| |
| |
| |
Louis Major
Van Eycklei 51, Antwerpen
U wordt dit jaar 65. Beschouwt u deze leeftijd, die voor velen een grens is, als een spijtige fataliteit?
Als ik het goed begrijp hebt u hiermee akademisch gezegd dat ik in de naaste toekomst met pensioen ga of mijn pensioen krijg... tenminste dan toch als algemeen sekretaris van het A.B.V.V. Ik kom er rond voor uit dat ik niet graag ga, maar het is een principe in de vakbeweging dat wie 65 wordt, pensioen krijgt. Ik heb die stelregel altijd voor iedereen toegepast en nu geldt hij ook voor mij. Objektief gezien is het wel goed: de algemeen sekretaris van een groot vakverbond heeft een enorme verantwoordelijkheid, die dagelijks nog groter wordt. Het is dan ook redelijk dat een jongere generatie naar voren kan treden, die wellicht beter de dagelijkse verantwoordelijkheid in de snelle evolutie aankan.
U ziet er anders nog bijzonder fit uit voor een vijfenzestigjarige!
Ik heb niet te klagen ook al heb ik sedert twee jaar geen
| |
| |
vakantie meer gehad. Maar er zijn nog heel wat andere taken waarmee ik me beter zal kunnen bezighouden als ik gepensioneerd vakbondleider ben.
Ik ben nog volksvertegenwoordiger, ik ben voorzitter van het Sociaal Ekonomisch Komitee, een der drie organen van de Europese Gemeenschap, voorzitter van Heropbeuring en het Sana Mik in St. Job, voorzitter van de Socialistische Antwerpse turnvereniging, er is nog de Arbeidersopvoeding...
Als ik het nu goed begrijp bent u bezig plannen te maken voor een nieuwe toekomst. Misschien krijgt de vakantie dan ook een kans. U bezit toch een prachtig jacht naar wordt verteld.
U bedoelt dat jacht dat miljoenen heeft gekost? Het spijt me dat dat verhaaltje niet waar is, want ik zou er niks op tegen hebben zo een miljoenenjacht te bezitten. De waarheid is dat ik een motorboot bezit, die vijf meter lang is. Toen ik zestig werd zochten mijn vrouw en enkele vrienden naar een middel om mij te dwingen het wat rustiger te doen. Ze kenden mijn voorliefde voor boten en dachten het gevonden te hebben. Ik heb die boot met buitenboordmotor gekregen maar ik ben daar in die vier jaar eens een keer een hele dag en een keer een halve dag mee gaan varen. Voor de rest ligt hij bij de konstrukteur in Boom. Maar ik maak nu weer plannen, hé.
*
Louis Major woont in een ruime flat op de zesde verdieping van een nieuw flatgebouw. Als hij door het grote raam van zijn woonkamer kijkt, heeft hij een wijd gezicht op de stad.
Links is de rust en de charme van het mooie stadspark waar meeuwen aan- en afvliegen en waar de lente nu de bomen bewerkt.
| |
| |
Schuin tegenover zijn huis kijkt hij neer op de kliniek van de FOB, die in het oude huis van Plantijn en Moretus is gevestigd en rechts dan kijkt hij op tegen de Sint-Jozefkerk, die wegens de franstalige preken lang in het nieuws stond.
In de verte ziet de gastheer dan nog uit over een zee van daken, die met televisiegalgen ontsierd zijn en beneden op het grote ronde plein kan hij de wriemelende speelgoedbeweging volgen van het moderne verkeer, dat op de spitsuren wel een hopeloos kluwen lijkt te zijn. En toch wordt men op deze hoogte niets gewaar van al dat lawaai.
*
U werd geboren in Oostende en bent dus wel een autentieke Westvlaming. Heeft die kwaliteit of dat kenmerk u in uw carrière gediend of gehinderd?
Eerder gediend zou ik zeggen, als we tenminste aanvaarden dat het voor de Westvlamingen karakteristiek is koppig en vasthoudend te zijn. Ik kom uit een vissers- en zeelieden-familie en dat volk is gewoon hard te werken. Het is ook gewoon beslissingen te treffen omdat het op zee in een moeilijk ogenblik moet handelen zonder raad te kunnen vragen. Dat is wel iets dat mij in mijn leven sterk geholpen heeft.
U hebt dan nooit een complex gehad?
Nooit. Of toch wel. Eén keer. In 1924 moest ik een eksamen afleggen ten einde een beurs te krijgen om aan de Arbeidershogeschool te kunnen gaan studeren. Ik had maar alleen de lagere school gedaan en mijn twee konkurrenten stonden er beter voor: de een had volledig middelbaar en de ander volledig normaal onderwijs genoten. Toen heb ik gedacht: dat haal ik nooit. Ik ben toen alleen naar het eksamen gegaan om Daan Boens niet te ontgoochelen,
| |
| |
die ervoor gevochten had dat ik die kans zou krijgen. 't Is gelukt!
Uw ouders en grootouders waren ook Westvlamingen? Met die naam van u?
U vraagt zich wel af wat de minor is? Maar mijn grootouders en overgrootouders zijn Westvlamingen. Men insinueert wel eens dat ik een Spaans type heb en daarbij komt dat Major een Catalaanse naam is, zodat het natuurlijk niet onmogelijk is dat ik ergens wat Spaans bloed zou meegekregen hebben. Dat was trouwens in ons land niet zo moeilijk. Maar als het zo is, dan was het toch een brave Catalaan, die dat in eer en deugd heeft gedaan, aangezien hij zijn naam erbij heeft gegeven.
U genoot dus alleen lager onderwijs.
Alleen de lagere gemeenteschool. Toen ik klaar was, kreeg ik van de stad een beurs om naar het ateneum te gaan. Maar het was 1914, de oorlog brak uit, de scholen waren gesloten en verder moest ik meehelpen, na de dood van mijn vader, om de kost voor het gezin te verdienen, zodat er van voortstuderen niks in huis kwam.
Wat was het beroep van uw vader?
Visser maar in 1908 had hij ermee opgehouden en was meestergast geworden bij N.V. De Cloet, een bekend baggersbedrijf. Mijn vader was een vent met vrije gedachten, hij was trouwens liberaal, wat in die tijd voor een visser een uitzondering was. Wel was hij bijgelovig, maar alle vissers zijn bijgelovig. Zo ben ik met hem en ook met moeder, die wel gelovig was, vaak op bedevaart geweest naar het kapelletje van Bredene.
Dat vissers zo bijgelovig zijn heeft zijn reden: als ze in gevaar zijn telt er maar een ding en dat is Onze-Lieve-Vrouw. Ze beloven dan een bedevaart of om het even wat
| |
| |
en als ze veilig thuiskomen houden ze altijd hun woord, ook als ze verder nooit naar de kerk gingen. Dat is nu natuurlijk veranderd omdat het varen veiliger is geworden: de boten zijn beter, er is radio aan boord en zo meer.
Wat hebt u dan gedaan in de oorlog?
Wij woonden in het etappegebied en mijn vader werd door de Duitsers opgeëist om te gaan vissen in het belang van de ravitaillering. Hij is in 1916 verdronken. Ik was toen 14 jaar. Thuis was er moeder, die praktisch blind was en dan nog haar vader, die 88 jaar oud was en van de reuma met krukken ging. Mijn grootvader was trouwens een zeer typische figuur: hij was een heel goeie smid en revolutionair ingesteld: hij kende niet veel van politiek maar de Jesalisten, zoals hij ze noemde, waren de goei!
Wij waren dus zeer arm en ik was verplicht de kost te gaan verdienen. Ik mag zeggen dat dit feit de richting van mijn leven heeft bepaald. Want toen kort daarop de scholen toch heropend werden kon ik, die wilde studeren, dat niet doen onder de druk van ekonomische omstandigheden terwijl anderen, die niet graag studeerden maar geld hadden, toch naar school gingen.
Dat is wel de essentiële reden waarom ik socialist ben geworden. Ik kende niets van de socialistische beweging, ik had er zelden of niet over horen spreken maar van toen af werd ik geobsedeerd door de vraag: hoe of wie kan dat veranderen, wat moet er gedaan worden om deze ongelijkheid van vertrekpunt ongedaan te maken en aan iedereen gelijke kansen te geven? Ik ben dan beland bij de socialistische koöperatief: dat is wel kurieus als entrée maar zo is het gebeurd.
Wat hebt u dan gedaan om uw brood te verdienen?
Opdat de Duitsers een huis niet zouden opeisen had de eigenaar, die vader kende, ons gevraagd er een deel van te
| |
| |
bewonen. In de kelderkeuken van dat huis hebben we dan vis en garnaal verkocht zonder dat we een winkel hadden. Ik deed dat nog wel graag want ik heb altijd veel voor de handel gevoeld. Dan ben ik aan de stad gekomen in het gas- en elektriciteitsbedrijf en een vriend van vader regelde het zo, dat ik zes maanden anciënniteit bezat toen ik begon. Zo kon ik door de Duitsers niet opgeëist worden. Ik ben een week ‘gazier’ geweest maar toen zei iemand me: leer die stiel toch niet, gas heeft geen toekomst. Ik ben dan elektricien geworden en ben dat gebleven tot in 1924. Die kennis is me later ook nog van pas gekomen, o.m. toen ik voor het vakverbond in Mariakerke het vakantiecentrum ‘Zeezicht’ heb gebouwd.
Hoe zat het toen met de politieke aktiviteit?
Via de koöperatief werd ik lid van de vakbond. Toen de Jonge Wacht werd opgericht, ging ik naar de stichtingsvergadering en werd daar onmiddellijk gekozen tot lid van het bestuur. De vinger zat in het raderwerk. Ik speelde een rol in de turnbeweging en in 1921 werd ik sekretaris van het Komitee voor Arbeidersopvoeding, die daar uitstekend werkte. We hadden daar ook een socialistische toneelgroep die goed presteerde en waaruit o.m. Hector Camerlinck is gekomen. Ik heb daar nog meegespeeld in een stuk van Daan Boens: Cypriaanse dood.
