| |
| |
| |
Renaat Veremans
Vlaamse Kunstlaan 32, Antwerpen
‘'t Zijn weiden als wiegende zeeën’. Dat lied moet voor u een soort visitekaartje zijn, meneer Veremans.
Daar is iets van. Hugo Verriest b.v. zei nooit mijn naam. Dat was altijd: Vlaanderen, hoort ne keer!
Dus Hugo Verriest kende ‘Vlaanderen’ al. Wanneer werd dat dan wel gekomponeerd?
Nog vóór de eerste Wereldoorlog, in 1910.
Een eerste kreatie die meteen een bravourestukje was.
Mijn allereerste kreatie was het niet! Op school was ik niet sterk in rekenen, nu trouwens nog niet. Op zekere dag hadden wij weer te doen met een koopman die zoveel graan wou verkopen en wij moesten voor hem uitrekenen hoeveel winst hij zou hebben als... Enfin, ge kent dat. Ik zag er geen dag door. Ik begon ter afleiding wat te bladeren in Bols en Muyldermans, dé Nederlandse bloemlezing uit die tijd. Ik bleef stil bij een gedicht Liefde van Jezus van ik weet niet meer welke dichter. Ik begon lijntjes te trekken,
| |
| |
Handschrift van Renaat Veremans.
| |
| |
die een notenbalk vormden en schreef muziek bij de verzen. Het was voor harmonium bedoeld want ik vond dat dat meer religieus was!
U had dan toch al muziek geleerd?
Van mijn vader. Die maakte me wegwijs in de notenleer en onderwees mij het klavierspel, zodat ik als achtjarig ventje al heel wat op de piano kon laten horen. Trouwens, muziek was het enige dat op school ging.
En u hebt dan ook resoluut de weg van de muziek gekozen?
Dat is zeker een vraag naar mijn biografie. Goed. Lemmensinstituut Mechelen. Conservatorium Antwerpen. Orgelist van Sint-Paulus. Dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera - 23 jaar. Professor muziekleer Conservatorium, nu mijn laatste jaar. En tussen twee haakjes: ik ben ook direkteur geweest van het Conservatorium te Brugge.
Beknopter kon u het alleszins niet zeggen. Maar hiermee hebben we ‘Vlaanderen’ laten vallen. Wanneer is het lied ontstaan?
Toen ik op het Lemmensinstituut was. Het is een gelukkig toeval geweest. Dat moet ik niet vertellen, hé?
Toch wel. Het is zo populair dat de kijkers het zeker graag nog eens horen, ook al zouden ze die geschiedenis kennen.
Goed, maar op uw verantwoordelijkheid. Telkens als ik het vertel, begin ik trouwens met te zeggen dat het de laatste keer zal zijn. Door Voor Taal en Volk te Mechelen werd een volkslied gevraagd. Een vriend van mij zette mij aan om aan die prijsvraag mee te doen. Mijn eerste reaktie was natuurlijk: nee. Ik had vrijwel nog nooit gekomponeerd en zou niet weten op welke tekst ik iets zou moeten aaneenrijgen. Mijn vriend was op alles voorbereid en had het
| |
| |
gedicht Vlaanderen bij zich. Ik heb het dan toch geriskeerd en het ging vanzelf: in één geut stond die melodie op papier. Ik zond het naar de vereniging te Mechelen, zonder illuzies. Enkele weken later kwam mijn vriend me opzoeken: hij had een brief gekregen uit Mechelen waarin hem werd gevraagd of hij het adres van een zekere Veremans niet kon bezorgen. Mijn vriend had ook aan die prijsvraag meegedaan en hij had niet vergeten zijn adres op zijn brief te schrijven, hetgeen mij was ontgaan. Vermits de beide inzendingen uit Lier kwamen, dachten ze te Mechelen op die manier aan mijn adres te komen. Ik ben dan zelf naar Mechelen getrokken en kwam daar terecht bij een dokter, die voorzitter was van Taal en Volk. Toen ik hem zegde dat ik Veremans heette, zegde hij mij dat ik aan mijn vader moest zeggen dat zijn lied Vlaanderen bekroond was. Ik had toen al de moeite van de wereld om hem ervan te overtuigen dat ik Renaat Veremans was.
