| |
| |
| |
Karel Aubroeck
Landhuis ‘De Uil’, Fonteinstraat 9, Temse
Uw huis is wel een imposant complex, meneer Aubroeck. Wanneer werd het gebouwd?
Daar werd 20 jaar aan gewerkt. Het is gegroeid met mijn leven. In 1924 heb ik eerst dat klein centraal gedeelte daar gebouwd. Maar ik had steeds meer plaats nodig en zo ben ik blijven bijbouwen tot in 1938. Toen de grote bestellingen kwamen, moesten er ateliers bijkomen. Ik heb er zo een moeten bijbouwen voor het IJzermonument en een voor het Koning-Albertmonument. Dat is dat gedeelte daar. Dat heeft heel wat werk gekost, vooral daar ik het grootste deel zelf heb gedaan: gemetseld, beton gegoten enz. Nu is het woonhuis mij te groot geworden en mijn getrouwde dochter bewoont er een gedeelte van.
U schept niet alleen grote en krachtige beelden, u bouwt ook huizen naar dat formaat. Waarom heet uw landhuis ‘De Uil’? Heeft dat iets met de wijsheid te maken?
Helaas nee. Deze wijk hier heet ‘De Uil’. In mijn voordeur
| |
| |
heb ik geprobeerd al de karakteristieken van mijn direkte omgeving uit te beelden. Kom eens kijken. Zie, hier hebt ge de uil. Maar de straat heet Fonteinstraat, daarom hier een fontein. De lokale heilige die hier vereerd wordt, heet Amelberga. Die staat hier.
Hebt u die deur zelf gemaakt?
De figuren dan toch. Ik ben mijn loopbaan begonnen als figurist, als houtsnijder van figuren. Dat heb ik te Mechelen geleerd.
U bent toch geboortig van Temse?
Geboren en getogen te Temse aan de Schelde. Mijn ouders hadden aan de Schelde een spijshuis, met paling als grote specialiteit. Mijn vader was daarbij schrijnwerker en die wilde natuurlijk dat zijn zoon in het houtbedrijf kwam. Zo werd ik, toen ik dertien jaar werd, elke dag met de schoofzak naar Mechelen gestuurd waar ik in het atelier van een beeldhouwer de stiel moest leren.
Wie was dat?
Zijn echte naam ben ik kwijt, maar zijn toegeworpen naam weet ik nog. Het was bij Philomene van Jean van Mieke Prutke op Nekkerspoel.
Met zo een naam weet men dadelijk wie iemand is. En daar hebt u dan het vak geleerd?
Bij hem en anderen. In elk atelier was er een specialiteit te leren: fleurist, figurist, ornamentist. De figuren stonden het hoogst aangeschreven.
Dan bent u wel niet veel op school geweest.
Toch wel. 's Avonds na het werk volgde ik de lessen op de akademie. Ik heb haar tot de hoogste klas doorlopen. Toen was ik twintig en brak de oorlog uit. Ik heb dan vier jaar
| |
| |
aan het front gestaan. Dat is een barre tijd geweest. In de laatste dagen van de oorlog is dan nog mijn broer gesneuveld.
En ook in uw artistieke ontwikkeling was dat wel een stilstand.
In zekere zin. Maar het is voor mij toch een vruchtbare tijd geweest. In mijn vrije uren heb ik mij toegelegd op de studie van taal- en letterkunde. Ik heb in die tijd zelfs geprobeerd gedichten te schrijven!
En niet volgehouden?
Nee. Na de oorlog ben ik opnieuw in de houtsnijkunst gegaan, bij een baas. Na mijn werkuren deed ik aan monumentale beeldhouwkunst. Ik had toen een afgekeurde kinemazaal als werkplaats gehuurd. Ik heb nog een beeld uit die tijd en zal het u straks laten zien. Kom eerst binnen even goeie dag zeggen aan mijn vrouw en dan laat ik u mijn atelier zien. Daar wacht u de hele familie: mijn vrouw, mijn schoonvader, mijn dochter en haar man. Het schoonste dat we hier hebben, is dat daar: de Schelde.
Gewoonweg prachtig: die stroom en die wijde hemel. Dat gezicht moet zeker inspirerend werken. Maar ik heb hier al verschillende glasramen gezien. Die maakt u toch niet?
Nee, mijn vrouw doet dat. Ze heeft de kunst geleerd van haar eerste man, Sander Wijnants. Ze kan hier niet heel veel laten zien: haar atelier is in Sint-Niklaas. Die poppenkollektie is ook van haar. Maar in Sint-Niklaas heeft ze er wel 300.