U bent dan toch nog maatschappelijk assistent geworden.
Dat heb ik te danken aan Daan Boens, die toen socialistisch volksvertegenwoordiger was. Hij is het die mij, tegen de beslissing van het partijbestuur in, gezegd heeft: ge moet naar de Arbeidershogeschool in Brussel. De partij in Oostende was echter te arm om die studie te betalen en zo heb ik dan een eksamen afgelegd om een beurs van de textielcentrale te krijgen. Zoals ik daarnet al vertelde, heb ik ze gekregen en kon tien maanden gaan studeren.
| |
| |
Die Arbeidershogeschool was gesticht door Hendrik de Man.
Door Hendrik de Man en Louis de Brouckère, deze twee antipoden die samen toch veel voortreffelijk werk hebben gerealizeerd. Hendrik de Man was er wel direkteur maar hij was een vliegende voyageur, die we maar zelden zagen. Het is gebeurd dat hij om elf uur 's avonds binnenkwam, ons optrommelde om les te geven want de volgende dag moest hij weer weg. Na hem is Dees Bouchery dan direkteur geworden.
Die scholing moet voor u toch belangrijk geweest zijn.
Richtinggevend. We leerden er vooral dat we niets wisten en vooral werd ons geleerd hoe we aan zelfstudie moesten doen. We hadden er trouwens uitstekende profs. Julien Kuypers was er o.m. bij. Wij hebben hem meer dan eens opgesloten en maar weer vrijgelaten als hij het gedicht Meisje ik weet niet meer van wie had gedeklameerd! Hij deed het op een onvergetelijke manier. De man die op mij het meest indruk heeft gemaakt omwille van zijn praktische geest en door zijn manier van lesgeven was Meremans, de prof boekhouding. Hij legde alles glashelder uit, de verhouding en verhandeling van kapitaal, wat de basis is van een onderneming, hoe er winst gemaakt wordt, wat de kostprijs is, enz. Hij schreef op een les de hele muur vol en telkens hij wat pertinents gezegd had, zei hij: asjeblieft. Hij was een bijzonder knappe vent. We hadden daar dan ook Gust de Muynck als monitor. Er werd daar hard gewerkt en ik heb er een zeer goede basis gekregen. Het was anders een enorme verandering, die stap van handenarbeid naar studie, maar voor mij was het geen marteling, want ik had er mijn hele leven naar getracht.
Wat gebeurde er dan na de Arbeidershogeschool?
Dan heb ik vier maanden in mijn oud vak gewerkt om
| |
| |
me een nieuw kostuum te kunnen kopen, want het enige dat ik had was tot op de draad versleten! Ik wilde daarvoor van mijn moeder geen geld aannemen, omdat ze zich al genoeg opoffering had getroost om me naar school te laten gaan. Ik vond gemakkelijk werk bij een oude patroon, want ik had een specialiteit: sonnerie en lustrerie, waarvoor ik in 1920 en 21 lessen had gevolgd in de technische school Carels te Gent.
Maar we vinden u in 1925 toch als sekretaris van de Belgische Transportarbeidersbond West-Vlaanderen. Dat was uw eerste officiële funktie?
Ja, dat is zo gegaan. Ik had met Daan Boens een overeenkomst gesloten, dat ik geen vaste betrekking zou moeten aanvaarden in de vakbeweging, omdat ik meende dat ge dan uw mening niet meer mocht zeggen en ik stond daar op. Nu nog altijd trouwens. Ze zeggen van mij daarom dat ik direkt en onbewimpeld mijn mening zeg. Het wordt gewoonlijk wel wat sterker uitgedrukt. Miei van Vlaenderen, de voorzitter van de Jonge Wacht in Oostende die veel invloed op me had, overtuigde mij toch vast sekretaris te worden. Hij gebruikte een lokmiddel dat ook pakte.
Ik mocht eerst voor acht maanden naar Antwerpen gaan om er heel de organizatie van het transport met al zijn vertakkingen te bestuderen en 's avonds kon ik dan de Volkshogeschool volgen. Dat is dan weer gebeurd: ik heb in Antwerpen nog les gehad in internationaal recht van Lode Craeybeckx, literatuur van Lode Baekelmans, enz.
Een man die in die tijd een grote indruk op mij gemaakt heeft, is Chris Malkman. Hij was nationaal sekretaris van de Transportarbeidersbond, Belg geworden Hollander en een zeer bevoegde vent. Hij is het die de basis heeft gelegd van het kontrakt Holvoet, dat de arbeidersregeling in de haven van Antwerpen bepaalt. Hij was absoluut geen spreker, maar knap en intelligent. Hij had het voor mij
| |
| |
en ik kreeg van hem zelfs de sleutel van de biblioteek in zijn bureau, waar anders niemand aan mocht komen. ‘Voor jou alles, jochie’, zei hij vaak.
Maar na Antwerpen werd het toch weer Oostende.
Ik had in Antwerpen kunnen blijven maar ik wilde iets doen voor de vissers en daarom aanvaardde ik sekretaris te worden van de Belgische Transportarbeidersbond West-Vlaanderen. Dat was eerst de dokken, dan de vissers en ook de autovoerders. Er was daar ook heel wat te doen. Ik heb er kunnen voor zorgen b.v. dat de vissers niet meer regelmatig gestraft werden. Eens dat de vissers aangemonsterd zijn, wil de wet dat ze op het gestelde uur aan boord zijn. Als ze er niet waren, zond de patroon de waterschout om ze op te halen en als ze dan tegenspartelden, werden ze geboeid naar het schip gebracht.
Na de reis kregen ze dan een proces in Brugge of vlogen ze zelfs dikwijls direkt in de bak. Ook hun werkvoorwaarden hebben we kunnen verbeteren. De vissers waren eigenlijk wat achtergebleven wat de sociale organizatie betreft: feitelijk zijn ze syndikalist geworden toen ze tijdens de eerste wereldoorlog in Engeland verbleven. De vissers spraken trouwens niet van hun vakbond of syndikaat maar van de Union. Wij hebben ze dan definitief kunnen organizeren. Vissers moeten aan wal iemand hebben die ze verdedigt want ze zijn altijd op zee. Vroeger deed de reder dat, nu heeft de vakbond die taak overgenomen.
Er is in die tijd een vrij harde staking geweest.
Dat was net voor ik er aankwam. Er bestond voor de havens een akkoord met de patroons, dat men lid moest zijn van de Transportarbeidersbond om te mogen werken. Dat is wat men noemt: closed job. Volgens de patroons waren de eisen van het kontrakt overdreven en ze weigerden het na te leven. De leden van het Transportarbeidersver- | |
[pagina t.o. 224]
[p. t.o. 224] | |
| |
| |
bond gingen dan in staking maar de kristelijke arbeiders namen hun plaats in. De staking heeft dertien weken geduurd en de stad was als het ware in staat van beleg: de belangrijke straten waren door gendarmes afgezet en er werden maanden ‘prison’ uitgedeeld.
Indien er geen doden zijn gevallen, dan is dit alleen te danken aan de kommandant van de gendarmes, luitenant Gallen, die geweigerd had op de stakers te doen schieten. Hij heeft kort daarop trouwens zijn ontslag moeten geven. De staking heeft aan de patroons veel geld gekost, aan een meer dan twee miljoen frank van die tijd, maar wij hebben de staking verloren. Alle kontakt met de patroons was verbroken en de arbeiders kregen verbod lid te zijn van de Transportarbeidersbond of anders kregen ze geen werk. Ettelijke van onze beste arbeiders zijn toen zelfs uitgeweken naar Amerika.
Toen ik sekretaris werd, hadden we nog 90 leden van de vroegere 1200. Later hebben we dan weer kontakt gekregen en hebben we geleidelijk veel in orde kunnen brengen. Voor houtwerk b.v. lagen de lonen 20 frank per dag lager in Oostende dan in Gent. We hebben die op hetzelfde peil kunnen brengen en later mochten de arbeiders ook weer lid worden van de vakbond van hun keuze.
De socialistische partij was in West-Vlaanderen toen toch niet zo sterk.
In Oostende was de beweging in die tijd al zeer sterk. We waren wel de belangrijkste afdeling van West-Vlaanderen met de arbeiders van de dokken, de metaalindustrie, de openbare diensten, de mailboot, de werkhuizen van de staat. We hadden in die tijd zelfs al een volksvertegenwoordiger, eerst Van Vlaenderen, dan Daan Boens.
Hoe verklaart u dat de socialisten zo sterk waren in Oostende?
| |
| |
Oostende heeft altijd een liberale meerderheid gehad, was dus zeer vrijzinnig. De huidige burgemeester is de eerste katolieke burgemeester sinds honderd jaar. Er was in Oostende een zeer degelijk gemeentelijk onderwijs, zeker zo goed als dat in Antwerpen. Door het seizoenbedrijf waren de mensen er ook vrijer. In het metaalbedrijf van de visserij en in de haven is de vrijheidsgedachte altijd zeer sterk geweest.
*
Deze woning bestaat uit een ruime leefkamer, een kleine werkkamer en een keuken. In het gedeelte zitkamer hangt in plaats van een luchter een vredesduif. Stevige en gemakkelijke luie stoelen staan gericht naar het televisietoestel: Diogenes met zijn lamp staat ernaast naar een mens te zoeken en de koperen olijke biechtende Reinaert van Albert Poels kijkt ironisch toe.
Dit mooie doek, dat Een Mei heet, is van Léon Spilliaert en dit andere met Havengezicht is van L. van Beurden.
Onder een zeer kleurige schaal uit Rodos staat een ongewoon grote vaas in kristal Val-St.-Lambert.