Hoe oud was u dan wel?
Zestien jaar. Tiens, ginder hangt nog een jeugdportret uit die tijd. Het is van Frans Ros, ook van Lier.
Men herkent er nog gemakkelijk uw trekken in. U zegt daar: ‘ook van Lier’. Dat klinkt in uw mond als een soort onderscheiding of diploma.
Al wat van Lier komt, is goed, te beginnen met de Lierse vlaaikens.
En Timmermans.
Ja, de Fé, de beste mens die ik in mijn leven gekend heb. Aan de muur daar hangt een zelfportret van hem. Het heeft trouwens zijn geschiedenis. Op zekere dag komt hij met zijn schildersgerief bij ons binnen en op de tafel ligt een bruine papieren zak, waarin ons moeder juist stijfsel had gehaald. Dat is goed om op te schilderen, zei de Fé.
| |
| |
Hij ging voor de spiegel staan en begon zijn eigen portret te maken en dat werd deze kop.
Er is iets Jordaensachtigs in.
Dat was juist na onze kwaje periode, die van het spiritisme en het vegetarisme. Ik was er zo mager van geworden, dat ik twee keer moest binnenkomen eer ze mij zagen. Mijn vader was daarbij beenhouwer, ge ziet van hier wat hij ervan dacht. We hebben het dan ook niet volgehouden en de ommekeer was het begin van Pallieter, de lof van de levensvreugde. Het schilderijtje daarboven is ook van de Fé: het is het kerkje van Vlassenbroek.
Kostbare dingen.
Voor mij zijn het relikwies.
Het schrijfwerk gebeurt aan het bureautje daar?
Ook het komponeren. Ik komponeer nooit op de piano: daar gaat het met de handen en het moet met het hart en de hersens gebeuren. Ik maak soms werken kompleet af zonder dat ze er hier in huis één noot van gehoord hebben.
En de inspiratie?
Komt van overal aangewaaid. Op straat, op de trein, op de tram. Het motief dan toch. Vlaanderen herrijst b.v., het bekende lied van Van Wilderode, heb ik gekomponeerd toen ik met de tram van de Grote Markt van Brugge naar Sint-Kruis reed. Terwijl ik de noten neerschreef, hoorde ik als het ware de massa zingen. Met de Adagioliederen is het anders gegaan: daar is de muziek langzaam van moeten groeien. De Fé had me die bij zijn laatste bezoek voorgelezen en me gevraagd er muziek bij te schrijven. Hij heeft de muziek nooit mogen horen.
En het is wonder werk. Van wie is dat doek daar? Ik zou zeggen dat het...
| |
| |
Het begijnhof te Lier. Het heet officieel De Blauwe Poort en is een jeugdwerk van Isidoor Opsomer, ook van Lier.
Dus goed. Hebt u hem te Lier nog gekend? Hij is toch enkele jaren ouder?
Ja, maar ik ben van 1894 en Opsomer is tot aan de eerste Wereldoorlog in Lier gebleven. Ook zijn broer Jacques, de komponist, heb ik goed gekend. Hij is een toondichter die helaas te weinig bekend is. Hij heeft prachtige René de Clercqliederen geschreven. Van zijn lied Magnificat van een kloosterling zei Lambrecht Lambrechts, dat het van het schoonste was dat wij in Vlaanderen hadden.
Ik moet tot mijn schande bekennen dat ook ik hem niet ken, maar het is goed dat er eens de aandacht op wordt gevestigd. En dat bomentableau daar?
Is van De Vaere van Damme. Het zijn de bekende bomen langs de vaart. Ik heb dat gekregen na mijn Brugse tijd.
Toen u daar direkteur was?
Ja, dat heeft niet zo heel lang geduurd, maar ik hield zoveel van Brugge dat ik er tien jaar ben blijven wonen. Ik heb er trouwens het Veremanskoor gesticht dat nu nog altijd goed presteert.
Inderdaad. En het schilderij met de hoeve.
Is van Tilleux. Heb ik van mijn vader geërfd. Vader was wel beenhouwer maar hij hield veel van muziek en plastische kunst. Zijn ambitie was schilderijen kopen en zo kwam het dat hij een hele verzameling bezat van Tilleux in zijn Lierse periode.
De kop van de dirigent doet vertrouwd aan.