Proficiat, mevrouw. Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik van uw artistieke bedrijvigheid niet volledig op de hoogte was. Ik meende wel te weten dat u schilderijen restaureerde. Wat trekt u aan in die poppen?
| |
| |
Mevrouw: Ik maak er stillevens mee.
En schilderen doet ze ook nog. Kijk die Lievevrouw op de schouw is van haar.
Wat talenten onder één dak. Maar dat beeld is dan toch van u, meneer Aubroeck?
Ja, het is de symbolische voorstelling van de muziek. Het is hout. De staat heeft het bronzen beeld aangekocht.
En dat mooie beeld ginder?
Is een Moederschap, ook in hout.
Als ik nog even mag vragen: boven de kast met poppen hangt daar nog een mooi schilderij. Van wie is dat?
Van Wohlgemuth, leraar van Dürer. Het is een schilderij waar ik veel van hou.
Ik wil het graag aannemen. Het is hier het huis van de schoonheid en van de kunst, meneer Steppe en het zou mij dan ook niet verwonderen dat u als vader van zo een begaafde dochter, ook een artiest was.
Vader Steppe: Maar dan toch in een heel andere tak. Ik hou het bij de muziek. Het liefste wat ik doe, is orgel spelen.
Wat een artiestenfamilie. En u, mevrouw, als dochter van een beeldhouwer...
Dochter: Ik heb de kunst bestudeerd... Ik heb te Gent kunstgeschiedenis gedaan. Maar mijn man, die leraar is, houdt zich met kleinkunst bezig. Hij schildert, bakt tegels... Zo blijf ik in de sfeer.
En het beeldhouwen zegt u niets?
Schoonzoon: Nee, wel handenarbeid en vooral volkskunde.
Meneer Aubroeck, ik heb al enkele keren gekeken naar die leuke en olijke luikjes daar tegen de muur. Van wie is dat?
| |
| |
Van de bewame figurist die ik in de tijd was. Dat is jeugdwerk. - Het zal nu wel tijd worden om eens beneden te gaan kijken. Maar eerst wil ik u toch nog iets kostbaars laten zien. Kijk eens naar dit ivoren Kristusbeeldje. Het is uit de elfde of twaalfde eeuw. Het is een Pax waar men indertijd mee zegende.
Een mooi stuk. En daarbij doet het nog modern aan. Indien het van een modern kunstenaar was, zou men zeggen dat hij nieuwe wegen opgaat!
Zullen we nu eens gaan zien?
Wat een ruimte!
Ik heb dat hier zo een beetje als tentoonstellingszaal en museum ingericht. De doeken die ge daar ziet, zijn niet van mij, al schilder ik ook wel een beetje. Deze zijn van Sander Wijnants.
Dat is een portret van u, mevrouw?
Mevrouw: Ja, van 1948. Dat bloemenmeisje ben ik ook. Daar hebt u nog twee tableaus uit Spanje: een stierengevecht en een Spaanse danseres.
Als men hier binnenkomt, treft dadelijk dat grote beeld daar, meneer Aubroeck.
Dat is De tragedie. Het is een ontwerp van pilaster voor een schouwburgingang. Het is een houtskulptuur, vrije inspiratie.
Het is erg monumentaal en drukt krachtig de dramatische spanning uit. Uit welke tijd dateert dat?
Uit de jaren 30. Dat was de tijd van de opgaande lijnen, de tijd van de IJzerbeelden, die de eerste grote beelden waren van deze periode.
| |
| |
Dat is waar. U hebt de IJzerbeelden gemaakt. Hebt u daar nog iets van hier?
Foto's! De plaketten bevinden zich op het sekretariaat van het IJzerbedevaartkomitee.
Het maken van die beelden is van groot belang geweest in uw artistieke ontwikkeling.
Het was voor mij de doorbraak. In 1930 schreef het IJzerbedevaartkomitee een prijsvraag uit voor het maken van vier beelden voor de IJzertoren: Renaat de Rudder, Joe English, Fernand Duprez en Deboninge en de Gebroeders Van Raemdonck. Er waren 72 deelnemers en ik had het geluk als eerste uit te komen. Dat heeft mij onafhankelijk gemaakt. Om de beelden te maken, heb ik een speciaal atelier gebouwd. Elk jaar moest er een beeld klaar komen en dat is ook gebeurd.
