 1931 - van Gertrude von Le Fort ‘Hymnen aan de Kerk’, waarvan in 1945 een tweede druk verscheen. Waarom Gertrude von Le Fort en waarom dat boek?
Heinrich Suso Braun, een Duitse vriend, had er mij attent op gemaakt. Die Braun is nu een bekend radiospreker in Oostenrijk. Dat boek maakte toen ophef in Duitsland en ik vond het interessant omdat Gertrude von Le Fort als bekeerlinge en als hugenote een zeer persoonlijke visie had op de kerk. Daarbij was ze bij ons totaal onbekend.
U hebt later nog ander werk vertaald o.m. ‘De vijf fundamenten’ van Dietrich von Hildebrand. Wat zijn die vijf fundamenten?
De grondslagen van de etika of beter de fundamentele etische houdingen. Dat zijn: eerbied, trouw, verantwoordelijkheidsgevoel, waarachtigheid en goedheid.
U werd dan in 1932 professor in de teologie aan het seminarie van uw orde in Izegem en u bleef dat tot in 1940.
Ja, ik ben daar ongeveer acht jaar professor geweest van de dogmatische teologie en toen vond men langzamerhand dat het genoeg was. Mijn opvattingen vielen blijkbaar niet in de smaak van iedereen, zodat men het beter vond mij uit het teologieonderwijs te verwijderen. Die tegenslag bracht een voordeel mee: ik kon mij te Leuven vestigen
| |
| |
en heb mij daar van '40 tot '50 hoofdzakelijk toegelegd op de studie van de biologie. Ik had me eigenlijk voorgenomen aan de teologie vaarwel te zeggen en mij helemaal te wijden aan de biologie. Vooral de geschiedenis van het leven, de paleontologie, de evolutieleer, de struktuur van de cel, de genetika, al deze problemen interesseerden me biezonder. Zo zijn die tien jaar te Leuven voor mij toch zeer vruchtbaar geweest.
Had u intussen het onderwijs helemaal opgegeven?
Toch niet. Vanaf 1942 geloof ik, werd ik gevraagd om te doceren aan de Katolicke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen te Antwerpen, en eveneens aan de school voor maatschappelijk werk te Leuven. Onder de kollega's aan de Hogeschool voor Vrouwen waren toen prof. Jozef Muls, prof. Floris Vandermueren, prof. J. Uytterhoeven, prof. Paul Sobry en verschillende anderen (ik noem alleen maar hen, die al van ons zijn heengegaan). Hun aanwezigheid maakte dat milieu biezonder interessant.
*
‘Un labeur courageux muni d'humble constance,
Résiste à tout assaut par douce patience.’
Christophe Plantin schreef deze wijsheid in Oudfrans en dit bordje werd in zijn drukkerij gedrukt.
Vlak voor deze stelregel hangt een Japans klokje met een geluksspreuk in het Japans.
In deze ruime en luchtige werkkamer staan veel boeken maar er is ook een gezellige praathoek, waar je naar het landschap kunt kijken of naar muziek kunt luisteren.
Naast een oude klok hangt een Bloemenstuk van Luyten en daaronder staan tinnen schotels, die de gastheer van Karel Pinxten ten geschenke kreeg.
Boven een typische karikatuur van vader Wildiers door Pieter Demedts hangt een mooie foto van Teilhard de Chardin.
| |
| |
Verder is er nog een akwarel en een ets van Jos de Maegd en deze lieve Meisjesfiguur, die door Paul Smolders werd geschilderd.
*
Pater, ik weet toevallig goed dat u medewerker bent geweest aan het weekblad ‘Nieuw Vlaanderen’, en dat weekblad is onlangs weer in de aktualiteit gekomen. Wat denkt u nu, na zoveel jaren, over dat weekblad van Prof. Van de Weyer?
Als algemeen weekblad was dat in die tijd een uitstekende realizatie. Voor de oorlog had het natuurlijk hoofdzakelijk een politieke bedoeling, nl. de samenwerking, de eendracht, tussen alle katolieke Vlamingen te bevorderen. Tijdens de oorlog heeft het zich louter op kultureel vlak gehouden. Het kwam mij voor dat ook in oorlogstijd het kulturele leven zijn belang bleef behouden, en dat dit blad aldus zeer grote diensten heeft bewezen aan vele ontwikkelde Vlamingen.
U hebt lang vast meegewerkt aan ‘De Standaard’?