Op een bronzen tak zitten twee bronzen parkieten te minnekozen: het is het werk van Renier de Meester. Tegen een andere muur hangen twee schilderijen van Kongolezen: Stroom in Stanleystad door Remi Landoe en Kongolezen gaan naar de markt, door Kibwanda.
Op deze oude foto staat de kaai van Oostende met moeder Major erbij; beter herkenbaar en meer aansprekend staat ze op deze foto van een schilderij, met Oostende op de achtergrond.
Toen Louis Major 25 jaar sekretaris was van de Transportarbeidersbond maakte Jef Cantré van hem deze bronzen kop en Isidoor Opsomer schilderde toen van hem dit portret.
Ook hier staat een Tijl door Albert Poels maar dan in gips. Boven hem hangt de Oostenrijkse wijsheid, die een
| |
| |
lijfspreuk is van de gastheer: Sage nicht immer was du weisst, Aber wisse immer was du sagst.
In een toonkast staat dan heel wat ivoorwerk uit Kongo, waarbij ook heel wat boten zijn.
Schip en vis zijn hier altijd weerkerende motieven zoals hier in smeedwerk boven de ingangsdeur.
Boven de schouw in jurategels troont de wijsheid van een uil in keramiek en uit Kongo, en een ander dekoratief element is deze boot uit Griekenland.
De straatmuzikant werd geschilderd door Grippa, die hem met een mooie opdracht aan de gastheer zond.
En tenslotte is er nog deze mooie houten groep waarin Albert Poels Tijl Uilenspiegel en Reinaert broederlijk samenbracht.
*
In 1929, u was toen 17, was u landelijk leider van de Rode Valken. Wat was de bedoeling van die beweging?
Ik heb van in den beginne in de socialistische jeugdbeweging gestaan. We hadden trouwens in Oostende een sterke jeugdgroep. Naar het voorbeeld van Nederland en Duitsland, die een nieuwe richting voor de jeugd hadden aangegeven, wilde men ook in België de bestaande Jonge Wachten omvormen tot de nieuwe Arbeidersjeugd, dus van een politieke groep een kulturele maken. Dat ging niet zonder enige strubbelingen en ik heb dan getracht te verzoenen. De Rode Valken vormden een deel van deze Arbeidersjeugd: ons streven was onszelf om te vormen, we wilden onszelf opvoeden tot betere mensen. We droegen vloeren broeken en kielen als uiting van opstand tegen de verburgerlijking van de maatschappij, we wilden meer in kontakt leven met de natuur. Op zeker ogenblik werd er dan een permanent sekretariaat opgericht van de Arbeidersjeugd: voorzitter was Gust de Muynck, sekretaris was
| |
| |
Tuur de Swemer en ik, als leider van de Rode Valken, was het derde lid van het dagelijks bestuur.
Buiten die jongeren, die zeer bedrijvig waren en achteraf beschouwd ook een grote invloed hebben gehad, was er in Oostende nog een jong-socialistische groep, die zeer aktief was en waaruit heel wat figuren zijn gekomen. We hadden elke week een voordracht of debat en daarvoor konden we de meest diverse mensen samenbrengen: mensen uit het onderwijs evengoed als studenten en dokwerkers. Deze studiekring heeft een grote stuwkracht gegeven aan mijn vorming want om een voordracht te kunnen geven moest ge het probleem eerst instuderen.
Hoe stond u tegenover de Vlaamse aktie?
Ik ben altijd zeer scherp demokraat geweest en ik heb dat in effektieve bokspartijen scherp uitgevochten met de dinaso's. Dat ging scherp tegen scherp omdat ik van mening was - en heel mijn kring -, dat het verkeerd was de volledige demokratische rechten te geven aan hen, die de demokratie wilden vernietigen. Dat is een zeer scherpe strijd geweest vooral in het arrondissement Oostende-Diksmuide, waar er veel dinaso's waren en waar de beweging goed georganizeerd was. Ook tegen het V.N.V. heb ik sterke aktie gevoerd, wat trouwens in 1930 nog is uitgelopen op een debat in het Vlaams Huis te Gistel tussen Van Steenlandt, de leider van de Zwarte Brigade, en mij over het tema: Is het V.N.V. fascistisch of niet? Het was op dat ogenblik de vraag of de Vlaamse Beweging de stap naar het fascisme zou zetten. Er waren de twee tendensen: Herman Vos en Staf Declercq. Het is trouwens toen dat Vos en Firmin Mortier naar het socialisme zijn overgegaan.
Begrijp me nu goed: wij zijn altijd sterk vlaamsgezind geweest, al de jonge mensen van toen trouwens. We voelden dat talenprobleem zeer sterk aan als een soort klassenonderscheid dat men wilde maken. In Oostende voelden we
| |
| |
dat nog beter aan dan in de rest van West-Vlaanderen omdat de liberale en konservatieve katolieke bourgeoisie toen altijd Frans sprak. Alleen in de gemeenteraad sprak men Nederlands omdat het moest.
Dat zat er in Oostende zo diep in dat er op zeker ogenblik in de stad een zeer vooruitstrevende linkse intellektuele kring bestond, waar iedereen Frans sprak omdat ze het van huis uit zo hadden geleerd. In 1930 is daar grote diskussie over geweest in de partij maar wij in Oostende hebben elf juli gevierd in het volkshuis en de leeuwevlag hing tussen onze rode vlaggen op het spreekgestoelte.
U bent ook lid geweest van de gemeenteraad van Oostende. Zijn er uit die tijd markante dingen te signaleren?
We zaten toen in het kollege samen met de liberalen en hebben toen het maximum kunnen doen om het badpaleis te creëren, waar Oostende Termal is uitgekomen.
Ik heb toen wel enkele keren last gehad toen we met de planaktie bezig waren. Ik was voorstander van het plan en wij kregen de opdracht in de straten te gaan schilderen. Het kollege verbood dat schilderen op politiestraf omdat het seizoen begon. Ik heb dan de politie met een groep om de tuin kunnen leiden, terwijl een andere aan het schilderen was. De opdracht werd uitgevoerd tot grote verontwaardiging van de liberale en onze eigen schepenen!
Hiermee is het woord plan gevallen. U was er een overtuigd voorstander van?
Het plan van de rationalizatie heeft altijd een grote indruk op mij gemaakt. Ik had trouwens over dat tema het standaardwerk van Otto Bauer gelezen: Goede en verkeerde rationalizatie. Verder had ik ook speciaal het Taylor-stelsel bestudeerd. Wat het systeem van wetenschappelijke arbeidersverdeling is: iedere arbeider werkt met vermijding van
| |
| |
alle overbodige bewegingen volkomen automatisch, niets wordt aan zijn initiatief overgelaten. Ik las al wat verscheen over mens en machine omdat in mijn optiek het socialisme daar de oplossing moest vinden voor de gelijkheid van vertrek voor iedereen.
Ik was ook sterk beïnvloed door de Franse ekonomist Lucien Laurat en ook door Jacques Duboin, de man die in de krisis van 1929 de teorie verkondigde, dat de krisis ontstaan was door overvloed. Nog een ander die mij beïnvloedde was John Keynes met zijn fameus boek: De ekonomische gevolgen van de vrede.
Ik had vroeger al de basis van de ekonomie bestudeerd bij professor Raoul Miry, een grote meneer, die altijd geweigerd heeft doctoraat te doen, maar die een biezonder knap ekonomist was. Ik heb lange tijd samen met Robert van Vlaenderen, als we om elf uur van het toneel thuiskwamen, zijn kursussen geblokt tot twee, drie uur 's nachts. Het enige verschil was dat hij de volgende morgen kon uitslapen maar ik om acht uur op het dok moest zijn! Ik heb in die tijd zoveel koffie gedronken om wakker te blijven dat ik nu geen koffie meer kan zien!
Voor het plan er was, had ik de teorie verdedigd dat men de kapitalistische krisis kon vermijden door meer mechanizatie en rationalizatie in industrie en ekonomie in te voeren, maar ook door meer uitgebreide verdeling van het voortgebrachte.
Feitelijk was dat de basis van het plan: de rationele uitbouw van de ekonomie met de nodige strukturele hervormingen, met aan de basis de volle werkverschaffing en de medezeggenschap van de arbeiders in heel het ekonomisch gebeuren.
Ik zou zeggen: oef! Kunt u dat met een voorbeeld niet wat lichter maken?
Wij hoeven de fabriek niet af te breken, noch de techniek
| |
| |
te veranderen als de raad van beheer, die er alleen zit om de belangen van de kapitaalbezitters te verdedigen, vervangen wordt door mensen, die de kollektiviteit vertegenwoordigen: arbeiders en de kapitaalschieters samen. Dan zal de oriëntatie van dat bedrijf geheel anders zijn: men zal niet meer werken alleen om de tantièmes zo hoog mogelijk te maken, maar wel om het belang van het geheel te verbeteren, waarin de arbeider zich ingeschakeld voelt.
De rationalizatie zou ik aldus kunnen illustreren: in elke grote onderneming is er of door de patroon of door de technische groep een leiding, een koördinatie en een arbeidsverdeling. Opdat het geheel zou marcheren, is er een plan. In het gek ekonomische stelsel van vandaag wil men niet dat de diverse sektoren samenwerken, dat er innerlijk wordt gekoördineerd, dat b.v. de bouwnijverheid samenwerkt met de metaalnijverheid enz. Men wil vrijheid, anarchie, het individu mag doen wat hij wil. Indien in een fabriek elke afdeling zijn eigen zin mocht doen, dan liep het strop, maar zo gaat het in ons ekonomisch leven.
Aan het plan van Hendrik de Man hebt u dan wel krachtig meegewerkt.