Uit welk materiaal werden die gemaakt?
Een mozaïek van keien gemengd met Rijnzand. Een soort beton dus. Elk beeld was 9 meter hoog en werd eerst in klei gemaakt: voor elk beeld was er 20.000 kg klei nodig! Rondom dat beeld werd dan een gipsen vorm gegoten. Die vorm werd dan weer gevuld met wat wij barbotine noemen, dat is een mengsel van water en klei. In deze barbotine werden dan door meisjes keien geduwd en zo bekwamen we een mozaïek. Als het gips verwijderd was, hebben we rondom elke kei de cement weggekapt om het mozaïek sterker te doen uitkomen. Dat is een heel werk geweest.
Wat gebeurde er met de beelden toen de IJzertoren vernield werd?
Ze zijn gevallen maar ze waren alleen hier en daar beschadigd. Ik had de holten nog met beton gevuld, zodat
| |
| |
KAREL AUBROUCK Hulde aan de schoonheid
| |
| |
expressionisme
| |
| |
elk beeld praktisch 80 cm dik was. Men heeft ze dan uit de grond opgegraven en ze geplaatst op de hoeken van de Paxpoort die, zoals ge weet, uitsluitend met puinsteen werd heropgebouwd. De beschadigde delen van de beelden werden met baksteen aangevuld.
Hoe hebt u die beelden opgevat?
Konstruktief. Ze moesten een geheel vormen met de toren, die ook zo was opgevat. Die beelden waren nu wel geen direkte voorlopers van de abstrakte kunst maar dan toch van de beeldkonstruktie.
Wat verstaat u feitelijk door konstruktivisme?
Het sterk onderlijnen van de geledingen, derwijze dat de samenbundeling van de vorm een opbouw wordt. Dat is sterk monumentaal, doet primitief aan en straalt een soort oerkracht uit. Ook De tragedie is zo opgevat. Mijn sterkste beeld in die trant is De wekroep. Ik heb het hier nog in gips staan, ge zult het dadelijk zien.
Mogen we hier nog even verder kijken? Die schouw ziet er erg dekoratief uit. Hebt u die zelf ontworpen?
Ja. Ge ziet, de uil staat er weer in uitgebeeld. - Het beeld daarboven is de Vrouw, symbool van de hofbouw. - Dat daar is nog een Tragedie, ook konstruktief maar nog iets romantisch. - Zullen we nu eens verder gaan kijken in de volgende zaal?
Dat is een mooi hoekje daar met dat vrouwenbeeld.
Het stelt ook de Hoffelijkheid voor! - Die tors daar is mijn laatste werk.
Het is sober en zeer expressief. Hout is toch een warme materie. - Dat schilderwerk is van u? Schildert u veel?
Ik ben daarmee begonnen na de eerste Wereldoorlog, heb
| |
| |
het dan weer laten steken en ben er in 1942 weer mee begonnen. Ik schilder graag landschappen, vooral de polders in de winter. De mensen kennen die niet maar ze zijn in de winter prachtig. Ook de zee schilder ik graag.
Hoe noemt u dat beeld daar?
Omarming. Dat daar is De rust. - Het beeld rechts is een voorstudie voor De Schelde. Het beeld zelf staat in het atelier. Er is sprake van dat beeld te plaatsen op een van de bruggen van de Schelde hier in Temse. Ik heb dat in 1949 gemaakt.
Kijk, dat is nog een beeld dat u moet interesseren. Het is een voorstudie voor een beeld dat op het gebouw van de B.R.T. had kunnen komen. De arm is opgevat als een antenne. Het is helaas maar bij een projekt gebleven.
Het lijkt me anders een gelukkige uitbeelding. Dat glasraam is weer van uw vrouw?
Ja. Mijn vrouw kan wondere dingen doen. Kijk eens naar die vazen met veldgewassen. Vindt ge dat ensemble niet mooi? Als mijn vrouw gaat wandelen, plukt ze hier en daar van de eenvoudigste gewassen, zelfs graansoorten en schikt ze dan op die manier.
Waarmee nog eens bewezen wordt, dat men met de eenvoudigste dingen schoonheid kan scheppen. Het is zeer dekoratief.
Kom we lopen verder, want we zijn nog niet klaar.
Dat is hier nog een expositiezaaltje. Rechts daar een beeld dat ik Na het bad noem. Ik weet niet of de camera de lichtspeling op het hout kan opvangen: het is feitelijk een deel van het beeld. De groep daar links heet Grootmoeder met kind.
