| |
| |
| |
Gerard Baksteen
Goudbloemlaan 1, Schilde
In de ‘Ten huize van Dirk Baksteen’ kon u horen welke belangrijke rol de schilder Jakob Smits gespeeld heeft, zowel in het leven van Dirk als van zijn broer Gerard. Eer we vandaag even gaan praten met Gerard Baksteen, stellen wij u voor eerst een kleine omweg te maken over Achterbos, het gehucht van de gemeente Mol waar Jakob Smits 39 jaar heeft geleefd en gewerkt, en meteen ook even nader kennis te maken met Jakob Smits zelf.
Jakob Smits was 34 jaar oud toen hij zich in Achterbos vestigde, een gehucht dat toen een van de meest troosteloze en verlaten oorden van de Kempen was.
Evenals de broers Baksteen was hij Rotterdammer van geboorte. Hij studeert aldaar eerst aan de akademie maar zijn onrust doet hem het vaderland verlaten. Hij verblijft een tijd in Brussel en gaat dan zijn studies voortzetten in München, Wenen en Rome. Terug in Amsterdam huwt hij een rijke Friese nicht en begint het bestaan van een eerzaam burger. Maar algauw wordt de onrust weer wakker en hij gaat nu zwerven door de Hollandse gewesten: Bla- | |
| |
ricum, Laren en dan Drente, waar de schilder Neuhuys hem spreekt over de Vlaamse Kempen. Deze streek is voor hem een veropenbaring, de eenzaamheid een echo van zijn eigen onrust en in deze woestenij vindt hij zichzelf.
In 1888 vestigt hij zich definitief in Achterbos en hetzelfde jaar trouwt hij met Malvina de Deyn, de dochter van een Brussels advokaat, die uit liefde voor hem een armoedig bestaan aanvaardde.
Hij betrekt een armoedig Kempens boerderijtje, dat hij geleidelijk tot een behoorlijk landhuis omvormt en waaraan hij de naam Malvinahof geeft. Van Malvina, de zachtste der vrouwen, die na de dood van haar vijfde kindje zelf sterft, heeft Smits onvergetelijke portretten gemaakt. Het is de eerste periode van zijn groter werk waarvan vooral de kleine olieverfschilderijen waardevol zijn, zoals het portret van zijn zoontje Kobeke en dit van zijn zoontje Bobby.
Zijn tweede belangrijke periode begint in 1901, na zijn huwelijk met de jonge Antwerpse Josine van Cauteren, die even blijmoedig als Malvina het armelijk bestaan aanvaardt. Smits schilderde haar in het Bruidje, een schilderij waaraan hij van 1902 tot 1920 bezig bleef.
Dezelfde onderwerpen komen steeds weer in zijn werk voor: een Kempens boereninterieur, moeder en kind, het gezin aan tafel, het schraal Kempens landschap met een ontzaglijke hemel erboven. Het is dit werk dat Prosper de Troyer Smits in 1914 de Streuvels der Kempen deed noemen.
Het eenvoudig geloof van de Kempenaar brengt Smits in verband met het evangelie en aan de voorstelling van het boerenleven geeft hij een bijbelse inslag.
Bekend is zijn Symbool der Kempen, een transpositie van de Emmaüsgangers. De drie boeren aan tafel bij hun karig maal zijn niet verwonderd dat Kristus bij hen zit, omdat wanneer zij het gebed voor het eten uitspreken, Kristus in hun eenvoudige ziel aanwezig is. Een gelijkaardig tableau dat op details na hetzelfde is, heet trouwens De Emmaüs- | |
| |
gangers.
Eenzelfde godsdienstige en menselijke gevoeligheid spreekt uit Mater Amabilis: een boerin op klompen en haar kind spelend met een lam, dat een symbool is. De behandeling herinnert aan het Maria-en-Kind-tema der renaissance.