Ik ben altijd zeer beïnvloed geweest door de werken van De Man: Psychologie van het socialisme, De socialistische idee, Arbeidsvreugde, Nationaal-socialisme en socialisme, het zijn alle stuk voor stuk goede boeken. Ik heb altijd spijt gehad dat De Man aan praktische politiek is gaan doen: hij had professor en denker moeten blijven. Maar dat zijn dingen die meer gebeuren: er is dat voorbeeld van die professor die een schitterend werk schreef over massapsychologie maar die ze in de praktijk niet kon toepassen!
De Man was veel te beïnvloedbaar en ook veel te hardnekkig maar hij heeft ontegensprekelijk in de socialistische beweging een bredere oriëntatie gebracht en ook meer
| |
| |
humanistische opvattingen. Daarmee doe ik niets af van de oudere teorie, die in die bepaalde periode de ekonomische gang moest volgen. De Man leefde al in een nieuwe.
Heeft dat plan resultaten gehad?
Ontegensprekelijk. B.v. bij het vormen van de nieuwe regering, die de banken heeft gescheiden, de spaarbanken van de andere banken. In die krisisjaren hadden alle banken het moeilijk en ze zouden er niet doorgekomen zijn als de regering niet had geholpen. Men heeft toen eerst de Bank van de Arbeid en een paar kleine banken laten springen om de andere grote te kunnen helpen. Er is dan ook onder invloed van het plan een nieuwe politiek van werkverschaffing gekomen. Elke keer dat er weer honderd arbeiders waren tewerkgesteld, tekende Hendrik de Man dat met krijt aan op een lei en liet zich zo fotograferen! Maar het was toch de eerste publieke interventie in ons ekonomisch leven. Men moet er ook rekening mee houden dat dit plan moest uitgewerkt worden in een moeilijke periode, toen Degrelle met zijn fascisme het hoofd opstak en verder toen vanaf 1938 alle inspanningen op de oorlog waren gericht.
In 1936 nam u de leiding van de Havenarbeidersbond in Antwerpen na een langdurige staking, waarin u een vooraanstaande rol hebt gespeeld?
Ik werd dat op 1 mei 1937 en wel op deze manier. Er was in Antwerpen een staking uitgebroken, die uitgelokt was door het dagblad De Dag. Vrijwel alle stakers lazen De Dag en zeer weinigen De Volksgazet. Tijdens een zware diskussie in het stakerskomitee liet ik gelden dat zolang de arbeiders De Dag zouden blijven lezen, er geen eind zou komen aan de staking. Er moest aan de arbeiders gezegd worden, dat dat moest gedaan zijn. Ik kreeg als antwoord: waarom zegt u het hun niet?
| |
| |
Ik had evenwel geen enkele funktie in Antwerpen, ik zat nog altijd in West-Vlaanderen. Er werd dan overeengekomen dat ik op een meeting in het Sportpaleis voor 16.000 arbeiders de groet uit West-Vlaanderen zou brengen. Ik heb in die ‘Groet’ de arbeiders er flink van langs gegeven, ik heb hun de les gespeld en gezegd wat niet goed was. In 't bijzonder verweet ik ze dat ze bijna allen een fascistisch dagblad lazen, dat mede aan de basis van de staking lag.
Die harde taal viel in goeie aarde. De arbeiders gingen naar 't bestuur en zeiden: wij moeten die hebben, die ons uitgekleed heeft. Die durft en dat is de man om met de patroons te gaan praten. Ik liep met dat voorstel niet zo op: het was een zeer belangrijke post en daarbij een moeilijke en delikate opdracht.
Ik aanvaardde toch op voorwaarde dat Filemon de Wit en Frans Dolens, de leiders in Antwerpen, naar Oostende zouden gaan zeggen waarom ik naar Antwerpen moest komen, want dat nieuws durfde ik zelf niet meedelen.
Dat is dan ook zo gebeurd maar niet volgens het voorziene plan. Op de dag van de vergadering was het café bomvol, maar geen mens wilde naar de zaal, waar de twee afgevaardigden zouden spreken: ze wilden die twee niet horen. Toen de twee afgevaardigden de zaal verlieten, trok al het volk met mij naar de zaal. Ze hadden voor mij een schilderij gekocht, een gezicht op Oostende, en ze wilden me dat geven maar daar mochten die van Antwerpen niet bij zijn!
Hoe is het dan in Antwerpen verlopen?
Ik vond daar een boel moeilijkheden. In het bestuur waren alle tendensen vertegenwoordigd: socialisten, drie soorten kommunisten, drie soorten trotskisten. De aktiviteit van het bestuur bestond erin te diskussiëren, brochures uit te geven en artikels te schrijven om de andere strekkingen
| |
| |
aan te vallen maar de reële zaken van de dokken bespreken deden ze niet. Ik ben dan eenvoudig begonnen met dat bestuur af te schaffen. Ik kreeg natuurlijk het verwijt dat ik dat recht niet had. Ik antwoordde: dat is zo, ge hebt gelijk. Maar ik moet het bestuur uitnodigen en als ik het niet doe, blijft het bestuur bestaan maar het komt niet bijeen. Ik heb dan een kern gevormd van 200 propagandisten, ernstige mensen die de belangen van de arbeiders behartigden. We hebben alle moeilijkheden overwonnen en de gezonde syndikalistische geest kunnen herstellen.
Dat is natuurlijk ook weer maar niet zo gegaan. Er waren daar heel wat ongezonde praktijken, die moesten afgeschaft worden, o.m. een ongezond systeem van een soort steekpenningen. Zo komt er mij op zekere dag een mannetje geld vragen, waarop hij helemaal geen recht had. Ik weiger zonder meer en het woedende kereltje zegt bedreigend als hij weggaat: we zullen mekaar wel vinden. Het ventje had drie broers die nogal invloed hadden aan de haven. Na enkele dagen breekt er zonder reden een staking uit bij wat wij noemen de minérailmannen, de ertsschippers dus. Meer dan zevenhonderd arbeiders kwamen voor het gebouw betogen. Ik ga buiten en zie daar dat manneke bij de stakers staan. Ik ga ernaar toe, pak hem vast, steek hem de lucht in en zeg tot de arbeiders: voor de vieze praktijken van dit manneke hier, gaat gij in staking! - De harde en klare taal haalde het weer maar daar is natuurlijk wel een beetje durf voor nodig.
Ik zou u in dat verband nog andere staaltjes kunnen vertellen. In de tijd van de krisis moesten de werklozen om zeven uur 's morgens gaan stempelen en om negen uur werden ze dan pas uitbetaald. Dat betekende dat 4000 man in de straat in onmogelijke kondities twee uur moesten wachten op hun geld. Ik heb kunnen regelen dat ze direkt na zeven uur hun geld konden krijgen. Maar toen ze nog om negen uur pas hun geld kregen, kwamen tegen elf uur
| |
| |
langs de uitgang de seigneurs binnen: de kampioenen van de catch, de boksers, de coureurs en die gingen met een nonchalant gebaar iedereen voor. Ik kon dat niet verteren en ik ging op die mannen toe om hun te zeggen dat dat moest gedaan zijn. Ik voelde mij tegenover die potige jongens nu ook niet zozeer op mijn gemak, al had ik in mijn strijd tegen de dinaso's wel goed leren vechten, maar ik rekende op al de wachtenden achter mij, die mij normaal gesproken moesten steunen.
De zware jongens zijn er niet meer doorgekomen. Het vraagt wel wat lef eer ge zo orde krijgt: het zijn brutale mensen maar in de grond zijn ze goed. Het was bij hen maar te halen met rechtvaardigheid: ze apprecieerden het dat er voor en door niemand een uitzondering werd gemaakt, dat iedereen op gelijke manier werd behandeld en dan kreegt ge het recht ook wat tegen hen te zeggen. Maar het is geen gemakkelijke periode geweest. Ge kreegt met alle soorten dingen moeilijkheden. Op zekere dag komt een afgevaardigde van de streek Booischot-Heist-opden-Berg en zegt: De kristelijken hebben een vlag gekregen, wij moeten er ook een hebben. Als ge ze niet geeft, dan gaan we over naar de kristelijken. Ik vraag hun: met hoeveel man zijt ge? Antwoord: tien. Ik zeg: als ge met 30 zijt, krijgt ge een vlag. Het heeft niet lang geduurd of ze waren met dertig.
Ik heb daar in die streek van Booischot trouwens veel gewerkt. Ik heb er ook eens met Ward Hermans een groot debat gehad over Vlaamse Beweging en Demokratie. We hadden daar ook zeer nauwe kontakten met het Boerenfront, met wie we goed samenwerkten. De oorlog heeft dat allemaal afgebroken.
*
De werkkamer van de gastheer is een gezellige kleine ruimte waar heel wat herinneringen zijn samengebracht. Het meest
| |
| |
opvallende is toch de hele kollektie schepen van allerlei makelij en nationaliteit, die in de kamer verspreid staan.
Aan de Kongoreizen herinneren maskers en vele sierlijke figuren en voorwerpen in hout.
In de boekenkast staan zowel boeken van algemene ontwikkeling als gespecializeerde werken over sociologie, ekonomie, letterkunde en geschiedenis. Een aparte plaats kreeg natuurlijk de mooie reeks Naessens-boeken!
Deze vaas werd gemaakt uit een klomp steenkool en ze komt uit Polen. Dit is een foto van Edo Fimmen, de sekretaris van de Internationale Transportarbeidersbond, en deze andere stelt een werk van James Ensor voor: De revolutie der vissers.
Op deze pentekening zien we de toneelmeester en schilder Hector Verhelst, zoals Medard Martens hem heeft gezien.
Achter de werktafel hangt een foto van vader Major in Spanje, samen met de bemanning van een schip dat ginder verzonk. De tekening erboven is het model van een vlag van de turnbeweging.
Ten slotte is er nog een beschuldigend aanplakbiljet door de liberalen verspreid, dat de verstandhouding Gust Cool-Louis Major bedoelt te hekelen: huwelijk tegen de natuur!