Ja, ik heb aan die krant inderdaad heel veel meegewerkt en die medewerking dateert van lang voor de oorlog. Ik ben beginnen te schrijven in De Standaard rond 1934, als ik het goed voorheb. Het was aanvankelijk slechts een losse medewerking. Na de oorlog heb ik meegewerkt, met vele anderen, aan de heroprichting van het dagblad, dat gedurende korte tijd werd uitgegeven door een groepering die De Schakel heette. Vanaf 1949 werd ik een vast medewerker en schreef, onder het pseudoniem Scrutator, tweemaal per week een kort stukje, in de rubriek Standpunten. Dat heeft geduurd tot aan mijn vertrek naar de Verenigde Staten, dus ongeveer 18 jaar.
U leidde ook de kultuurbladzijde van deze krant?
Ja, naast die twee stukjes heb ik nog heel wat andere artikels geschreven in De Standaard, soms ondertekend,
| |
| |
soms ook wel niet, en dan voornamelijk in de Standaard der Letteren. Indertijd was Urbain van de Voorde met de rubriek Kunst en geestesleven belast. Deze werd omgevormd tot een ruimer geheel dat twee pagina's in beslag nam. Na enkele jaren heeft Guido van Hoof de leiding ervan overgenomen en heeft er naar mijn gevoel uitstekend werk verricht.
Na de oorlog hebt u zeer veel gedaan om mensen, vooral families die door de repressie werden getroffen, te helpen. Waarom deed u dat?
In die periode 44-50 heb ik inderdaad al gedaan wat ik kon om de mensen te helpen die in nood verkeerden en waarvan heel vaak de familiale toestanden tragisch waren. Het is u voldoende bekend hoe er bij de repressie grote overdrijvingen en vergissingen werden begaan. Vele hoogstaande mensen, die eerlijk getracht hadden het welzijn van hun medeburgers te behartigen, werden op ongenadige wijze als misdadigers behandeld. Er is in die periode ontzaglijk veel onrecht gepleegd, in de eerste plaats wegens het feit dat de hele repressie gevoerd werd op grondslag van strafwetten met terugwerkende kracht. Welnu, het uitvaardigen van strafwetten met terugwerkende kracht wordt door alle moralisten als immoreel beschouwd en is bovendien in strijd met de grondwet. Daarom kan ik niet begrijpen dat de machthebbers van toen een dergelijke metode hebben willen gebruiken. Daarom komt ook de hele repressie mij meer voor als een soort wraakneming van de Londense regering dan wel als een eerlijke rechtsbedeling.
Stelt u de zaak toch niet een beetje te scherp: er zijn onder de oorlog, onder de bezetting dan, heel wat dingen gebeurd die veel wrok hadden opgestapeld.
Dat is volkomen juist en daarom erken ik dat misdaden moesten gestraft worden, voor zover het ware misdaden
| |
| |
betrof. Toch lijkt het mij volkomen juist te zeggen dat er geweldige overdrijvingen plaatshadden en vooral dat de gevolgde metode verkeerd was. Naast het invoeren van strafwetten met terugwerkende kracht heeft men bovendien een beroep gedaan op uitzonderingsrechtbanken, wat eveneens in strijd was met de grondwet. Men heeft dus eenvoudigweg de grondwet voorbijgezien en vrij willekeurige wetten uitgevaardigd. Terecht mocht een groot jurist spreken van een ‘déclin du droit’. Men is daarbij ook tot de doodstraf overgegaan. Ons land is één van de landen waar proportioneel het hoogst aantal executies plaatsvonden. Het juiste aantal bedraagt 239 en meer dan 100 hiervan werden door eenzelfde minister bevolen. Ik hoef zijn naam hier niet te noemen, maar u weet wie ik bedoel. Wij zijn geneigd te protesteren wanneer in het buitenland hier of daar een executie plaats heeft of dreigt plaats te hebben en met recht, maar ik vind dat wij eerst en vooral de hand in eigen boezem moesten steken en dat het niet opgaat de splinter te zien in het oog van anderen wanneer men zelf een balk heeft in het eigen oog.
Blijft toch dat er tijdens de bezetting moorden zijn gebeurd die niemand kan aanvaarden.
Maar daar gaat het niet over, het gaat hier over de politieke repressie. U hebt het terecht gezegd, dat er heel veel wrok was bij de bevolking over de gebeurtenissen die zich tijdens de oorlog hebben voorgedaan, maar laten we niet vergeten dat er ook in kringen van de Vlamingen heel wat wrok aanwezig was omwille van de toestanden die vóór de oorlog bestonden. En indien vóór de oorlog meer rechtvaardige toestanden hadden bestaan zou er van heel de politieke kollaboratie hoogstwaarschijnlijk niets terecht zijn gekomen.