Door zijn expressieve kracht sluit Smits aan bij onze primitieven en ook bij hem lopen de bijbelse en de folkloristische elementen door mekaar. Toch gebruikt hij geen archaïserende procédés om het tema van de Piëta in die hoge sfeer te plaatsen, waarin Rogier van der Weyden ze had verheven. In de Gekruisigde treft weer die vermenging van het menselijke en godsdienstige: Kristus sterft, een moeder rouwt en Belgische gendarmes houden de meewarige boeren op afstand. Ook in De Aanbidding der Koningen in een ruime Kempense schuur vindt men deze elementen weer evenals in De overspelige vrouw en Kristus onder de mensen.
Maar steeds meer is het Smits erom te doen het schilderachtige detail te verwaarlozen en alleen de essentie te bewaren, die door een rembrandtiek spel van donker en licht wordt weergegeven. De meest banale onderwerpen sublimeert hij en het anekdotische weet hij zo te verruimen, dat het tema buiten de tijd komt te staan.
Verder spreekt uit zijn werk als uit zijn leven een groot medegevoel voor de eenvoudige man. De Vader van de veroordeelde is het getrouw portret van een boer uit Achterbos, die zijn verdriet aan Smits had toevertrouwd.
Tijdens de oorlog 1914-1918 heeft Smits zijn penselen opgeborgen en vier jaar lang heeft hij zich uitsluitend beziggehouden met de plaatselijke ravitaillering der bevolking en met sociaal hulpbetoon.
Daarna komt dan zijn derde periode en ook zijn imposantste werk, waarin hij eindelijk het probleem van het licht voor zichzelf heeft opgelost. Donker en licht voeren er een strijd maar het licht van de innerlijke zekerheid zindert in de lucht.
| |
| |
Dit is de periode van de Aardappeloogst, van Niemandsland, van Wapenstilstand, van Dood te paard, Molen, Josine, Zittend kind, De wandelaars, Rozen.
Aan het probleem van het licht bij Jakob Smits hebben de kunstcritici vaak een verschillende uitleg gegeven, evenals trouwens aan de schorsachtige ruigheid van zijn doeken. U hoorde Dirk Baksteen erover vertellen.
In die tijd werd Jakob Smits steeds maar veeleisender en soms zelfs peuterig wat als gevolg heeft dat hij soms jaren nodig heeft om een doek af te werken. Over deze minutieuze bezorgdheid heeft Roger Avermaete ons vroeger gesproken.
Wie nu in Achterbos komt, vindt er niet meer de verlaten eenzaamheid uit de tijd van Smits, hoewel sommige karakteristieke elementen gebleven zijn.
De zandweg van Smits is een brede straat geworden. Van zijn landelijke woonst staat er nog de helft, maar in het huis zelf is er vrijwel niets van hem overgebleven. Het atelier boven is nu de zolder, met nog dezelfde ramen die zo een grote rol speelden in zijn interpretatie van het licht. Alleen is er van hem nog een blad met aan beide zijden tekeningen, die de huidige bewoonster met zorg bewaart. De vrome grootmoeder bij de kachel in de keuken is een vrouw die Jakob Smits zeker lief zou zijn geweest.
Tegenover het huis is nog het ongeschonden landschap uit de tijd van Jakob Smits, en langs dezelfde weg staat nog een autentieke oude schuur, die nog steeds gebruikt wordt. Het is dit soort schuren dat Dirk Baksteen de naam veteranen heeft gegeven.
Verder staan langs de wegen nog de vrome kapelletjes, die in de mei gepint worden, of de oude Kristus, waarvan niemand nog weet hoelang hij er staat. En dan zijn er ook de mensen, dezelfde eenvoudige en goede mensen.
‘Het atoom heeft hier alles veranderd,’ zeggen de mensen hier. Maar toch zijn er hier en daar nog ongeschon- | |
| |
den gezichten, zelfs bij de Mariahoeve, waar Dirk Baksteen jaren heeft gewerkt en uitgezien op dit landschap. En verder is er de eeuwige natuur, die Jakob Smits heeft gezien en geïnspireerd.