*
U was in mei 1940 nationaal sekretaris van het Algemeen Belgisch Vakverbond. Dat was op dat ogenblik een belangrijke funktie.
Die aanstelling gebeurde weer op 1 mei. Jef Rens en Fons Segier hadden het idee opgevat het vakverbond volgens de modernste metode te reorganizeren, dat wil zeggen voor een grotere centralizatie te zorgen met een meer losse vorm voor de beroepssekretarissen. Zij zijn mij komen overtuigen van de noodzaak heel het vakverbond om te vormen en zij meenden dat ik de aangewezen man was om de verantwoordelijke sekretaris van organizatie en propaganda
| |
| |
te zijn. Ik heb dat met weinig entoesiasme aanvaard want ik was veel liever in Antwerpen en Limburg gebleven. Ik moest het ook niet doen omwille van enig materieel voordeel want mijn wedde als nationaal sekretaris van het A.B.V.V. was kleiner dan die, die ik had bij de Transportarbeidersbond.
Die besprekingen hadden plaats in de mobilizatieperiode: ik was zeven maanden gemobilizeerd in Gent als telegrafist en werd daarna om ekonomische redenen gedemobilizeerd.
Ik werkte in die periode ook nauw samen met de antifascistische internationale beweging, die in Duitsland en Italië klandestiene propaganda maakte en ook enkele sabotages kon laten uitvoeren.
Op 9 mei, de dag dus voor de oorlog uitbrak, was ik nog samen met Jef Rens in St. Vith om er propagandamateriaal tegen de nazi's te bezorgen. Enkele ogenblikken nadat ik thuis was werd het vliegveld van Deurne gebombardeerd.
Op 10 mei heb ik dan eerst mee de dokumenten van het vakverbond verhuisd naar Koksijde, ben dan naar Vilvoorde gegaan waar ik was opgeroepen maar waar het zo een warboel was, dat er niets meer te doen viel. Ik ben dan terug naar Oostende gegaan en wilde vandaar met het vakverbond naar Frankrijk. Maar daar kwam het bericht dat niemand nog de wegen naar Frankrijk mocht gebruiken, omdat ze gereserveerd moesten worden voor de aftocht van het Franse leger. Daar de papieren van het vakverbond in geen geval in de handen van de Duitsers mochten vallen, moesten wij tot elke prijs wegraken. Daar ik in de streek zowel de gendarmes als de doeaniers goed kende, kon ik door een handigheidje het wachtwoord te weten komen - het was Simone-Anvers - en zo lag de weg naar Frankrijk open.
Na veel moeilijkheden kwamen we in Setle waar we onmiddellijk een réseau hebben gemaakt om technici over
| |
| |
Spanje en Portugal naar Engeland te brengen. Ik had ook samengewerkt in de antifascistische beweging met Hans Jahne, die in Frankrijk in een koncentratiekamp zat. We hebben die voor sigaretten kunnen doen vrijlaten en ook hij is naar Engeland kunnen vluchten.
Hoelang bent u in Frankrijk dan wel gebleven?
In oktober was ik er nog. Maar toen kwam het bericht dat de vakbeweging verdeeld was, dat er een vleugel duitsgezind was, dat de Vlamingen met een nieuwe richting meemarcheerden en de Walen niet. Het was overduidelijk dat er iemand van ons naar België terug moest om daar te vertellen wat er in Frankrijk gebeurde en wat de Amerikanen zouden doen. Ik heb dan een andere naam aangenomen om de demarkatielijn over te gaan en ik ben als chef-trein teruggekomen met in mijn trein zowel Joden als nonnen, echte slotzusters, die mij veel diensten hebben bewezen.
Was dat risico voor u niet erg groot?
Toen ik vertrok dacht ik nog dat de Duitsers onze réseau niet kenden. Maar ge moest inderdaad stapelzot zijn om terug te komen waar de weg naar Engeland zo openlag. Maar het scheen ons noodzakelijk de klandestiene beweging in België te organizeren met de vrienden van de Transportarbeidersbond. Dat was niet zo gemakkelijk want het vakverbond had een nieuwe leider, Vic Grauls, en zo gauw ik terug was, kwam die me opzoeken met het voorstel: we gaan u heel de oorlog door betalen, maar laat mij vrij handelen. Ik heb hem eenvoudig geantwoord dat ik niet te koop was.
De volgende dag al moest ik op de Dienststelle komen, waar ze alles wisten. Een van de twee Duitsers die me ondervroeg was van goede kompositie. Hij had begrip voor mijn situatie maar hij gaf me toch de raad met alle
| |
| |
aktiviteit op te houden met als argument: ge kunt toch niets veranderen aan de oorlog. In elk geval kreeg ik verbod me nog met het vakverbond te moeien en ik mocht ook geen enkel vaklokaal meer betreden.
We hebben toch voortgedaan en hebben o.m. vanaf het begin van 1941 elke maand De Werker uitgegeven samen met Ward Coens, die met de bevrijding gesneuveld is en ook met Jos van Eynde, Bert van Kerkhove, Ward Cassiers, Maurice de Queker en anderen. Dat blad werd gestencild en heeft grote invloed gehad. We hebben er onder meer een manifest tegen de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, het nieuwe-orde syndikaat, in gepubliceerd met een zeer eenvoudige maar duidelijke slogan: ‘Elke frank voor de UTMI is een frank voor de Duitsers’. Het gevolg is geweest dat de Unie nooit enkele duizenden arbeiders als lid heeft gehad, ook al hadden ze veel geld. We hadden verder ook nauw kontakt met de groep Leuven-Brussel, waarin Tielemans en Nic Bal zeer aktief waren, ook met Herman Vos, die van de eerste dag in de klandestiene beweging stond en dan ook nog met de klandestiene beweging in Luik, die al veel verder stond. Zo hebben we de beweging voor heel het land kunnen uitbouwen, al bleef zij het sterkst in Vlaanderen.
We zijn dan ook begonnen het programma en de organizatievorm voor na de oorlog uit te werken samen met verscheidene syndikalisten als Ward Coens, Reintjens, De Smet en anderen. Het manifest had als motto: ‘Met één vakverbond naar een nieuwe wereld’ en de verschillende punten waren:
1. | strijd tegen de onzekerheid van bestaan; |
2. | strijd tegen de nood; |
3. | recht op arbeid; |
4. | recht op medezeggenschap; |
5. | het geheel gebaseerd op de humanistische gedachte. |
We hebben tijdens de oorlog al geprobeerd een vakver- | |
| |
bond op te richten voor iedereen. We hebben daarover onderhandelingen gevoerd maar de kristelijken, die aanvankelijk akkoord gingen, wilden achteraf niet meer mee. Vanaf het einde van 1940 hadden wij al kontakt met de kristelijken, die niet in de UTMI waren, met mensen als Pauwels, Fafchamps, Bertinchamps.
Ook in uw eigen partij waren er moeilijkheden. Er was het geval Hendrik de Man. Hebt u De Man tijdens de oorlog nog ontmoet?
Jawel. Ze hadden me laten komen voor de vergadering van de socialistische vleugel van het nieuwe vakverbond maar ik wist niet dat het daarom ging. Daar heb ik De Man ontmoet, die me mee naar zijn bureau nam. Na vijf minuten was het natuurlijk totale ruzie. De Man verdedigde zijn stelling: de Duitsers hebben de oorlog gewonnen en we moeten daar rekening mee houden. In het nationaal-socialisme zit ook een stuk socialisme, ik heb kontakt gehad met vrienden uit Berlijn, die dat bevestigen. We moeten proberen van de arbeidersbeweging te redden, wat er te redden valt.
Ik weigerde op zijn voorstellen in te gaan en met onze beide karakters was het natuurlijk hoogoplopende ruzie. De Man gaf me dan de welgemeende raad: ‘Ge zult voorzichtig moeten zijn want als ge voortdoet, zult ge gauw achter de pinnekensdraad zitten’.
Ik heb hem na dat gesprek nooit meer gezien, hij heeft het trouwens ook niet lang volgehouden.
Onze terugkomst naar België was ook daarom belangrijk, dat veel mensen, die hier gebleven waren, een slecht gedacht hadden van hen die weg waren gegaan en toen we terug waren en de situatie hadden uitgelegd, was alles vlug opgeklaard.
Is het, na al wat is voorgevallen, voor een socialist niet
| |
| |
moeilijk een sereen oordeel uit te spreken over Hendrik
de Man.
Voor mij niet. We moeten in De Man twee facetten zien: de denker en de professor, en de praktische politicus. De denker heeft schitterende dingen geschreven, hij heeft ontegensprekelijk vernieuwing gebracht en zijn boek De socialistische idee is nog zeer leesbaar en aktueel, net als zijn geschriften over de rationalizatie. Maar die professor was geen mens om een partij te leiden of om een praktisch politicus te zijn. Hij was daarvoor te streng intellektueel en ook te streng van karakter. In alles wat hij deed, wilde hij de beste zijn. Hij leerde b.v. paardrijden en reed dan dagenlang tot hij het goed kende.
Onder de oorlog hebt u ook de ‘Arbeiderskeure’ mee opgesteld. Wat was dat en wat was de bedoeling ervan?
Onder leiding van Füss, de sekretaris-generaal van het ministerie van Arbeid, werden vertegenwoordigers van de patroons en de arbeiders in een komitee samengebracht om een soort projekt van sociaal akkoord op te maken voor na de oorlog. We hebben er maanden aan gewerkt en kwamen ook tot een overeenkomst om na de oorlog onmiddellijk het werk te hervatten zonder abnormale eisen te stellen. Als tegenprestatie hadden de patroons zich akkoord verklaard de sociale zekerheid, dus de ziekteverzekering, de pensioenen, de werkloosheid enz., wettelijk in te voeren. We hebben daar ook onderzocht op welke basis we zouden gaan werken voor loonsbepalingen en in deze besprekingen werd ook het syndikaal feit erkend en de syndikale afgevaardigde in de onderneming.