Het is een huis om in verloren te lopen. Ik heb wel een beetje last om mij te oriënteren.
| |
| |
Zo moeilijk is het niet. We moeten altijd maar naar de volgende deur.
Dit is dan het atelier.
Het eerste, ja. Ik heb dit gebouwd toen ik de bestelling voor het IJzermonument kreeg. Daar is wat beton ingegaan en baksteen!
Kijk, dit is het beeld van O.-L.-Vrouw-Middelares. Het werd geïnspireerd op de Vierge d'Alsace van Bourdelle, maar in persoonlijke geest opgevat en uitgewerkt. Het is 3,20 m hoog. Marnix Gijsen heeft daar indertijd met veel lof over gesproken en er de streng gestileerde opwaartse beweging van geloofd.
Hebt u veel religieuze beelden gemaakt?
Nee. Dat hing af van de omstandigheden en van de eigen opzoekingen. Voor de H.-Hartkerk te Lier heb ik een bakstenen fries gemaakt van 10 m bij 3,80 m. Ik heb hier een foto van een fragment: De goede herder.
Dan heb ik nog het beeld van de heilige Amelberga gemaakt, onze lokale heilige. Het staat in een parkje hier in de gemeente. En onlangs heb ik nog een projekt gemaakt voor een Onze-Lieve-Vrouw van de Schelde.
Dat beeld daar schijnt anders te zijn van opvatting.
Dat is ook juist. Het is een Grootmoeder met ingeslapen kind. Ge ziet: dat gaat over naar gesloten vorm, naar de blokvorm, zonder beweging. De Franse filozoof Alain heeft eens gezegd: een beeld dat loopt, duidt zijn beweging aan door zijn houding; een beeld dat geen beweging maakt, straalt innerlijkheid, inwendig leven uit. Hij noemt dat: l'immobile devant l'immobile, de schouwende mens voor het beeld. - Een beeld in die trant is ook De runen, dat ik voor de biblioteek van de Rijksuniversiteit te Gent heb uitgevoerd.
| |
| |
Dat mooie beeld daar, is wel de verheerlijking van de moeder?
Het heet inderdaad Moedervreugde. Het valt u misschien op hoe dicht de lichaamsvormen bij de natuur komen. Het is nochtans steeds in de geest van het geestelijk konstruktivisme.
Het is in elk geval merkwaardig hoe gesloten dit beeld blijft en als het ware met het blok vergroeid is.
Dat daar is De baring. Hier duidt het gebaar, de beweging iets aan. Het is ook een vrije inspiratie.
Dat zou voor een kraamkliniek moeten staan.
Daar is ook sprake van geweest: voor de kraamkliniek te Gent. Maar of het er ooit van komt, weet ik niet. - Aan de andere kant is er dan weer een beeld zonder beweging: Moederschap. Geen gebaar: de vrouw schouwt in de ruimte, droomt.
Men zou bijna zeggen dat het Romaans aandoet.
Daar is misschien wel iets van. Kijk, daar is nog zo een beeld zonder beweging: Neergehurkte vrouw, die het oerdenken uitdrukt.
En wat stelt dit reliëf daar voor?
Het is een gevelsteen die ik gemaakt heb voor het huis van een tandarts. Het staat boven zijn voordeur en stelt de heilige Apollonia voor, de heilige die men aanroept tegen de tandpijn. Ik heb dat voorgesteld zoals de middeleeuwers dat deden: de heilige zeer groot en de mens zeer klein. De tand was aanvankelijk groter maar de tandarts vreesde dat die grote tand de mensen zou afschrikken!
In elk geval een tandarts met kunstzin. Het is spijtig dat er zo niet meer zijn: onze straten zouden er heel wat dekoratiever door worden!
| |
| |
Daar hebt ge nog De ingeslapenen en een reliëf voor de kraamkliniek van Hamme. Zullen we nog even verder gaan?
Maar het wordt hier almaardoor groter. Dat is al de vijfde zaal, geloof ik.
Ja, maar dit is het laatste atelier. Het is er gekomen met het Koning-Albertgedenkteken, dat ik voor Nieuwpoort heb moeten maken.
Die buste er is zeker een fragment van?