Op het kerkhof bevindt zich het graf van Jakob Smits die er rust tussen zijn vader en zijn derde vrouw. Op de zerk staat van Georges Minne een prachtig moederschap, symbool van de eeuwige moederliefde, die Smits zo vaak heeft verheerlijkt. Hier vond de geniale opstandeling dan rust en eindigde de lange moeizame worsteling om het materiële leven uit te beelden in eeuwige symbolen.
Het was door toedoen van Jakob Smits dat de broers Dirk en Gerard Baksteen eveneens uit Nederland naar Vlaanderen kwamen.
Op het einde van ons bezoek ten huize van Dirk Baksteen was het onze bedoeling ook nog even nader kennis te maken met Gerard. We zijn er toen niet mee klaargekomen en daarom maken we vandaag even de tijd voor deze ontmoeting.
*
Om te schilderen, gaat Gerard Baksteen elke dag naar Schilde waar hij in nummer een van de Goudbloemlaan zijn atelier heeft bewaard in het huis, waar hij vroeger woonde en dat hij in 1930 naar eigen inzicht heeft ontworpen. Men moet poëtische berken voorbij om bij de ingang terzijde van het huis te komen. Men komt in het atelier van Gerard niet zo makkelijk binnen. De gastheer doet maar aarzelend de deur open en zegt al bij voorbaat dat hij niets heeft om te laten zien of dat het de moeite niet waard is.
Binnen is er niet zoveel ruimte maar er heerst de gezellige, ordeloze, artistieke sfeer die een kunstenaar gelukkig maakt. Het centrum wordt natuurlijk ingenomen door twee schildersezels, waarop de doeken staan waaraan Gerard
| |
| |
Baksteen nu werkt: een vrouwenportret en een kleurig bloemenstuk met zonnebloemen, penselen en een Lieve-Vrouwebeeldje, dat werkelijk in het atelier staat: het is een werk van Karel Lateur, de broer van Stijn Streuvels. Het oude pistool wijst niet op een krijgshaftigheid bij de kunstenaar, maar is eenvoudig een herinnering aan zijn vader.
Dit dodenmasker is van dr. Jules Grietens en dit is een studie voor een Kristus. Weer bloemen op dit stilleven: aronskelken, lelies en seringen. Ook portretten natuurlijk: een blonde meisjeskop en een baby, de kleinzoon Wouter. Het kan niet anders of ook hier is Jakob Smits aanwezig. Hier is het zijn foto, daar zijn werk: een autentieke ets Moeder bij wieg, in een Kempense huiskamer. Jakob Smits gebruikte deze ets als inpakpapier om aan Gerard een boek te zenden! Nog van Smits is dit portret van zijn zoon Bobby.
Gerard Baksteen tracht zichzelf af en toe te ontleden: dit is een zelfportret van 1910, uit zijn Rotterdamse tijd nog; deze zelfstudie met alpenmuts dateert van 1951, evenals dit zelfportret met hoed en palet.
Ook Prosper de Troyer hangt er met een zelfportret. Verder dan weer bloemen: papavers en irissen, sierpompoenen en een stilleven met groente, prei en worteltjes.
Uit de zomer van de kennismaking met Jakob Smits dateert een zelfportret van Gerard Baksteen en ook een Kempens stilleven: een boerenstoeltje, met hoed en klompen op de grond, die suggereren dat de man juist is weggegaan. - helemaal in de trant van Smits.
*
Hebt u lang onder Smits' invloed doorgewerkt?