Dat was een goed akkoord. Na de oorlog heeft België onmiddellijk kunnen produceren. We hebben met de regering de loonpolitiek kunnen bepalen en die heeft ons samen met de geldmaatregelen van Gutt voor een scherpe inflatie
| |
| |
behoed. Wij hebben daarmee ook aan Achiel van Acker de gelegenheid gegeven om op 1 januari met de volmachten de sociale zekerheid te realizeren. In dit akkoord heeft niemand afstand gedaan van zijn principes maar iedereen heeft zich ingespannen om tot een praktische overeenkomst te komen, die nodig was voor het herstel na de oorlog.
In 1946 werd u volksvertegenwoordiger. U was toen 44 jaar. Is het voor een vakbondleider nuttig volksvertegenwoordiger te zijn?
Nuttig ja. Ik had er feitelijk nooit aan gedacht maar vrienden uit de klandestiene beweging wilden dat ik op de lijst kwam opdat zij die onder de oorlog hadden meegedaan, ook hun stem zouden kunnen laten horen.
Ik ben voor de kumulatie van de twee omdat vakbondmensen in het parlement een grote rol kunnen spelen, vooral op sociaal en ekonomisch gebied.
Dat wil nu weer niet zeggen dat alle vakbondmensen in het parlement of in de politieke groeperingen een meerderheid moeten vormen maar het is voor de vakbond ook belangrijk syndikalisten, die in de beweging staan, in het parlement te hebben. Dat is zo nuttig voor het parlement als voor de vakbeweging.
Ik wil daarbij nu wel toegeven dat de job van sekretaris-generaal en die van parlementslid samen zeer zwaar is en buitengewone inspanningen vergt.
In de oorlog hadden we het idee opgevat dat een van de sekretarissen van de vakbeweging lid zou zijn van het parlement, eventueel als gekoöpteerd senator, zoals dat al voor de oorlog was geschied. Ik moet hier echter onderstrepen dat in de oorlog al, zowel van politieke als van syndikale zijde, de kollektieve aansluiting van een vakbond bij de partij verworpen was. Elk lid van het vakverbond dat lid wil zijn van de partij, moet zich individueel aan- | |
| |
sluiten. Ik ben dus nooit gekozen omdat ik syndikalist was maar gewoon door de poll zoals elk lid van de partij.
U hebt heel wat wetsvoorstellen ingediend ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en sociale toestand van de werknemers. Welke zijn de belangrijkste?
De wet op de vergoeding van de arbeidsongevallen in België. Ik heb die samen met Fons Vranckx ingediend en ik mag zeggen dat het op dat stuk een van de beste wetsbepalingen is van de wereld.
Zeer belangrijk is ook het wetsvoorstel voor de inrichting van de arbeidsrechtbanken, dat nu in de Kamer besproken is en dat een totale ommekeer zal teweegbrengen in het arbeidsrecht. De wet zal de arbeidswetgeving niet meer erkennen als uitzondering op het burgerlijk recht, zoals het was, maar als zelfstandig recht met eigen rechtbanken op alle niveaus en met bijzitters, zoals nu in de werkrechtersraden.
Op 16 september nu bent u 15 jaar algemeen sekretaris van het A.B.V.V. en het F.Q.T.B. Het A.B.V.V. betekent zeer veel voor u. Wat is in deze tijd het doel van het vakverbond?
Dat doel blijft wat het was: de verdediging van de belangen van de arbeider op alle gebieden! Dat is allereerst de loon- en werkvoorwaarden. Dan de zekerheid van bestaan voor hem en zijn familie om ingeval van ziekte of ongeval de zekerheid van bestaan te hebben. Verder nog: medezeggenschap in het bedrijf, kulturele opvoeding, verdediging van vakantie en vrijetijdsbesteding. Dan ook: solidariteit met arbeiders uit andere landen, omdat bij het streven naar de verbetering van arbeidsvoorwaarden te veel het argument van de buitenlandse konkurrentie wordt gebruikt, de verdediging van de vrede in internationaal verband, de volle strijd voor de realizatie van de Europese
| |
| |
Gemeenschap. Als A.B.V.V. willen we een nieuwe maatschappij vormen waar de vrijheid en het recht op een andere manier zullen heersen, waar gewerkt zou worden voor de behoeftebevrediging van de mens en niet meer alleen uit winstbejag. Waar - en dat is mijn stokpaardje - volledige gelijkheid van vertrekpunt zou zijn. Ik heb daarover mijn eigen idee: het is in het belang van alle kinderen, dat alleen zij die aanleg hebben voortstuderen, ongeacht wat de ouders bezitten of niet bezitten. Alleen de begaafden zouden hogere studies mogen doen en de anderen zouden, volgens de aanleg die ze bezitten, in een andere richting worden gestuurd. Aangezien de technische arbeid niet langer meer als minderwaardig wordt beschouwd is dat te realizeren. Op dit ogenblik is het zo, dat voor hen die universiteit doen en van wie de ouders betalen, 60% van de kosten gedragen worden door de kollektiviteit. In zulk regime is het normaal dat de student betaalt.
Zou het mogelijk zijn dat ik in uw uiteenzettingen soms een kommunistisch geluid hoor?
Ik ben tegen alle diktatuur van waar ze ook komt, zowel van links als van rechts. Ik heb er altijd tegen gestreden en ik was ook altijd vijand nummer één van de kommunistische stelregels. In mijn maatschappij moet de vrijheid van elke persoon gewaarborgd zijn. Demokratisch socialisme heeft als basis de persoonlijke vrijheid en als struktuur: de leiding moet gekozen worden door de massa. Het zuiver algemeen stemrecht moet gegarandeerd blijven.
Was uw vechten tegen het Dinaso b.v. demokratisch?
Natuurlijk. Het Dinaso wilde met militaire macht het bewind omvergooien. Tegen zo een optreden kunt ge niet praten, daar moet ge handelen.
Wat u verdedigt zou ook kunnen in een andere vakbeweging. Waarom dan een socialistische vakbeweging?
| |
| |
Er zou maar één vakverbond moeten zijn in ons land en in alle landen, een vakverbond waarin de filozofische opvattingen volledig vrij moeten zijn en waarin, zoals het in Oostenrijk gebeurt, kontakten en binnengroeperingen mogen bestaan. Die eenheid zou de macht van de syndikale beweging nog aanzienlijk vergroten, hoewel ik moet zeggen dat de vakbeweging in ons land procentsgewijze een van de sterkste is ter wereld. Er zijn maar een paar landen waar het nog beter is o.a. in Zweden.
Wat scheidt de socialistische en kristelijke vakbeweging dan nog?
De historische groei. Vergeet niet dat er in het begin maar één vakbond bestond tot de katolieke partij, terwille van haar politieke invloed, een katolieke anti-socialistische vakbeweging heeft gesticht. Het was Carton de Wiart die daar speciaal de aandacht op heeft gevestigd. Er was tussen die twee bewegingen dan ook geen kontakt: de basis en de principes lagen volledig uit elkaar.
Maar sedert 1925-26 heeft de kristelijke anti-socialistische vakbeweging zich ontwikkeld tot een reële vakbeweging en dat is het werk van Pauwels en Gust Cool geweest. De toenadering zou nu gemakkelijker zijn maar ook geschiedkundig is elke vakbond vergroeid met de politieke beweging, de onze met de socialistische partij, de kristelijke met de katolieke. Een voorbeeld daarvan is de totale oppositie van de twee vakbewegingen in de koningsstrijd en de schoolstrijd. Maar wij hebben geleerd dat we tegenover patroons macht hebben als we eensgezind zijn, dat we in de paritaire kommissie dezelfde stellingen tegenover de patroons moeten verdedigen en dat we er alle belang bij hebben op sommige ogenblikken onze programma's van onmiddellijke uitvoering gezamenlijk voor de patroons en zelfs voor de regering te brengen. Dat is vaak gebeurd de laatste jaren. We kunnen spreken van een syndikaal
| |
| |
front tussen A.B.V.V. en A.C.V., tussen de sektoren van openbare diensten en in vele gevallen ook tussen andere sektoren.
Dat heeft meegebracht dat de vakbeweging een meer vrije positie heeft ingenomen, zelfs tegenover de politiek in het algemeen en de partijen in het biezonder. Een voorbeeld daarvan is de stelling van het A.C.V. tegen de volmachtwet, die door alle kristelijke demokraten werd goedgekeurd. De evolutie zou moeten gaan naar één vakbeweging en ik hoop dat de arbeiders hun eenheid zullen vinden en zullen fusioneren in een vrije vakbeweging, waarbij de mensen zich vrijelijk aansluiten.
Men zegt wel eens dat de vakbonden een nieuw vorm van kapitalisme zijn, ik bedoel dat zij nu de macht hebben die de kapitalisten bezaten en dat zij die macht eventueel ook naar willekeur kunnen gebruiken.
De vakbeweging kan alleen met het machtswapen werken. De staking is het enige machtsmiddel maar dan ook een middel dat zo weinig mogelijk moet gebruikt worden. Ik heb dat praktisch ondervonden, omdat ik er zoveel heb moeten doen. Maar het moet blijven bestaan omdat de grote massa van arbeiders, in gelijk welke samenleving, een middel moet hebben om zich te verdedigen. Wij zijn tegenover de patroons geen gelijke partners: wij kennen niet de kostprijs, niet de winst, hebben niets te zeggen, noch in de oriëntatie van het bedrijf, noch in de investeringen, hoewel ons bestaan ervan afhangt.