U hebt veel vooraanstaande Vlamingen soms in vrij dramatische omstandigheden gekend en geholpen.
| |
| |
Ik heb getracht iedereen te helpen, eenvoudige mensen en intellektuelen en ontwikkelden, overal waar de mogelijkheid zich voordeed. Ik heb Felix Timmermans bezocht toen hij huisarrest had en een gendarm voor de deur van zijn kamer stond in zijn eigen huis. Verder nog Ernest Claes en Jan Grauls en vele andere goede vrienden, ook Filip de Pillecijn, mensen waarvoor ik de grootste waardering heb en in ieder geval een veel grotere waardering dan voor hun rechters.
U hebt ook ‘De Zilvermeeuwtjes’ opgericht, waarvan wordt gezegd dat het een nationalistische jeugdbeweging was.
Dat is een eenzijdige uitleg. Die Zilvermeeuwtjes hebben alleen maar in Brussel bestaan en die organizatie werd alleen gesticht om de kinderen te helpen, wier ouders in de gevangenis zaten. Feitelijk is dat dan vooral het werk geweest van Jef Vervaecke die in de bak terechtkwam, ook al was hij maar 16 jaar oud. Toen hij vrij werd gelaten heeft hij zijn kameraden samengebracht en is hij mij komen vragen ze te helpen. Zo ben ik dan hun aalmoezenier geworden. Dat werd trouwens door het bisdom met geen goed oog bekeken want kardinaal Van Roey verbood aan zijn priesters mij te helpen en ze mochten ook geen lokalen ter beschikking stellen. Er is zelfs een brief naar Rome gegaan, waarin ik ervan werd beschuldigd de katolieke aktie te ondermijnen. Rome vroeg dan meer uitleg aan Mgr. Stalmans, abt van Tongerlo en een van mijn goeie vrienden, die daarop geantwoord heeft met een panegyriek over mij, die voor gevolg had dat de zaak in Rome zonder meer geklasseerd werd.
In 1950 was u overwerkt, waarschijnlijk, omdat u zoveel werk had geleverd om deze mensen te helpen. U bent dan hier in de Kempen komen wonen, om wat rust te nemen.
| |
| |
Toen heb ik inderdaad zowat een zenuwinzinking gehad of iets dergelijks en toen werd mij de gelegenheid geboden om hier te komen rusten. En ik heb het hier zo goed gevonden dat ik er nog ben.
Toen u in deze afzondering dan bent komen wonen, bent u zich gaan toeleggen op het evolutionisme. Hoe komt een teoloog, dus een godgeleerde, tot de biologie (dat is de leer van de levensverschijnselen) en dan tot het evolutionisme?
Wel, ik was daar al heel lang tevoren mee bezig. Ik heb u al gezegd dat ik reeds in mijn kollegejaren te Neerpelt grote belangstelling had voor de biologie en dat ik dan in de periode tussen '40 en '50 nog opnieuw de studie van de biologie heb aangevat en zo komt men vanzelfsprekend haast natuurlijk tot het probleem van de evolutieleer. Dan rijst ook het probleem van de verhouding van deze nieuwe visie, dat de geschiedenis van het leven tot de teologische problemen, daar op de een of andere manier mee verband houdt. En zo ben ik dus ook op die naam van Teilhard de Chardin gestoten en ben mij gaan interesseren voor zijn ideeën op dat punt.
Kunt u kort en klaar voor een leek uitleggen wat dat is: evolutionisme?
Men moet een onderscheid maken tussen evolutionisme in de strikte zin, de beperkte betekenis van het woord, en dan evolutionisme in een bredere zin. Strikt genomen is het een biologische teorie, of beter gezegd een teorie die op het domein van de biologie thuishoort. Ook al kan de evolutie van de levensvormen niet rechtstreeks bewezen worden (het hele proces kan niet overgedaan worden), toch wijzen talrijke verschijnselen, vooral de fossielen, in de richting van een geleidelijke evolutie, die de hele wereld van het leven omvat. Wij zien vandaag de wereld van het leven
| |
| |
als een kontinuïteit: vanaf de allereerste levensvormen tot aan de mens is een kontinuïteit vast te stellen. Het woord evolutie kan echter ook in een ruimere betekenis genomen worden, namelijk om een algemene dimensie van de kosmos aan te duiden. Alles in deze kosmos wordt beheerst door de wet van ontwikkeling, van groei, van verandering, de wet van de onomkeerbare tijd. Dat heeft voor gevolg dat de evolutie-idee één van de fundamentele kategorieën is geworden in ons moderne wereldbeeld. Wij kunnen ons de wereld niet meer voorstellen als een statisch, onveranderlijk geheel, zoals dat in vroegere tijden het geval was. Wij zien de kosmos als een historisch proces, als een wereld in voortdurende verandering en wording. Het centrale probleem is of wij in dat grote kosmische evolutieproces een diepere wetmatigheid kunnen onderscheiden. Gaat het om een chaotisch gebeuren, een heen en weer geslingerd worden in alle richtingen of kunnen we daarin een werkelijke, diepere, fundamentele wetmatigheid, een oriëntatie-de-facto onderscheiden?