Franz Lehar. Hij heeft mij dat portret gegeven bij mijn bezoek aan Wenen. Dat was ook goed. Lehar vond dat
| |
| |
de beste schoenen uit Antwerpen kwamen en vóór mijn vertrek hier, schreef hij mij of ik een paar balschoenen voor zijn vrouw wou meebrengen! Ik heb dat natuurlijk gedaan.
Wat de muziek allemaal in de hand kan werken!
Nog beter dat dan ruzie!
En dit is dan een kop van u.
Is van Maurits van Reeth, de zoon van Flor.
Flor van Reeth was een andere goede vriend van de Fé en van u.
Wij waren drie gezworen kameraden. Zie ik heb er deze dagen nog aan moeten denken. Wij hadden de gewoonte elk jaar op Goede Vrijdag samen te komen te Lier, om Pallieterland te bezoeken. Dat jaar nu gingen we naar de Netevallei waar de zuster van de Fé woonde. Die schonk ons van de beste lambik die ik in mijn leven heb geproefd. We zaten op het terras en zagen de Nete vloeien. Het was prachtig weer. De Fé hief zijn glas op en zei: ‘Door dat bier zie ik de Nete bijna gotisch.’ Vandaar gingen we naar een oud kapelletje, dat verlaten stond in het veld, omringd door olmen. Achter het kapelletje was de sakristie en ook de keuken van het kosterke dat daar woonde. Tegen de middag kondt ge in dat kapelleke altijd rieken wat er te eten was. Het was nu wel Goede Vrijdag en liturgisch gesproken mocht er geen muziek gemaakt worden. We waren echter wat geestelijk verheugd en de Fé zei ineens: ‘Improvizeer eens wat.’ Wat ik ook gedaan heb. Toen we het kapelleke verlieten, bleef de Fé ineens staan en sloeg met zijn stok op de grond. ‘Vrienden,’ zei hij, ‘die lambik, dat Neteland, dat kapelleke, dat moet iets worden. We moeten daar alle drie iets over maken en het moet volgend jaar op deze dag af zijn.’ We hebben onze belofte
| |
| |
gehouden. Bij Flor van Reeth werd het de H.-Geestkerk, bij mij de Mis ter ere van Sint-Franciscus, bij Timmerman De pastoor uit den bloeyenden wyngaerdt. In het boek staat trouwens als opdracht: ‘Aan mijn druivensappige vrienden Flor van Reeth en Renaat Veremans.’
Wat er achter een opdracht allemaal kan steken. De kunst bewandelt wonderlijke wegen. Het is toch de enige mis niet die u gekomponeerd hebt?
Nee, ik heb er nog een Ter ere van Sint-Jozef en een Missa brevis. Mijn laatste geestelijk werk is ook weer een mis Ter ere van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen, met begeleiding van kopers. Ze werd voor het eerst uitgevoerd in de St.-Gummaruskerk te Lier op de 10e verjaringsdag van het afsterven van de Fé.
U blijft over de dood heen nauw aan Timmermans verbonden. Ik zou bijna zeggen: Egidius, waer bestu bleven...
Ik mis de Fé. Mijn laatste symfonisch werk Nacht en morgenontwaken aan de Nete draagt als opdracht: In Memoriam Felix Timmermans. Het is een herinnering aan de wandelingen die we samen aan de Nete hebben gemaakt. In die tijd was er op St.-Gummarustoren nog een nachtwaker, die om het halfuur met hoorngeschal het ‘slaap gerust’ blies. Dat motief heb ik gebruikt als finale van de nacht op de Nete.
Werd het al uitgevoerd?
Het werd gecreëerd door het orkest van de B.R.T. onder de leiding van Daniël Sternefeld.
Waar bent u nu mee bezig?
Met het laatste deel van Symfonie. Ik hoop het over enkele weken klaar te hebben.
Mogen we daar niet een handschrift van zien?
| |
[pagina t.o. 176]
[p. t.o. 176] | |
RENAAT VEREMANS met RENAAT VERBRUGGEN ...Vlaanderen, hort ne keer
| |
| |
Hier staat er een. Het is de schets van een kinderkantate op tekst van Heikan. En hier is een blad uit Symfonie. Ik heb niet veel handschriften, ze zijn bijna allemaal in het museum voor Vlaamse Letterkunde.