Om normaal te kunnen onderhandelen, om de twee kontraktanten in gelijke positie te stellen, hebben wij dat machtsmiddel nodig. Arbeid is een zeer speciale koopwaar en zonder vakbond, die de verkoper is van die arbeidskracht, staat de arbeider tegenover de patroon in een minderwaardige positie. We zouden het zo kunnen zeggen:
| |
| |
wij vechten voor zeggenschap in de bedrijven en in de ekonomie, omdat de goeie gang ook ons bestaan moet garanderen terwijl de patroons vechten voor privileges, die ze wensen te behouden. De vakbond moet nog altijd eisen en dat is altijd gemakkelijker als er spanning is op de arbeidsmarkt, als er mankracht nodig is. Wij moeten eisen zolang wij geen medezeggenschap krijgen.
Het is dus duidelijk een macht.
Een nuttige macht, die wat realizeert. Vergelijk maar eens met de bedienden: 40% van hen zijn niet georganizeerd terwijl de arbeiders voor 80% lid zijn van de vakbond. Vergeet dan ook niet dat de algemene vergadering de beslissingen treft. Als een vakbond niet meer voldoet, neemt de arbeider ontslag.
Dat is toch nog geen antwoord op een mogelijke willekeur.
Het kan gebeuren dat bepaalde groepen van arbeiders, die bepaalde posities innemen in het ekonomisch gebeuren en daarbij weinig talrijk zijn maar zonder wie de bedrijven niet kunnen werken, - b.v. de arbeiders van de elektrische centrales, de havenkapiteins, - van hun positie misbruik zouden willen maken. Maar dan zeggen wij als vakbond dat zij geen misbruik mogen maken van hun positie en dat zij geen te grote voordelen mogen krijgen vergeleken met de andere arbeiders. Maar aan de andere kant zeggen wij ook, dat indien in die sektoren niet alles gegeven wordt aan sociale voordelen, lonen, werkvoorwaarden enz., dat de opbrengst van die voordelen niet moet terechtkomen in de zak van de patroon maar dat in deze bedrijven de kostprijs moet verlaagd worden, zodat de voordelen ten goede komen aan de gehele gemeenschap en dus ook aan de arbeiders.
| |
| |
Men zegt nog dat de vakbonden rijk zijn?
Men moet een verschil maken tussen de stakerskas en het gewone bezit. De stakerskas is een strijdfonds en daarvoor moet zeer veel geld beschikbaar zijn of anders heeft het stakingswapen geen zin. Wij moeten kunnen betalen opdat de mensen niet door nood gedwongen zouden zijn te gaan werken; zo komt het dat, om de druk een beetje te versterken, we na vier weken een verhoogde dagelijkse vergoeding betalen. De stakingsvergoedingen zijn zeer hoog en als er staking is kost dat vele miljoenen aan de vakbond. De staking van 1960-61 heeft ons vele honderden miljoenen gekost aan vergoeding. Reken maar eens zelf uit wat 10.000 mensen tegen een paar honderd frank per dag kosten. De rijkdom van de vakbond zit in de stakerskas en de vakbond moet over veel geld, over een zekere likwiditeit kunnen beschikken omdat men bij staking direkt moet kunnen betalen. Dat heeft veel invloed op de houding van de patroons.
Administratief zijn de vakbonden niet rijk. We hebben zelfs moeilijkheden wat betreft de bestendige verhoging van de lonen, waar die niet altijd samengaat met de verhoging van de bijdragen.
Er is de laatste dertig, veertig jaar een grote evolutie geweest in de status van de arbeider. Hij heeft het materieel veel beter. Volgt zijn geestelijke evolutie deze verbeterde materiële toestand?
Ik zou er geen maat op durven zetten van min of meer. Met de verbetering van het onderwijs, met de verhoogde levensstandaard, met de verbeterde woningen, met de mogelijkheid zich goed te kleden is er geen onderscheid meer tussen arbeider en burger. De arbeiders gaan naar teater, koncert, bioskoop, een minderheid weliswaar maar dat is ook zo bij de burgerij. Er is radio en televisie en dat alles
| |
| |
heeft de arbeider zeker een hogere standing gegeven.
Als praktisch bewijs en voorbeeld kan ik het arbeidersvakantiecentrum ‘Zeezicht’ in Mariakerke citeren. Daar zijn in de vakantie de meest verscheidene mensen samen: intellektuelen, kunstenaars, direkteurs, gewone arbeiders. Bij de standing die de zaak heeft en bij het regime van stijlvolle bediening die er bestaat passen allen zich perfekt aan, zodat men geen onderscheid kan maken tussen de enen en de anderen.
Het is eens gebeurd dat de heer Corbet, die daar met vakantie was, me zei: Het is jammer dat de gewone arbeider hier niet op vakantie kan komen net als wij. Ik heb hem dan gezegd: Zie daar aan die tafel, dat zijn drie dokwerkers, dat is een metselaar, dat zijn timmerlieden. Hij moest toegeven dat er geen verschil was in standing. Zowel de opvoeding als de kulturele vorming zijn zeker veel verbeterd.
Het grote probleem is nu de vrijetijdsbesteding maar ook dat evolueert gunstig. Wij zien dat dokwerkers naar schone stukken natuur gaan voor hun vakantie, dat ze lessen volgen over ekonomie, dat ze boeken lezen en nieuwsgierig zijn om meer over een probleem te weten. De handicap van de arbeider ligt nog alleen in het feit dat zijn ouders hem geen studiemilieu en -richting kunnen geven, wat in bourgeoiskringen wel mogelijk is.
U bent een prominent in de Europese vakbeweging. Wat is het nut daarvan?
De samenbundeling van alle syndikale bewegingen om gezamenlijk de levensstandaard van de arbeider in de wereld te verbeteren. We willen de vakbonden in alle landen helpen uitbouwen, omdat de loonsvoorwaarden mee bepalend zijn voor de konkurrentie en omdat we solidair willen zijn met de minder ontwikkelde landen, die nog geen of een zwakke vakbeweging hebben. De vakbeweging voert ook strijd voor
| |
| |
de rechten van een volk bij de Verenigde Naties, ze komt tussen voor de verdediging van de vrede en de vrijheid van bepaalde landen, ze organizeert internationale solidariteitsbewegingen in momenten van strijd in het een of ander land. Zo kregen wij in 1960-61 bij de staking tegen de eenheidswet op enkele dagen tijd van onze zusterorganizaties een lening zonder intrest van meer dan honderd miljoen frank. Er bestaat daarvoor natuurlijk reciprociteit. Ook zorgt de vakbeweging ervoor dat, als er staking is in een land, het werk niet in een ander land gedaan wordt.
Ik ben ondervoorzitter van het wereldvakverbond. Na de oorlog hebben wij onder de druk van de Engelsen een groot eenheidswereldvakverbond willen maken voor alle arbeiders. De kristelijken hebben niet mee willen marcheren om bepaalde redenen, ook omdat dat wereldvakverbond onder de dominerende druk van de Russen stond. Na enkele tijd was de druk van de kommunisten zo sterk en werden er in het tijdschrift bestendig zoveel aanvallen gedaan op de andere vakbonden, dat die eenheid niet te houden was. Het was trouwens meer een zuiver eenzijdige politieke organizatie dan een vakverbond. Daarom moesten wij eruit treden. Ik heb daarover verslag uitgebracht en ik heb voorgesteld dat we uit dat wereldvakverbond zouden treden. Dat is ook gebeurd: de kleine landen en de niet-kommunistische landen zijn geen lid gebleven. Daarna is dan ontstaan het I.V.V.V., het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, waarvan niet alleen socialistische vakbonden deel uitmaken maar ook andere, zoals de kristelijke vakbeweging van Italië, de eenheidsvakbeweging van Duitsland, vakbonden uit Amerika, Azië, Australië, Afrika, bonden die zeker niet allemaal socialistisch zijn.
Dat is dan op wereldplan. Maar op Europees niveau?
Voor de landen van de Gemeenschappelijke Markt is er ook een speciale sekretaris om de belangen van de arbeiders
| |
| |
te verdedigen. De vakbeweging is altijd pro-Europa geweest. Ze heeft trouwens een grote rol gespeeld bij de vorming van de publieke opinie, zowel als bij het opstellen van de verdragen. Bij de laatste krisis van Europa in 1965 zijn de vakbonden resoluut achter de kommissie en achter de vijf landen gaan staan om de gedachte van Europa niet te laten varen. In de executieve van deze syndikale organizatie ben ik ondervoorzitter en in het I.V.V.V. ben ik de voorzitter van de financiële en organizatiekomitees.
U zetelt in veel raden of bent in het bestuur van vele organizaties, zowel in de raad van beheer van het Rode Kruis als in die van de Ekonomische Raad voor Vlaanderen. Doet u dat graag of is het uit noodzakelijkheid?
Men wil in al die verenigingen het A.B.V.V. vertegenwoordigd zien. In vele gevallen gaat een medewerker naar die vergaderingen, die ik niet alle kan bijwonen. Hij brengt er de gedachten van het A.B.V.V. naar voren en kan er ook beslissingen treffen. Aan sommige werk ik natuurlijk wel persoonlijk mee als b.v. de Belgische dienst voor de verbetering van de produktiviteit, waarvan ik trouwens voorzitter was.
Er is dan ook het Sociaal Ekonomisch Komitee van Europa, een van de drie instellingen van de Gemeenschappelijke Markt. Ik heb daarin acht jaar als voorzitter de arbeidersgroep geleid en was dan ook nog voorzitter van een paar sekties. Nu ben ik voor twee jaar algemeen voorzitter. Om de twee jaar heeft daar een afwisseling plaats: patroon, arbeider en wat wij de derde groep noemen, iemand van de landbouwkringen of een professor.
Dat is zeer belangrijk omdat het het officieel konsultatief organisme is, dat aan de kommissie en aan de ministerraad van Europa advies moet uitbrengen over de te nemen maatregelen, reglementen en beslissingen in verband met de
| |
| |
uitbouw van Europa zelf. Die kommissie telt honderden leden, verdeeld volgens nationaliteit, en ze vertegenwoordigen reëel de aktieve groepen op sociaal en ekonomisch gebied in hun landen. Het is een zeer zware job, die veel tijd vraagt maar het is interessant werk voor de overtuigde Europeër die ik ben, omdat men daar reëel kan meewerken aan de uitbouw van Europa zelf.
