| |
| |
| |
Eugene Yoors
Troyentenhoflaan 24, Berchem-Antwerpen
Ik ben blij dat ik u daar zo fris en monter zie zitten, meneer Yoors. Toen we deze uitzending ontwierpen, moesten we vernemen dat u ziek lag en dan nog wel in Engeland.
Dat was in december en is dus het verleden. Daar blijven wij in dit huis nooit bij staan.
Dat betekent dat die operatie schitterend is geslaagd?
Inderdaad, ik voel me weer twintig jaar jonger. Dat zal wel aan de goede verzorging liggen. Het was daar anders een eigenaardig geval in dat hospitaal. Ik kreeg alle soorten mensen aan mijn bed, maar het waren allen kleurlingen, zowel de dokter als de verpleegster. Ik werd nooit zo prettig verzorgd.
Tachtig min twintig. Een tweede jeugd! Hoe kwam het dat u in Engeland geopereerd werd?
Engeland is een van mijn vaderlanden. Ik heb er een huisje en ik woon er de helft van het jaar.
| |
| |
Hoe moet men dat dubbel leven verklaren?
Och eenvoudig. Mijn vrouw en ik hebben altijd veel vrienden in Engeland gehad, mijn vrouw werd er zelfs gedeeltelijk opgevoed. Toen de oorlog in '40 uitbrak, voelden we ons hier niet zeer veilig en we zijn dan naar Engeland uitgeweken, waar we trouwens in 1939 al een huis hadden gehuurd. We hebben toen Duinkerke meegemaakt en met een duizendste geluk zijn we aan boord van een kruiser geraakt, die ons veilig naar Engeland heeft gebracht. We zijn daar heel de oorlog gebleven.
Dan spreekt u natuurlijk vloeiend Engels. Is de ietwat vreemde kleur in uw uitspraak aan Engelse invloed te wijten?
O nee, dat is Spaans. Ik ben wel geboren Antwerpenaar, maar toen ik zes weken oud was, verhuisden mijn ouders naar Spanje, naar Sevilla. Mijn grootmoeder was trouwens een Spaanse. Ik ben daar tot mijn twintigste jaar gebleven. Wij bewoonden daar het prachtige huis van het Belgisch konsulaat, met een tuin waarin wel duizend appelsienebomen bloeiden. Kijk, ik heb hier nog een schets van de woning. Andalousië is echt het aards paradijs, ik ben ervan overtuigd dat Adam en Eva daar gewoond moeten hebben, want een schoner streek bestaat er niet. En dan die natuur en die zon!
Wat een entoesiasme. Dat zal wel niet vreemd zijn aan het temperament en de kleurheftigheid in uw werk. In welke taal werd u dan opgevoed?
In het Spaans en in het Frans. Felix Timmermans noemde mij trouwens altijd: de in het Frans opgevoede Vlaamse Spanjaard! Toen ik hier in 1899 terugkwam, kende ik geen gebenedijd woord Vlaams. Die terugkeer was trouwens een hele sensatie: in Spanje was alles licht, de grond was
| |
| |
oranje, de hemel blauw. Hier in Vlaanderen was alles donker: de grond groen en de hemel grijs.
En het heimwee naar het licht is gebleven.
Ja, de zon is mijn grote liefde, evenals de schoonheid. Trouwens, wanneer wij aan kunst doen, is het uit heimwee naar de schoonheid. In Spanje is er niets anders dan schoonheid.
Hoe kwam het dan dat u naar Antwerpen terug bent gekomen?
Ik was op de akademie te Sevilla geweest en ik kwam dan naar Antwerpen om aan de akademie verder te studeren en ook aan het Hoger Kunstinstituut. Daarna ben ik nog zes jaar naar Parijs geweest, waar ik de lessen heb gevolgd aan de Beaux Arts en me grondig heb toegelegd op de studie van de anatomie en ook van het naakt. Verder heb ik nog een hele tijd in Italië verbleven en heb vele reizen gemaakt in Engeland, Duitsland, Zwitserland en ook Nederland, waar ik het geluk had vriendschap te sluiten o.m. met Toorop, Frederik van Eeden, Pieter van der Meer de Walcheren.