Nee, ik ben geleidelijk aan zijn trant ontsnapt. Ik ben ook een tijdlang uit zijn omgeving weg geweest: door oorlogsomstandigheden ben ik in 1914 weer naar Holland gegaan
| |
| |
waar ik dan zwaar ziek ben geworden, pleuritis. Om gezondheidsredenen ben ik me dan op het eiland IJsselmonde gaan vestigen, waar ik de schilder Dirk Nijland heb ontmoet. Belangrijke dingen heb ik toen niet gemaakt: dat stilleven met sierpompoenen is uit die tijd.
*
Dirk Baksteen:
Nu moet ik er toch bijzeggen dat Jakob Smits zo voor Gerard was, dat hij kort voor zijn overlijden het verlangen uitdrukte, dat Gerard hem bij zijn dood zou afleggen en omkleden met zijn schildersjasje. Door omstandigheden is dat helaas niet gebeurd.
Na de oorlog was er hier in Vlaanderen in artistiek opzicht heel wat veranderd?
Ja, onder de invloed van Van Ostaijen, Joostens, de twee Jespersen was de opvatting van de jongeren fel veranderd. Maar ze heeft mij toch niet beïnvloed. Ik ben mijn weg alleen gegaan, zoals ik altijd een beetje gedaan heb. Ik ben trouwens pas in 1922 weer naar Vlaanderen gekomen en heb dan een hoevetje gekocht in Zoersel, waar ik zes jaar gewerkt heb.
U bent toch lid geweest van de groep kunstenaars ‘Moderne kunst’?
Op verzoek van Ernest Albert ben ik daar lid van geworden maar dat was later, in 1933. Vroeger had ik al mijn eerste expositie gehad in Als ick kan, op verzoek dan weer van Albert de Roover. Dat was in 1928. Ary Delen heeft aan de kring Moderne Kunst een interessant boek gewijd.
*
In het boek van Ary Delen staan enkele werken gereprodu- | |
| |
ceerd uit deze periode: allereerst een Zelfportret, dat zich nog in het atelier bevindt. Dan Bloemen, portret van een zwak meisje, portret van een prelaat. Deze verrukkelijke prille Lente en ook dit subtiele, poëtische stilleven Bruidsboeket, dat zich in het Koninklijk Museum te Antwerpen bevindt.
*
Buiten het portret zijn uw geliefde tema's bloemen en stillevens?
Een kunstenaar kiest niet. Ik heb daar nu eenmaal een voorkeur voor. De bloemen zijn er wel gekomen toen ik te Zoersel woonde. Ik had daar een halve hektaar heidegrond, die ik omgespit heb en tot tuin heb omgewerkt. Dan heb ik er aardappelen en groenten gekweekt maar vooral toch bloemen.
In de behandeling van deze tema's bent u afzijdig gebleven van de stromingen in de schilderkunst, die men modern noemt.
Dat zijn modeverschijnselen en die laten me helemaal koud. Ik werk zoals ik geaard ben en ik werk heel langzaam. En ik weet ook dat mijn werk beperkt is.
*
In zijn bloemstukken schildert de kunstenaar vaak helderwitte ruimten, waarin de schittering van de bloemenkleuren werkt als vuurwerk. Elk doek is precieus en kraaknet en getuigt altijd van een gevoelige voornaamheid.
De betreurde dichteres Blanka Gijselen had een grote sympatie voor Gerard Baksteen en ze typeerde hem prachtig in dit gedicht:
| |
| |
Gewikt, geproefd, gewogen,
heb je het leven, vriend,
Maar 'k lees het in je ogen
dat bloemen, wolken, bomen
en reist voorbij de tijd...
voor ons, mijn oude vriend,
want wij zijn soms zo blind.
*
Meneer Baksteen, vooral uw portretten zijn bekend. Wanneer bent u daarmee begonnen?
Mijn eerste portret was dat van mijn dochtertje Lena en ik begon daaraan puur uit liefde voor het kind. Ik probeerde en ondervond dat het me lag. Trouwens, het leven van de bloemen en het leven van het kind hangen nauw samen.
Wat trekt u aan in het portret?