In de vakbeweging in Kongo hebt u ook een rol gespeeld.
Jawel, en dat is gebeurd op verzoek van de vakbeweging, die onder de oorlog in Kongo was uitgebouwd door blanken. Na onderzoek kwamen we tot de vaststelling dat in de ontwikkelingslanden een algemeen verbreide metode alleen tot persoonlijke resultaten kon komen. De beweging bracht enkele personen op bepaalde posten, minister of zelfs staatshoofd, en eens dat die personen zo ver waren, deden ze de vrijheid van de vakbond te niet. Het is een metode van de Amerikanen die enkele vooraanstaanden vormen.
Wij hebben een andere metode gebruikt, geïnspireerd door de manier van opvoeden van militanten en syndikalisten en komende van onze grootvaders: wij hebben lokale syndikale scholen opgericht waar zoveel mogelijk mensen een algemene maar vooral een syndikalistische vorming kregen. Dit heeft als gevolg gehad dat in Kongo, in tegenstelling met andere landen, tientallen min of meer ontwikkelde syndikalisten werden gevormd. Daaruit zijn reeds vooraanstaande mannen gegroeid als b.v. Adoela, de gewezen eerste-minister, die sekretaris was van onze afdeling in Leo. Maar dank zij de brede uitbouw van het kader is die syndikale beweging door de benoeming van Adoela en door die van een reeks van zijn kollega's tot minister of in andere grote funkties, niet onthoofd. Ook de kristelijke syndikaten hebben dat gedaan.
Wij zijn het die in 1952 van de Belgische regering de
| |
| |
syndikale vrijheid geëist hebben in Kongo, die we na veel moeite ook hebben verkregen. Het is een van de dingen, die ons veel voldoening hebben geschonken. Ik heb er in Kongo de bijnaam ‘Monsieur Liberté Syndicale’ door gekregen en ik heb op die naam uit Kongo vele brieven gekregen met vijf frank erin. Ik had namelijk aan de Kongolezen gezegd: eerst uw syndikale bijdrage betalen en dan doet de vakbond iets voor u.
Dat is anders geen gemakkelijke realizatie geweest. In 1952 hebben blanke kolonialisten het plan gesmeed mij te vermoorden omdat wij aan de zwarten vrijheden wilden geven, die zij onduldbaar achtten. Het is alleen te danken aan de scherpe tussenkomst van de autoriteiten dat dit voorkomen werd.
Welke zijn de mooiste realizaties geweest in uw leven?
Laat me nu nadenken. Over het algemeen genomen de verbetering van de levensstandaard van de arbeiders, waarvoor we broksgewijs iets hebben kunnen doen: de werkloosheid b.v., de arbeidsongevallen, de invoering van de 40-uren-arbeidsweek op de dokken in Antwerpen na de staking van 1936.
Een realizatie die mij zeer na aan het hart ligt, is die van het grote vakantietehuis van het A.B.V.V., ‘Zeezicht’ in Mariakerke. Het was mijn bedoeling aan te tonen hoe volgens ons een modern vakantiehuis dient opgevat om onze arbeiders vakantie te bezorgen tegen een goedkope prijs maar met moderne verzorging. Het was een oude droom van mij want ik had de herinnering aan mijn jeugd, toen ik als kleine jongen aan de deur van de grote hotels stond te kijken en dan weggejaagd werd. Ik heb er lang van gedroomd ook voor onze arbeiders op de zeedijk zo een mooi hotel te bouwen en ik ben gelukkig dat ik die gelegenheid heb gekregen. Wij hebben maar één moeilijkheid en dat zijn de klachten omdat we aan de vraag niet
| |
| |
kunnen voldoen. Dat tehuis is een kombinatie van een hotel en een restaurant, vlak aan het strand, waar men kan zwemmen onder bewaking, waar er vergaderzalen zijn, jeugdzalen, een ijssalon, kamers, douches, noem maar op.
Buiten het seizoen kunnen we daar honderden ouden van dagen herbergen en ze er goed verzorgen en het is voor mij een grote voldoening dat die mensen, die vroeger geen vakantie hebben gekregen, er daar nu een kunnen krijgen. In de winter worden daar verder ook studieweekends ingericht, er zijn klassen met didaktisch materiaal, alles waarvan ik ooit gedroomd heb. Daarbij komt nog dat heel deze onderneming zichzelf kan bedruipen ook al is alles er eerste klas.
Veel voldoening heb ik ook aan de turnbeweging van de gouw Antwerpen, waarvan ik voorzitter ben. Ik heb altijd mijn interesse voor de jeugdbeweging behouden. Wij hebben meer dan 7000 effektieve turners en ook de kampioenenploeg van België. Heel deze beweging steunt op een zeer groot kader van technische leiders, die allemaal kosteloos meewerken. De waarde van deze beweging, zowel voor de individuele karaktervorming als voor de kollektieve opvoeding, is niet te schatten.
Er is dan ook het Sana Mik, dat gesticht werd door de vereniging Heropbeuring waarvan ik voorzitter ben. Het sanatorium bevindt zich in St.-Job-in-'t-Goor en biedt plaats aan 200 zieken. Het wordt beschouwd als een model in zijn genre zowel om de buitengewoon goede geneeskundige behandeling als om de goede verzorging. Er bestaat een vereniging van de vrienden van Mik, die meer dan 2500 leden telt en die elk jaar door het geven van feesten en andere aktiviteiten bijna een miljoen samenbrengt om de verzorging van de zieken op het hoogste peil te brengen.
Een van de verwezenlijkingen waarop ik het fierst ben, is de realizatie van de arbeidsrechtbanken, waardoor het arbeidsrecht als een volwaardig recht erkend is. Ik was
| |
| |
daarvan overtuigd van vóór de oorlog. Tijdens de oorlog zijn wij met een kleine ploeg daaraan beginnen werken. Cyriel de Swaef was daarbij, Jan Framey, Coesens. Na de oorlog heb ik de oprichting telkens weer als wetsvoorstel ingediend. Nu is de gerechtelijke hervorming volledig gerealizeerd. Wij staan daardoor ver vooraan op dit gebied. Deze realizatie - arbeidsrecht als een recht op zichzelf instellen en daarbij speciale rechtbanken oprichten die evenwaardig zijn en wel op elk niveau - is zeker een omwenteling in het recht. Wij hebben daarvoor zeer lang en soms in zeer moeilijke omstandigheden moeten strijden maar de vakbeweging heeft volledige resultaten geboekt.
Een leven als dat van u moet ook harde momenten gekend hebben. Welke zijn de hardste geweest?
De nacht dat vader verdronk; we hadden geen nieuws van hem, we verwachtten hem gedurig, iedere stap in de straat gaf de hoop dat hij het zou zijn en iedere wegstervende stap maakte ons wanhopig. Dat is een verschrikkelijke nacht geweest.
Dan zijn er ook moeilijke ogenblikken geweest in de weerstand, b.v. toen ik door de Belgische politie werd aangehouden en aan de Duitsers werd overgeleverd. Dat was in 1942 en ik ben daar gelukkig uitgesparteld.
Lastig is ook de tijd geweest van de wilde stakingen, vooral die van 1957, die we niet erkend hebben: 16.000 dokwerkers drie weken lang niet betalen, in hun eigen belang en met de stilzwijgende goedkeuring van de meerderheid.
Dan is er ook het uitbreken geweest van de tweede wereldoorlog, die een ramp werd.
U bent nooit minister geweest. Zou een specialist van de vakbond geen uitstekend minister zijn?
Ik heb dat altijd geweigerd omdat de syndikale beweging
| |
| |
even belangrijk is als een ministerschap. Maar wij hebben wel met diverse ministers samengewerkt. De vakbeweging kan ook meewerken zonder te eisen, als het algemeen belang dat vraagt. Wij hebben vaak onze verantwoordelijkheid genomen om eisen, die overdreven waren of die de ekonomie van het land niet zou kunnen dragen, te doen achteruitstellen tot ze ekonomisch en sociaal mogelijk waren. Dat is niet altijd gemakkelijk.
Indien u morgen volmacht kreeg om België uit te bouwen naar uw zin, wat zou u doen?
Het parlementair demokratisch regime met zuiver algemeen stemrecht behouden. Dat is en moet de opperste macht zijn. Dan zou ik de ekonomie zo organizeren, dat de medezeggenschap van de arbeiders en de verantwoordelijkheid van de bedrijfsleiders zouden gekoppeld zijn aan dienst van het algemeen belang, - dat betekent dat elkeen volledig op de hoogte zou zijn van de feiten, kennis zou hebben van de winsten en de kostprijs en zijn oordeel zou kunnen geven over de investeringen van de toekomst.
Ik zou het land industrieel zo uitbouwen, dat de arbeidsverdeling samen met de koördinatie en de specializatie zou gericht worden op een maximum aan produktiviteit en een minimum voor de prijzen, en daarbij zou aan elkeen die tussenkomt in het produktieproces een rechtmatig deel toegekend worden.
Ik zou een biezonder rationeel verdelingsstelsel uitbouwen, zo degelijk en zo goedkoop mogelijk, voor de bevrediging van de verbruiker met inachtneming van zijn vrije keuze.
Ik zou het geheel doen werken in wat wij in het begin noemden een stelsel van behoeftebevrediging van de mensen, waarin elkeen naargelang van zijn werkkracht, zijn kapaciteit, zijn dynamisme zou vergoed worden voor het geleverde werk.
| |
| |
En dat alles in afwachting dat we een vrije demokratische socialistische maatschappij zouden kunnen oprichten samen met de andere landen.
Uitzending: 6 april 1967.
|
|