De naam Teilhard de Chardin is vast verbonden aan dat vraagstuk van het evolutionisme, net als uw naam trouwens. Wie was Teilhard de Chardin?
Teilhard de Chardin was een Frans jezuïet, die hoofdzakelijk werkzaam was op het terrein van de geologie en van de paleontologie.
Als u zegt paleontologie, dan bedoelt u...?
Door paleontologie bedoelt men de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de fossielen, de versteende overblijfselen van levende wezens uit vroegere tijden. De paleontologie houdt nauw verband met de geologie, vermits men die fossielen in de aardkorst vindt. Op dat gebied is Teilhard ongetwijfeld een zeer gezagvol vakman geweest: door wetenschapsmensen van dit ogenblik in alle delen van
| |
[pagina t.o. 337]
[p. t.o. 337] | |
| |
| |
de wereld, denk maar aan de professoren Piveteau, von Koenigswald, de Terra en vele anderen, wordt hij gewaardeerd als werkelijk één van de vooraanstaande vertegenwoordigers van deze wetenschap.
Hij was dus een echt wetenschapsmens, maar men noemt hem ook één van de grootste denkers van deze tijd.
Hij was een man die zich niet tevreden kon stellen met het zuiver technische opzoekingswerk, het analytische werk dat hij verrichtte bij de studie van het fossiel. Zoals u weet was hij in China en in andere delen van de wereld bij allerlei opgravingswerk betrokken. Hij streefde ernaar om naast dit analytisch werk, dat aan de basis moet liggen van iedere syntese, ook op grond van zijn ervaringen, een algemene visie op de wereld te ontwikkelen. De neerslag hiervan vinden wij in zijn talrijke essays. Deze essays werden voor het grootste deel pas na zijn dood gepubliceerd. U weet dat hij geen toelating kreeg van de overste van zijn orde om over filozofische en teologische onderwerpen te publiceren, wat hem niet verhinderde zijn ideeën op schrift te stellen. Na zijn dood, in 1955, werd onmiddellijk een begin gemaakt met de publikatie van deze nagelaten geschriften. Rond de naam van Teilhard heeft zich, na de publikatie dus van zijn werken, een hele diskussie ontsponnen. Er kwamen vaak gevoelsargumenten, para-wetenschappelijke en para-teologische beschouwingen bij te pas die niets met de grond van de zaak te maken hadden en dit is natuurlijk ongunstig geweest voor de naam van Teilhard. Het ogenblik voor een meer rustige en objektieve benadering schijnt thans wel aangebroken.
Als men het woord evolutie uitsprak placht men daar vroeger altijd de naam van Darwin bij te betrekken. Be|staat er een relatie tussen het evolutionisme van Teilhard de Chardin en de evolutieleer van Darwin?
| |
| |
Darwin is een grote figuur in de geschiedenis van de evolutieleer. Hij was niet de eerste, want in de 18de eeuw waren er reeds geleerden geweest die de evolutie-idee hebben vooropgezet en in het begin van de 19de eeuw was er Lamarck geweest, maar wanneer Darwin in 1859 zijn boek The origin of Species publiceerde, betekende dit een werkelijke doorbraak van de evolutiegedachte. Van dat ogenblik af werd de evolutie-idee definitief in de biologie binnengebracht. In die zin heeft hij dus baanbrekend werk verricht, dat behoort tot het allergrootste wat op wetenschappelijk gebied is gepresteerd geworden. Teilhard de Chardin heeft aan de verdere uitbouw van deze wetenschap meegewerkt, samen met vele anderen natuurlijk. Het zou een grote vergissing zijn te denken dat Teilhard op dit gebied een geïsoleerde figuur was. Er zijn tientallen, honderdtallen geleerden die in dezelfde richting denken en zoeken naar een samenhangende voorstelling van de natuurverschijnselen. Teilhard is slechts één van hen, die een grotere bekendheid heeft verworven, hoofdzakelijk, dunkt me, wegens het feit dat hij op een bewuste konfrontatie tussen het nieuwe wereldbeeld en het kristendom heeft aangestuurd.