Ja, ook die paardekop daar. De prijskamp voor dit gedenkteken werd eerst algemeen uitgeschreven en daarna moesten de zes eersten nog deze fragmenten uitwerken. Ik heb het kunnen halen. Het is een heel werk geweest. Buiten het Ruiterstandbeeld staan er op de kroon 10 reliëfs van 2 bij 5 meter. Ze stellen voor: het geestelijk leven, het arbeidende leven en het ontspannend leven. Kijk, hier zijn er een paar foto's van. Ik heb er trouwens heel wat last mee gehad. De militairen van de kommissie wilden daar veel kanonnen en sabels op. Ik heb me er krachtig tegen verzet en werd gelukkig sterk gesteund door Henry van de Velde, Herman Teirlinck en August Vermeylen.
Ik kan geloven dat een beeldhouwer het niet altijd gemakkelijk heeft met zijn opdrachtgevers. Maar die kleine steen, wat is dat?
Wat zoudt ge zeggen als ik u vertelde dat het een abstrakt is?
Ik zou voorzichtig zwijgen.
Dat zou zeer wijs zijn. Het is een steen die ik zo in de grond heb gevonden. Ik heb al eens een aanvechting gehad om hem naar een tentoonstelling te sturen!
Dan werd hij zeker geprimeerd. Hoe staat u tegenover de moderne stromingen in de beeldende kunst?
| |
| |
Dat kunt ge moeilijk in twee woorden zeggen. Er is op dit ogenblik iets onsamenhangends in de kunst. De gewone mens blijft denken aan de oude beelden. De nieuwe kunst pakt echter uit met nieuw materiaal, - draad, plastic, wat weet ik al - en wordt eerder een versieringskunst. Wij moeten aan die nieuwigheid, die trouwens kan bekoren, leren wennen. Maar men zou die kunst moeten scheiden van de beeldende kunst. Bij de ouden was de beeldende kunst verbonden met muur of grond. Denk eens aan een Rik Wouters. Als ge zijn beeld van de danseres plaatst boven zijn beeld Huiselijke zorgen dan hebt ge een boom. Het ene is gebonden aan de grond, het andere stijgt in de ruimte. De moderne beeldhouwkunst is totaal losgekomen van de aarde en van het bouwwerk. We leven in een tijd die alles veel te gemakkelijk aanvaardt, die werken aanvaardt die nog maar in de kinderschoenen staan. Men maakt jacht op nieuwigheden, forceert zich om iets zonderlings te scheppen. Dat is daarom nog geen kunst. Maar dat is geen reden om zich ongerust te maken: het leven gaat altijd terug naar de oerbronnen, naar dingen die de mensen niet kunnen veranderen: water, zee, woestijn, berg. Daar voelt ge nog de adem van de schepping en die zal wel niemand verbeteren.
Het lijkt me een wijs oordeel.
Maar we staan hier te teoretizeren. Kijk, hier staan nog een paar beelden die ge moet zien. Dat hier is de Wekroep, waar we het straks over gehad hebben. Het ontstond vóór de IJzerbeelden. Ge ziet, het is weer een beeld dat opwaarts streeft maar de geweldige haarbos en het doek in de linkerhand breken de opgang. Het staat in brons te Antwerpen in het Museum voor Schone Kunsten en in hout staat het in Sint-Niklaas. - Van deze Schelde hebben we straks een voorstudie gezien. - Deze Noordzee is nog typisch. Ze dateert van voor 1950 en duidt een nieuwe richting aan.
| |
| |
Nu domineert de horizontale lijn. Omdat Maillol en Rivière dat ook gedaan hebben, heet het natuurlijk dat ik onder hun invloed sta. Maar dit beeld is ontstaan nog vóór ik dergelijk werk van die beeldhouwers had gezien.
U moet de kritiek dat vergeven. Ze spreekt nu eenmaal graag van invloeden.
Nu zou ik u graag nog het machtigste laten zien dat ik gemaakt heb, maar ik heb er alleen fragmenten van. Het is De aarde, een bronzen beeld dat te Gent staat aan de Sportbaan, waar de waterfeesten plaatshebben. De algemene vorm van het beeld is als een gebergte en ik geloof dat geen van mijn beelden sterker de verbondenheid uitdrukt van de mens met de hele natuur.
Het is een beeld dat werkelijk erg gebald aandoet. Wat moet er op die muur daar gebeuren?
Daar moet een reliëf komen: een hulde aan de schoonheid, een uitbeelding van de volmaakte liefde, van man en vrouw die samen in de toekomst schouwen. Daar is er de voorstudie van.
Zou u ons niet willen laten zien hoe u daar aan werkt?
Graag.
Uitzending: 18 september 1958.
|
|