Dat zijn klinkende namen en daarbij schone mensen. Wanneer kwam u definitief naar Antwerpen terug?
In 1907. Ik werd dadelijk opgenomen in de Boechoutse Kunstkring ‘Streven’ en nam met de portretten, die ik in Parijs gemaakt had, deel aan de exposities. Ik stond toen nogal fel onder de invloed van Parijs en moest nog mijn eigen temperament vinden. Dat is langzaam gegaan door hier te leven en met de kunstenaars van hier om te gaan. In 1913 b.v. leerde ik Hugo Verriest kennen, die mij in 1914 uitnodigde om zijn portret te komen schilderen te Ingooigem. Dat heeft mij geluk bijgebracht, want ten huize
| |
| |
van Hugo Verriest heb ik voor 't eerst de jonge dichteres Magda Peeters ontmoet, die later mijn vrouw zou worden.
De kunst die tot de liefde brengt! Het is een mooie weg. Viel het portret van Hugo Verriest mee?
Ik maakte er schetsen voor en er bestaat een rood-krijt-tekening maar het portret zelf werd nooit geschilderd. Enkele dagen voordat ik met mijn schildersgerief naar Ingooigem wilde reizen, brak de oorlog uit en ben ik, zoals mijn vrienden Joe English en Rik Wouters, naar het front vertrokken.
Waar u niet van de kalmste was. Wanneer men u roekeloosheid verweet, gaf u steeds als antwoord: er kan mij alleen overkomen wat mij moet overkomen. Ik heb dat ergens gelezen. Is dat niet wat fatalistisch?
Zo denk ik nog steeds, maar ik noem het de Goddelijke Voorzienigheid.
En waar de wapenen spraken, zweeg de kunst.
Aanvankelijk toch. Na de val van Antwerpen werd ik naar Nederland gedreven en geïnterneerd in het kamp van Amersfoort. Daar zag en ondervond ik hoe de stoffelijke en geestelijke ellende de mens kan terneerdrukken en kapotmaken. Om mijzelf te bevrijden, ben ik beginnen te schilderen in en buiten het kamp. Ik heb er de mens ontdekt in de honderden soldatenkoppen die ik getekend heb. Meer dan 500 van die studies werden trouwens tentoongesteld te Cardiff, te New York en te Soerabaia. Ook buiten het kamp tekende ik veel, vooral bomen, sparren en duinen. Ik ondervond veel steun van vrienden, o.m. van Frederik van Eeden en Jan Toorop. Ik heb dan nog het geluk gehad opnieuw Magda Peeters te ontmoeten, die in Nederland verbleef en met wie ik dan eindelijk in 1918 kon trouwen.
| |
| |
U had toen al het een en ander meegemaakt. U was toen 39 als ik goed tel. Maar men noemt u de pionier van de glasraamkunst in ons land en over deze kunst en aktiviteit hebt u nog geen woord gezegd.
Ik ben daar ook maar later mee begonnen en ben er door de omstandigheden toe gebracht. Na de oorlog bevond ik mij in een benarde positie: mijn ouders waren dood en mijn atelier was door brand vernield. Ik had vrouw en kind en moest leven. Ik kreeg dan van een Antwerps vriend een voorstel om naar Los Angeles in Californië te gaan om daar decors te maken voor de film. Het was een mooie oplossing voor al onze moeilijkheden en ik was praktisch besloten op het aanbod in te gaan toen het mij ten stelligste werd afgeraden door de dichteres Zuster Maria-Jozefa, die u wel kent. Ik antwoordde haar dat ik toch moest leven. ‘Dat kunt ge hier ook’, zei ze. ‘Probeer het in het glasraamschilderen en om praktisch te zijn: maak mij een glasraam dat het pinkstervuur uitbeeldt.’ Ik heb dat voorstel aangenomen. Het werd een Sint-Jan de Evangelist onder de pinkstervlammen. Hier hangt nog het projekt. Het glasraam zelf staat te Turnhout in het Heilig Graf.