Was Teilhard een optimist?
Wat noemt u een optimist? Teilhard was optimist in die zin, dat hij geloofde dat wij leven in een zinvolle wereld. Hij was geenszins blind voor het probleem van het kwaad zoals sommigen wel eens gedacht hebben. Hij had een zeer scherp aanvoelen van het leed. Uit vele omstandigheden in zijn leven blijkt heel goed dat hij een fijngevoelig mens was en oog had voor het dramatische probleem van het lijden en het kwaad en het onrecht in de wereld. Maar hij was een optimist omdat hij geloofde dat het leven zou zegevieren over de dood, omdat hij geloofde dat deze wereld geen absurde wereld was, zoals sommigen denken, maar
| |
| |
integendeel een zinvolle wereld. En heel zijn wetenschappelijk werk en filozofisch en teologisch werk is er juist op gericht om die zinvolheid van het kosmische gebeuren in het licht te stellen.
Hij is dus gelovig, gebleven?
Hij is heel zijn leven een diepgelovig man gebleven, daarover kan geen enkele twijfel bestaan. Verdachtmakingen die men daarover heeft willen verspreiden, om ofwel zijn wetenschap ofwel zijn teologie verdacht te maken, lijken me volkomen uit de lucht gegrepen. Tot zijn laatste ogenblik is hij een diepgelovig man gebleven.
Waarom heeft Rome hem dan afgewezen?
Dat is niet zo moeilijk te begrijpen! Zijn hele visie ging duidelijk in tegen de traditionele teologie en filozofie. Laten we niet vergeten dat in de eerste helft van deze eeuw in katolieke kringen het neothomisme, en dan nog een bepaalde vorm ervan, overheersend was, voornamelijk in Romeinse kringen. Welnu, het hele denken van Teilhard de Chardin gaat uit van een totaal ander wereldbeeld dan dit waarop het toenmalige neothomisme stoelde. Vandaar dat men zijn teorieën en opvattingen ofwel niet begreep, ofwel verkeerd interpreteerde. Ik denk dat men hem eigenlijk niet begreep, omdat velen te Rome nog leefden in een totaal verschillend kultureel klimaat.
Hebt u Teilhard de Chardin ontmoet?
Ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet. Ik heb hem wel een paar keer geschreven en ook vriendelijk antwoord van hem gekregen. Ik heb hem ook een boekje opgestuurd, dat ik in 1952 geschreven had, en waarop hij zeer vriendelijk heeft gereageerd.
Dat boekje was in het Nederlands geschreven?
| |
| |
Jazeker. De titel van dit boekje was: Evolutionisme en wereldbeschouwing. Het verscheen bij de Standaard Boekhandel in Antwerpen.
Heeft hij dat kunnen begrijpen?
Hij schreef in zijn brief dat hij wel geen Nederlands begreep, maar dat hij toch uit de citaten en verwijzingen, en zo meer de algemene gedachtengang kon volgen en dat hij daarmee volkomen instemde.
Er wordt gezegd dat u de grootste of de meest komplete verzameling hebt van de geschriften van Teilhard de Chardin.
Welnee. De volledigste verzameling berust te Parijs in de Fondation Teilhard de Chardin. Daar liggen al de oorspronkelijke teksten. Maar toen ik me begon te interesseren voor zijn werk, rond het jaar '49-'50, was het zeer moeilijk iets te vinden van zijn hand. De meeste van zijn geschriften waren niet gepubliceerd en berustten grotendeels bij Mlle J. Mortier. Mijn verzoek om die geschriften te mogen inzien, werd onmiddellijk aan Teilhard overgemaakt (hij verbleef toen geloof ik te New York), die onmiddellijk antwoordde, dat hij al zijn geschriften te mijner beschikking stelde, en dat hij blij was dat toch één teoloog zich voor zijn werk interesseerde. Ik heb toen al het beschikbare materiaal laten kopiëren en had aldus een vrij volledige verzameling, maar de autentieke stukken berusten te Parijs.
Uw eerste studie in die nieuwe richting had als titel ‘Evolutionisme en wereldbeschouwing’. Het evolutionisme beïnvloedt dus duidelijk de wereldbeschouwing.
Ja, daaraan is geen twijfel mogelijk. Dat heeft Darwin trouwens zelf voorzien. In een notitieboekje heeft hij ergens geschreven dat hij voorzag dat uit zijn teorieën een nieuwe filozofie ging geboren worden. Op dat punt is zijn voor- | |
| |
spelling beslist uitgekomen. Denkt u maar aan filozofen als Henri Bergson, Le Roy, Whitehead, enz.