Daar staat ‘Scherzo’. Dat moest u voor ons eens spelen, zo fris van 't blad.
Dat kan ik niet meer, die tijd is voorbij, dat is voor virtuozen.
Goed, maar u gaat ons toch nog iets laten horen.
Een improvizatie direkt als ge wilt.
Dat is nog beter. Ik zie daar zo duidelijk nieuwe partituren van Richard Strauss liggen. Heeft dat een betekenis?
Het is de komponist waar ik het meest van hou. Ik heb die partituren van Hullebroeck gekregen voor mijn verjaardag.
U werd een goeie maand geleden inderdaad 65 jaar. Een laat maar hartelijk proficiat!
Het is een schone dag geweest. Ik wist niet dat ik zoveel vrienden had. Ik heb daar een hele hoop originele felicitaties gekregen. Dat moet ge toch eens zien.
Dat is een heel album!
Loof ik de kracht van uw strijdende zangen,
dank ik de God die u kunstenaar schiep,
'k zie gans mijn volk ‘als met tover omhangen’
in uw muziek, zo doorvoeld ‘en zo diep...’
Door uwe liederen vaart de openheid en de frisheid van Hölderlins belijdenis: ‘Ueber alle Gipfeln weht's’.
Victor Leemans
| |
| |
die hoofd en hart vol dromen schiep,
weer wakker roepen waar het sliep,
om het te zingen in de tijd
verlangensziek, bedroefd, verblijd,
tot Hij uw stem, die juicht en schreit
weer zwijgen doet - in Hem bevrijd!
Aan Renaat Veremans, edel kind van God, trouwe zoon van Vlaanderen, heerlijke schepper van zoveel onvergankelijke schoonheid, nobele vriend; nog véle, véle jaren!
Albert Westerlinck
Ik moet het allemaal nog klasseren. Dat heeft me dan ook veel plezier gedaan.
U hebt voorzeker ook nog brieven van Felix Timmermans.
Natuurlijk. Maar ze zijn niet allemaal publiceerbaar... Kijk, hier hebt ge'r een. En er zijn dan ook de opdrachten in zijn boeken. Ik heb die natuurlijk allemaal. Hier staan ze.
In Pallieter:
Edeghem 5 Sept. 1917 (schoon weer)
Aan mijnen grooten vriend en fijn gevoeligen kunstenaar Renaat Veremans, uit vriendschap, kolossale bewondering en wat weet ik allemaal.
Felix Timmermans
In De Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt:
Aan Renaat Veremans, dit boek van geloof, dat hij heeft zien groeien en mee helpen bloem maken door zijn muziek, die toch zoo schoon is; genegen vriendschappelijk en hartelijk.
Lier 13 Juni 1924
Felix Timmermans
| |
| |
Leest u veel? Hebt u een voorliefde?
Ja, voor Ernest Claes. Dan historische boeken. En alles over Bernadette. Ik heb voor die heilige een grote voorliefde.
Dan hebt u er zeker muziek voor geschreven.
Nu pas op een tekst van Pater Stracke. Het moet dit jaar bij het Davidsfonds verschijnen.
U hebt zelf ook een boek geschreven over Felix Timmermans.
Ik heb dat niet kunnen laten. Schrijven is trouwens nogal wat gemakkelijker dan muziek komponeren. Ik heb voor mijn boek onmiddellijk een prijs gekregen. Daarom zal ik er nooit een tweede schrijven, want een tweede prijs zou ik wel niet krijgen!
Uw biblioteek staat weer onder de hoede van Timmermans.
Die kop heeft Maurits van Reeth weer gemaakt. De Gezelle is van Oscar Jespers.
U hebt voorzeker heel wat liederen van Gezelle op muziek gezet?