De mens, waarvan ik het innerlijke tracht bloot te leggen. Ik probeer steeds het meest essentiële van het individu te doen doorbreken en het portret te doen leven. Ik zou geen portret kunnen of willen maken in de trant van Walter Vaes b.v. en ik heb mij nooit iets gelegen gelaten aan een of ander isme.
Moeten uw modellen poseren?
Ja, in die zin dat ik met het ‘model’ ga praten en dan ondertussen schetsen maak. Het model mag echter niet stilzitten
| |
| |
maar moet zich zo natuurlijk mogelijk voordoen. Het vraagt zowat vier à vijf zittingen.
U bent de specialist in het portretteren van de Kempense schrijvers. Hoeveel hebt u er al in portret gezet?
Precies weet ik het niet maar het idee is van Emiel van Hemeldonck en van de Bond der Kempense schrijvers.
*
Deze reeks Kempense schrijvers is intussen een hele galerij geworden, die niet volledig voor te stellen is. Uit de kronologische volgorde pikken wij uit: E.H. Joz de Voght, die de eerste was, dr. Uytterhoeven, Lode Monteyne, dr. Remi Sterkens, Vital Celen en mevrouw, dr. Jan van Gorp, Emiel van Hemeldonck, Fred Bogaerts, Ernest Claes, Pater Van Gestel, Jef Goossenaerts, Floris van der Mueren, Pater Nuyens, Kan. Vyverman, en het laatst: oud-minister Verbist.
*
U bent niet alleen schilder, u bent ook houtsnijder. En dat bent u later geworden?
Dat moet in 1925 of 26 begonnen zijn. Dat is gekomen doordat ik zin had om te illustreren en ik vond dat ik dat in houtsnede moest doen. De aanvechting kwam door het zien van het werk van Masereel bij wie, zoals ge weet, het zwart overheerst. Ik heb het juist omgekeerd willen doen door aan het wit de voorrang te geven. Ik had in Holland Dirk Nijland aan het houtsnijwerk gezien en ik heb dan op mijn eigen houtje geprobeerd het te leren. Het is zeer moeizaam werk om de lijn te krijgen en de soepele kanten die men wenst.
| |
| |
Wat waren de eerste tema's?
Tien houtsneden naar de Berechting van Guido Gezelle.
*
Louis Lebeer, die dit weelderig album inleidt, wijst erop dat zowel Guido Gezelle als Gerard Baksteen de diepe poëzie van het leven in de natuur bezingen en dat ze in alle menselijk gebeuren naar God speuren.
Gerard Baksteen maakte ook nog een map houtsneden over Lodewijk de Koninck, de vermaarde dichter van het heldendicht Het mensdom verlost. Hierin komen o.m. voor De Verlosser, Sanctus, Sint-Franciscus en De Slag der Gulden Sporen, een prent die op 11 juli 1930 op de eerste bladzijde van De Volksgazet verscheen. Later sneed hij dezelfde plaat op groot formaat.
Voor sommige van zijn houtsneden heeft Gerard Baksteen wel naar de Japanners gekeken. Het zo vaak behandelde tema van de Boodschap heeft hij verrukkelijk vernieuwd: de engel is voor hem een leeuwerik. Even mooi is De Geboorte met het rustige evenwicht en de nobele lijn. In dezelfde sfeer ligt O.L. Vrouw met Kind. Andere onderwerpen, aan de bijbel ontleend, zijn: Adam en Eva en De barmhartige Samaritaan. Nog een voorbeeld van zijn uiterst lineaire behandeling van de houtsnede is De oude molen, een syntese van het molenaarsbedrijf met als vertrekpunt de molen die vroeger in Schilde stond. Op verzoek van Stijn Streuvels heeft Gerard Baksteen ook Prutskes Vertelselboek geïllustreerd met mooie kleurdrukken. Ook bij de Kerstvertellingen van Antoon Coolen maakte hij illustraties.
Uitzending: 19 december 1963.
|
|