Het evolutionisme schijnt het traditionele verhaal van de schepping in het gedrang te brengen.
Het dwingt de kristen om zich opnieuw te bezinnen over de juiste betekenis van het scheppingsverhaal in de bijbel. Alle exegeten zijn het er thans over eens, dat de bijbel geen kosmologie doceert. De bijbel is een religieus boek, dat een beroep doet op de taal en de voorstellingen van het milieu waarin dit boek ontstond. Wij hebben leren inzien dat de bijbel een uitsluitend en volledig religieus boek is, dat ons wel informeert over de juiste verhouding tussen God en mens en God en wereld, maar geenszins de bedoeling heeft ons in te lichten over vragen die tot het gebied der natuurwetenschappen behoren. Wij beschouwen dus dat scheppingsverhaal als een populair verhaal, waarin een paar hoofdideeën worden uitgedrukt, nl. de eenheid van God en de sabbatwet, gehuld in een mytisch verhaal naar de gebruiken van de tijd.
Een gelovige kan dus het evolutionisme aanvaarden?
Natuurlijk! Niet alleen mag hij, maar als hij een verstandig man is, dan moét hij dat.
Uw ‘Terreinverkenningen’, een ander boek dat drie jaar later verschijnt, behandelt hetzelfde tema.
Terreinverkenningen is een bundel opstellen, handelend over verschillende onderwerpen, opstellen die verschenen in tijdschriften als Dietsche Warande en Belfort, Kultuurleven, enz. Het boek verscheen in de Keurreeks van het Davidsfonds.
En wat behandelden die?
Dat waren losse opstellen over het geestesleven van onze
| |
| |
tijd, over het nihilisme in de hedendaagse literatuur, over Aldous Huxley, Jean Rostand en verschillende andere figuren. De hoofdaandacht ging naar de verhouding van de hedendaagse kultuur tot het kristendom.
Welke betekenis gaf u aan ‘De Zin van de Techniek’, dat in 1958 verscheen?
In dat boekje heb ik getracht het verband aan te tonen tussen techniek en biologie, of beter gezegd hoe de techniekschepping van de mens wortelt in zijn biologisch statuut. Het grote verschil tussen mens en dier, onder biologisch opzicht, ligt, dunkt me, in het feit dat het dier zijn instrumenten, zijn werktuigen, zijn verdedigingsmiddelen, enz. in zijn organisme zelf heeft opgenomen. We kunnen een vogel noemen een levend vliegtuig, een vis een levende onderzeeër, enz. De biologen hebben reeds lang de lijst opgemaakt van al de werktuigen die men in het dierlijke organisme aantreft. En men kan dat ook doen voor de plantenwereld. Er zijn heel wat voorbeelden te geven. Denkt u b.v. aan de horens, de slagtanden, de klauwen, of denkt u ook aan ‘radar’ bij vleermuizen, of denkt u aan de buidel, de natuurlijke ‘couveuse’ bij de buideldieren. Men kan terecht zeggen dat de werktuigen die later door de mens werden gemaakt, eigenlijk al aanwezig waren in het organisme van vele dieren. De mens heeft het grote voorrecht dat zijn werktuigen los staan van zijn organisme. Dat heeft als voordeel, vooreerst dat hij zich overal kan handhaven, daar waar de dieren door hun specializatie beperkt blijven tot een bepaald gewest en een bepaald klimaat en een bepaalde levenswijze, terwijl de mens zich overal kan aanpassen, zowel aan de noordpool als aan de evenaar, in de bergen of in de vlakte of in de woestijn, of ter zee of in de lucht. Vervolgens ook heeft het biologisch statuut van de mens het grote voordeel dat onze evolutie veel vlugger verloopt dan in de wereld van de dieren. De om- | |
| |
vorming van een dierlijk orgaan vergt gewoonlijk miljoenen en miljoenen jaren. De mens kan in een paar eeuwen een reusachtige vooruitgang maken en zijn technische uitrusting in alle richtingen uitbouwen.
Uw boek ‘Teilhard de Chardin, een inleiding in zijn denken’ werd in tien talen vertaald. U schreef het in het Nederlands. Was het niet moeilijk om dat vertaald te krijgen?