Heel weinig! De gedichten van Gezelle zijn mij altijd zo muzikaal voorgekomen, dat ik meende dat ze alle muziek konden missen. Ik heb alleen 'k Hore tuitend hoornen, 't En zal, Klaar bloed en louter wonden, Heer der Hemelen. Maar onder de oorlog is mij dan iets vreemds overkomen. Ik krijg de XIV Stonden van Gezelle in mijn handen en toen ik dat las, had ik de indruk dat deze teksten om muziek riepen. De droevige omstandigheden van de oorlog brachten mij in de juiste stemming om het lijdensverhaal van Kristus te verklanken. Ik was absoluut overtuigd dat Gezelle dat werk voor een musicus had geschreven. Als de laatste noot gezet is, lees ik bij toeval in Streven
| |
| |
dat Gezelle dit werk had geschreven om baron Ryelandt er muziek bij te laten maken. Ik was op de slag fel ontmoedigd. Ik heb een grote bewondering voor Ryelandt en ik was overtuigd dat zijn werk heel wat beter zou zijn dan het mijne. Ik las dan verder dat baron Ryelandt dit werk vernietigd had. Het is het werk waar ik het meest van hou en ik ben de B.R.T. bijzonder dankbaar dat het dit oratorium elk jaar op Goede Vrijdag uitzendt.
Moet voor u inderdaad een grote voldoening zijn. Wie heeft die kop van u daarboven gemaakt?
Frans van der Smissen van Brugge. Het is de tweede editie. De eerste kop werd door een klein hondje omvergelopen...
Kleine oorzaken, grote gevolgen! En van wie zijn die weiden, niet als wiegende zeeën, maar met grazende koeien?
Van Floris Jespers. Ik heb die van hem gekregen na een heftige diskussie over de opvatting van de plastische kunsten. Ik kreeg drie schilderijen omdat hij meende dat ik drie kinderen had. Toen hij vernam dat ik er vier had, zou ik er nog een bij krijgen, maar dat moet nog gebeuren!
Misschien denkt hij er nu aan! Mogen we in de kamer daar ook eens gaan kijken?
Natuurlijk. Ik heb geen geheimen.
Dat is natuurlijk een Timmermans en een zeer typische.
Ja, processie op het begijnhof. Het doek ernaast is weer een Tilleux.
En het Lieve Vrouwke ervoor?
Heb ik gekregen van de Kolettientjes van Turnhout. Ze zijn mij zeer genegen en ik hen ook. Ik komponeer veel voor hen. Kijk, voor mijn verjaardag kreeg ik dat Kempens boerenpaartje. Is dat niet lief? Een echt vertelselke. In de hall
| |
| |
heb ik nog zo een Lieve Vrouwke dat Lia Timmermans voor ons heeft gemaakt.
Het is charmante kleinkunst en schept sfeer. En daar nog een doek?
Dorp in Zeeuws-Vlaanderen van Reimond Kimpe van Gent. Die was kondukteur van Bruggen en Wegen te Lier en ook een goede vriend van Timmermans. Hij was zelfs getuige bij het huwelijk van de Fé. Als Fé een hoofdstuk klaar had van Pallieter, werd dat altijd bij Kimpe aan huis voorgelezen. Het boek Pallieter was aanvankelijk twee keer zo dik als het nu is. Daar is heel wat uitgevallen en veranderd. Zo wilde Timmermans aanvankelijk Pallieter laten sterven. Wij konden dat niet aannemen en de finale zoals ze nu is, werd door Kimpe geïnspireerd. Hij zei: ‘Stel u eens voor dat al die schoon bomen uit het Netedal verdwijnen en dat ze vervangen worden door telefoonpalen. Wat moet Pallieter dan doen? Verdwijnen.’ Fé riep: ‘Nu heb ik het!’ En zo komt het dat Pallieter de wijde wereld ingaat.
Ik geloof dat die ‘Pallieter’ een nogal bewogen wordingsgeschiedenis heeft gehad.
Daar is nog lang niet alles over verteld. Wat zegt ge van dat tableautje daar? Het is het dekor van Flor van Reeth voor mijn eerste opera Zuster Beatrijs.
Hoe bent u aan uw belangstelling voor deze ‘zondige’ vrouw gekomen?
Nadat ik Ik dien van Teirlinck had zien opvoeren. Jules Gondig heeft de oude tekst voor mij bewerkt. De opera werd gecreëerd in de K. Vl. Opera onder mijn leiding en werd goed ontvangen. Meulemans heeft hem later nog uitgevoerd voor de radio.
| |
| |
Hebt u nog meer opera's gemaakt?
O ja, alweer in samenwerking met de Fé. Maar dat is weer een geschiedenis.