Helemaal niet, het is vrij vlug vertaald geworden in het Frans, het Duits, het Spaans, Italiaans enz., in een tiental talen. Sommige vertalingen gaan wel terug op de Franse tekst maar andere, zoals de Engelse, werden rechtstreeks op de Nederlandse tekst gemaakt. Ik heb daar niets voor moeten doen. Er bestond belangstelling voor Teilhard en alle uitgevers zochten naar werk over hem. En of dat nu verschenen was in het Nederlands of in eender welke taal, dat maakte geen verschil.
Pater Wildiers, u, de Vlaming, bent de uitgever van de verzamelde geschriften van Teilhard de Chardin.
Dat is wel niet helemaal juist. Ik heb meegewerkt aan de uitgave van de nagelaten geschriften van Teilhard de Chardin, samen met Jeanne Mortier en Claude Cuénot. Ik heb voor mijn rekening genomen het algemene plan en ook de inleidingen tot elk boekdeel.
Waar zijn die werken verschenen?
Die zijn verschenen te Parijs bij Le Seuil.
Daar zijn al tien delen van verschenen?
Er verschenen tot nog toe tien delen en nog twee delen zijn in voorbereiding. De Nederlandse editie, die in kleiner formaat verschijnt, heeft nu 23 deeltjes bereikt en verschijnt bij Het Spectrum te Utrecht.
| |
| |
Er bestaat grote belangstelling voor dat werk?
Inderdaad, want elk van die uitgaven heeft hoge cijfers behaald. Het eerste werk Le Phénomène Humain, dat vertaald is in alle talen van de wereld, heeft alleen in het Frans meer dan 250.000 eksemplaren bereikt. Indien ik het goed voorheb, heeft de Nederlandse editie van dit boek de honderdduizend overschreden.
Hoe verklaart u die enorme belangstelling?
Daar is een sociologische studie aan te wijden. Er kunnen vele redenen hebben meegespeeld, maar ik denk dat het feit dat Teilhard zowel het wetenschappelijke als het religieuze in zijn grote syntese betrekt, aan dit verschijnsel niet vreemd is. Ook in niet-kristelijke kringen heeft men voor zijn wetenschappelijk werk grote waardering. Zoals u weet werd het boek Le Phénomène Humain ook in het Russisch vertaald en te Moskou uitgegeven; het heeft daar vrij gunstige reakties verwekt, behoudens natuurlijk wat het religieus aspekt betreft. Belangrijk is vooral het feit dat Teilhard een gesprek mogelijk maakt tussen alle mensen van goede wil. Zijn werk heeft gunstig bijgedragen tot het gesprek tussen gelovigen en ongelovigen, tussen marxisten, humanisten, vrijzinnigen, van eender welke richting, en gelovigen. Het is, dunkt me, wellicht de grootste bijdrage van Teilhard dat hij door zijn werk een toenadering heeft bewerkt en een gesprek mogelijk heeft gemaakt tussen allen die eerlijk zoeken naar een beter begrip van wat het betekent mens te zijn.
Welke zijn zijn teorieën voor de toekomst?
Zijn visie op de wereld is een integrale evolutionistische visie, wat dus impliceert dat naar zijn mening de evolutie voortgaat en dat wij dus aan de toekomst moeten denken, daar deze in grote mate van onze vrije keuze afhangt. Door
| |
| |
behulp van statistiek kunnen wij inderdaad heel wat toekomstige gebeurtenissen voorzien. Teilhard heeft de wet die hij meent ontdekt te hebben in de evolutie, geprojekteerd ook in de toekomst en zo getracht een wetenschappelijk verantwoorde extrapolatie te bedrijven. Hij ziet de toekomst van onze aarde niet zozeer op het plan van een verdere biologische evolutie (deze lijkt hem overbodig geworden door het feit dat de mens zelf zijn evolutie maakt), maar wel op het sociale vlak. Zijn verwachtingen gaan niet naar de ‘Uebermensch’, maar wel naar een ‘Uebermenschheit’, une sur-humanité, gekenmerkt door steeds grotere eenwording en vergeestelijking. Deze socializatie van het mensdom is naar zijn mening nu reeds duidelijk aan de gang. Wij staan op de drempel van een nieuwe periode in de geschiedenis der mensheid. Er is veel in het denken van Teilhard dat doet terugdenken aan Hegel en Marx, ook al vallen er heel wat verschillen aan te stippen.
Eveneens in verschillende talen verscheen uw boek. ‘De Kerk in de wereld van morgen’. Hoe ziet u die rol of de positie van de Kerk in de toekomst?