Ik had al jaren aan de Fé een libretto gevraagd. Hij begint dan zijn Kerstmissater om te werken en ik begin er dadelijk muziek voor te schrijven. Na de eerste acht bladzijden zegt de Fé: ‘Dat gaat niet,’ en het is daarbij gebleven. Het eigenaardige van het geval is nu dat diezelfde Kerstmissater in libretto werd gezet door een Zwitser en dat een Zwitsers komponist er muziek voor schreef. De uitvoering heeft plaatsgehad op de vooravond van de dood van Timmermans. Hij heeft er nog naar geluisterd.
Dat is een ontroerend detail.
Toen stelde Timmermans achteraf voor een libretto te maken van Anne Marie. Ik vond het goed maar zei: ‘Ik zet geen noot op papier voordat gij het libretto helemaal klaar hebt.’ Fé heeft dat dan con amore gedaan. De opera werd in grote galavertoning opgevoerd te Antwerpen, dan te Gent. De laatste opvoering had plaats te Ausig in Tsjecho-Slovakije. En daar zijn helaas de orkestpartituren verloren gegaan.
En er bestaat geen kopie meer van?
Helaas nee. Wij hebben trouwens met die Anne Marie nogal tegenslag gehad. Fürstner, de uitgever van Richard Strauss, had er interesse voor. Hij kwam van Berlijn om er naar te luisteren en wij zaten in Keulen. Dan vroeg hij ons naar Berlijn te komen om de opera voor te spelen. Dat gebeurde en Fürstner maakte kontrakt om hem uit te geven. Maar de oorlog kwam en het kontrakt werd verbroken. Ook de Ufa had interesse voor Anne-Marie en wilde er een film van maken. Fé en ik kregen te Berlijn voorlezing van de eerste schets van het draaiboek. Zarah Leander
| |
| |
zou de hoofdrol spelen. Ik protesteerde geweldig want ik zou nooit schrijven voor de stem van Zarah Leander. De finale zou geweest zijn dat meneer Pirroen zijn vakantie doorbracht aan de Belgische kust. Hij leest in een krant dat Duitsland de oorlog heeft verklaard aan België. Hij smijt van kwaadheid zijn klak tegen de grond en verschijnt een minuut later als garde civique, die opgetogen naar de Brabançonne luistert. - Wij probeerden te verklaren dat dat niet ging en het werd een diskussie zonder eind. Timmermans, die even verdwenen was, kwam terug en zei me: ‘Er zijn hier in de kantien goeie worsten en rokolen. Trek het kort, het haalt toch niets uit.’ Het bleef dan bij ons protest en bij de koppigheid van de Ufadirekteur en er is niets van gekomen.
Dat is tegenslag aan de lopende band. U hebt daarbuiten dan wel niet veel opera's meer geschreven?
Nog een. Jarenlang heb ik rondgelopen met de gedachte dat uit Bietje van Maurits Sabbe een prachtige opera te halen was. Sabbe was bereid het libretto te maken maar hij overleed voor hij het werk kon uitvoeren. Ik heb dan Joris Diels warm kunnen maken en het werd met sukses in de K. Vl. Opera opgevoerd. - Maar zouden we er niet bij gaan zitten? Ge hebt nu alles gezien.
Behalve dat doek daar.
Dat is het derde van Floris Jespers. Ik denk soms dat hij het nog eens zal komen terughalen maar hij krijgt het niet meer. Kom.
U hebt ook operettes geschreven en die zijn er bij ons niet zo veel.
Hullebroeck is daar mijn stimulans geweest. Hij was de eerste, zoals ge weet. Ik vond dat er daar iets moest gedaan worden. Ik ben dan op Jaak Ballings gevallen, die mij het
| |
| |
libretto schreef voor Het wonderlijk avontuur uit het leven van Keizer Karel. Dat was in de tijd dat ik ook Beatrijs komponeerde. Was ik vermoeid van aan Beatrijs te werken dan schreef ik verder aan het Avontuur. Ze waren samen klaar en terwijl Beatrijs te Antwerpen werd gespeeld, werd het Avontuur te Brussel opgevoerd. Later heb ik dan nog de Molen van Sans Souci op muziek gezet, nadat ik Staf Bruggen dat stuk te Brugge had zien opvoeren met het Vlaamse Volkstoneel. Ha, hier is moeder.
Aangenaam, mevrouw. We hebben al heel uw interieur bekeurd en er de gezelligheid van genoten.
Mevrouw: Hij is bij ons zeer eenvoudig.
Dat is dan ook een grote charme!
Mevrouw: Het mag toch koffie zijn? Ik heb een extrapotje klaar gemaakt.
Natuurlijk, mevrouw. Iedereen weet dat meneer Veremans voor een kop koffie alles laat staan.
Maar dat is niet altijd zo geweest.
Mevrouw, ik geloof dat heel wat vrouwen u mogen benijden. U hebt zo een prettige man, die...
Hela, kalmpjes aan he.
Mevrouw: Het is ook waar. Van als mijn man 's morgens wakker wordt, is hij vrolijk en opgewekt en vriendelijk. En of wij nu honderd of duizend frank bezitten, dat verandert er niets aan. Aan cijferen heeft hij trouwens nog altijd een broertje dood.
Gelukkig man!
De bel! Moeder, dat zal Renaat Verbruggen zijn.
A propos, u hebt ook veel voor de film gekomponeerd. Er zijn er bij ons niet zo veel die dat kunnen.
| |
| |
Het vraagt een speciale instelling. Ge moet uw inspiratie gedurig aan in bedwang houden en het beeld niet verraden. Mijn eerste film was De Witte en ik heb daar veel plezier aan gehad. Daar is trouwens een lied van overgebleven, Mijn land is Vlaanderen, dat het voorspel van de film illustreert, een wandeling door heel Vlaanderen. Later is dan nog gekomen: Een engel van een man op scenario van Felix Timmermans, Alleen voor u en dan op tekst van Ernest Claes Uilenspiegel leeft nog. Ook Met de helm geboren heb ik van muziek voorzien. Mijn laatste film is Helpende Handen waar de muziek gedurende twee uur het beeld klank bijzet. Ik vind het mijn beste werk op dat gebied.
En voor het toneel?
Bij de Judas van Verschaeve in opdracht van het K.N. Toneel, bij Macbeth van Shakespeare in opdracht van dr. De Gruyter, bij de Faust van Goethe alweer voor het K.N.T. en dan bij Jozef in Dotan.
Ha, daar is de zanger die het best mijn liederen vertolkt.
Komende van de komponist, is dat een komplimentje dat kan tellen.
Renaat Verbruggen: Goede liederen kan men ook goed zingen!
We hebben zo pas nog samen een plaat gemaakt van 8 liederen: Vlaanderen, Ik kan u nooit vergeten, De zanger, Mijn land is Vlaanderen, In Vlaanderen. Moeder, geef die plaat eens.
Hoeveel liederen hebt u wel in muziek gebracht?
Dik over de 200!
En deze acht beschouwt u als de beste.
Welke de beste zijn, moeten de mensen zelf uitmaken. Ik kan alleen vaststellen welke de populairste zijn.
| |
| |
En die zijn?
Vlaanderen, Vlaanderen herrijst, Klokke Roeland, De zanger, Ik kan u nooit vergeten...
Wie zijn uw beste tekstdichters?
Gijssels, René de Clercq, Van Wilderode, Rodenbach, Van den Eede.
Werd daar veel van gedrukt en uitgegeven?
De liederen vrijwel allemaal en ook de klavierwerken. Voor groter werk hebben wij helaas geen uitgevers.
En uw plannen?
Werk zoeken. Ik moet met pensioen dit jaar!
Daar kan de muziek nog wel mee varen en zeker als men in de Vlaamse-Kunstlaan woont. - Het lijkt me nu toch aangewezen dat wij een lied van u zouden horen, gezongen door meneer Verbruggen en door u begeleid.
Dat hebben wij nog nooit geweigerd. Hebt u een voorkeur?
Ik zou zeggen dat mevrouw die zou uitspreken.
Mevrouw: Mijn land is Vlaanderen.
De titel alleen is een mooie syntese van het werk en streven van uw man.
Het zal dus dat zijn. Vooruit dan maar.
Uitzending: 3 april 1959.
Renaat Veremans overleed te Antwerpen op 5 juni 1969.
|
|