In dit boekje heb ik drie punten behandeld: de houding van de Kerk tegenover de natuurwetenschappen, de houding van de Kerk tegenover de demokratie en ten derde de houding van de Kerk inzake pluralisme en gewetensvrijheid. Ik heb die drie tema's eerst historisch behandeld, een soort gewetensonderzoek trachten in te stellen. Vermits de Kerk door de gelovigen wordt gevormd, dragen wij medeverantwoordelijkheid voor de Kerk, moeten dus als lid van die Kerk een gewetensonderzoek durven aangaan en eerlijk de fouten bekennen die in het verleden werden begaan. Vervolgens heb ik getracht te wijzen op de taken die ons wachten in die wereld van morgen, op deze drie gebieden: het integreren van de wetenschappelijke visie in het teologische denken, streven naar demokratizering in de Kerk
| |
| |
en in de wereld. Ten derde het bevorderen van het gesprek tussen mensen onder alle gezindheden, in een geest van verdraagzaamheid en van verstandhouding. Er is in deze drievoudige richting een gunstige evolutie aan gang.
Waar bent u nu mee bezig, want het is ondenkbaar dat u niet met iets bezig zou zijn! Ik veronderstel dat u werkt aan een nieuw boek?
Mijn aandacht gaat op dit ogenblik vooral naar de verhouding tussen wereldbeeld en teologie. Ik heb daarover gedoceerd in San Francisco en ook dit jaar te Leuven. Er valt, dunkt mij, over dit tema nog heel wat te zeggen. Dit tema moet eerst en vooral historisch onderzocht worden. Wij dienen na te gaan hoe in de loop van de geschiedenis het wereldbeeld heeft ingewerkt op de ontwikkeling van de katolieke teologie, en vervolgens hoe onze huidige visie op wereld en mens ook een nieuwe formulering van de geloofsinhoud postuleert.
Pater Wildiers, ik ken u al vrij lang en er is toch iets dat mij in u intrigeert. U bent een perfekte en volwaardige wereldburger geworden, maar u bent een overtuigd Vlaams-nationalist gebleven.
Ja, dat ben ik van huize uit, zou ik kunnen zeggen, en dat zal ik waarschijnlijk ook wel altijd blijven. Ik ben een vijand van het staatsnationalisme, maar ik vind dat ieder volk het recht heeft te leven volgens zijn eigen aard en volgens eigen wil. Wij hebben een verklaring van de rechten van de mens, misschien moet er vroeg of laat ook eens een verklaring komen van de rechten van de volkeren. Me dunkt dat ieder volk het recht heeft zijn eigen lot in handen te nemen en daarom lijkt het mij ook krankzinnig dat men twee verschillend geaarde volken wil samenbinden in een unitaire staat. Overal waar dit beproefd werd, ontstonden moeilijkheden die ofwel tot opstand ofwel tot verdrukking
| |
| |
aanleiding gaven. Het lijkt me daarom fout twee totaal verschillende kultuurgemeenschappen in een unitaire staat te willen samenpersen. Daarom ben ik altijd een overtuigd voorstander geweest van een zover mogelijk doorgedreven federalisme. Maar hoe dat moet gebeuren, dat moeten juristen en politici uitwerken.
Dan nog een laatste en ernstige vraag. Er veranderde en verandert ontzaglijk veel in de Kerk de laatste tijd zodat heel wat gelovigen vrij onzeker zijn geworden in het geloof. Hebt u nog een zekerheid?
Zeker, en ik wil beklemtonen dat ik niets in de wereld ken dat zo groot en zo schoon is als het kristendom. Ik geloof dat wij ons moeten toeleggen op het steeds beter ontdekken van het kristendom in zijn diepe betekenis en in zijn grote menselijk en religieuze waarde. Er is voor mij niets groters en diepers en waardevollers dan het kristendom, maar ik ben niet blind voor de moeilijkheden van dit ogenblik. Ik weet dat er bij heel velen een krisis is en in de Kerk grote problemen gerezen zijn, maar ik geloof dat wij misschien iets moeten leren van de grote Erasmus waarvan wij dit jaar het eeuwfeest herdenken. Hij ook leefde in een zeer moeilijke tijd, een tijd van kerkelijke disputen en teologische spitsvondigheden en wat weet ik al. Erasmus is rustig zijn weg gegaan, hij heeft zich zo weinig mogelijk ingelaten met die luidruchtige bekvechterij om eenvoudig zijn kultureel werk, zijn scheppend werk, zijn kritisch werk, zijn teologisch werk voort te zetten hopend dat de toekomst daar wel bij zou varen. Ik geloof dat dit grote voorbeeld nog navolging verdient.
Uitzending: 26 december 1969.
|
|