Zuster Maria-Jozefa heeft u en ons een mooie dienst bewezen. Ik herinner mij trouwens dat zij voor u een gezelliaans gedicht heeft geschreven, waarin zij uw kunst bezingt. In uw gedenkboek, als ik me niet vergis:
Mijn ziel wil zijn een kerkeraam
Van levend glas, vol verven,
Gebrand, gebroken - en weer saam
Eén schoonheid van àl scherven...
Het is mooi gezegd. En dan had u dus uw weg gevonden?
Ja, maar die is nooit gemakkelijk geweest. In die tijd heerste er in dit genre de grootste smakeloosheid. Alles was neogo- | |
| |
tiek en kopie en had met kunst niets meer te maken. Niemand had nog een juist begrip van de techniek en de betekenis van een glasraam. Men leerde en leert nog dat een glasraam voor een derde figuur en voor de rest ornamentatie moet zijn. Ik antwoordde: ‘Als Christus voor een raam komt staan, neemt Hij alles in, dan is Hij alles en is er geen ornamentatie meer nodig.’ Een glasraam moet een syntese zijn van lijn en kleur; details en kleurnuances werken verstrooiend. Opdrachtgevers vroegen en vragen soms nog fade kleuren, bonbonkleuren, alsof een kunstenaar die echt gelooft niet brandt en zulk sterk geloof kan niet anders dan zich uitdrukken in sterke kleuren en strenge lijnen. Voor mij is het essentiële van het glasraam: de kleur die de zon binnenbrengt. Die hebben wij hier in het Noorden nodig en daarom is het glasraam ook zo eigen aan het Noorden. In Spanje, Italië en Griekenland kennen ze dat niet zo, daar leven ze in de zon, daar leven ze in volle licht. Ik ben er trouwens van overtuigd, dat de glasramen bij ons hun ontstaan te danken hebben aan de kruisvaarders. Die brachten tapijten mee met helle kleuren, die ze hier niet gewoon waren, en uit heimwee naar zon en kleur is het glasraam geboren. Daarom is één glasraam in een kerk ook absoluut onvoldoende, ik bedoel een enkel glasraam op zichzelf. Alleen een ensemble van glasramen kan een atmosfeer scheppen, een warme en gouden sfeer.
Ik heb dat nooit zo mooi horen zeggen. Hoe werd die nieuwe visie ontvangen?
Goed, maar alleen door de kloosters. Door de kerken heel wat minder, omdat het projekt van een glasraam drie kommissies moet passeren: eerst die van de diocesane overheid, dan die van de provincie en dan eindelijk die van de Staat. In die kommissies zetelen alle soorten mensen en zijn de leden vaak verschillend van oordeel: zo gebeurt het
| |
| |
dat wanneer één lid nee zegt, uw ontwerp eenvoudig afgewimpeld wordt.
Elke kommissie zou haar eigen specifieke taak moeten hebben. De rol van de diocesane kommissie zou zich moeten beperken tot het oordeel over de liturgische zijde van het werk. Het is haar taak te beletten dat heilige onderwerpen oneerbiedig en karikaturaal zouden worden voorgesteld: Kristussen met waterkoppen b.v. en heiligen met misdadigerstronies. In kan trouwens moeilijk aannemen dat de wanorde, die zich vaak als katolieke kunst aandient, door gelovige mensen werd ontworpen en geschapen. Er wordt wel eens gezegd dat de mensen hun godsdienst niet meer beleven, maar ik betwijfel sterk of die duistere en vormloze dingen hen in de goede zin beïnvloeden. De artiest moet een taal gebruiken die de mensen verstaan, anders kan men op de preekstoel ook in het Chinees godsdienstonderricht geven. Wat dan de provinciale kommissie aangaat, die zou enkel moeten oordelen of het voorgelegde ontwerp qua stijl, karakter en kleur past bij het gebouw of kerk waarvoor het werk bestemd is. En de koninklijke kommissie ten slotte zou zich enkel moeten uitspreken over de estetische waarde van het werk.
Dat is een duidelijk standpunt. Vindt u begrip bij de architekten?
Bij sommigen: dan werkt men ook met vreugde en is het resultaat goed. Onlangs werd mij een projekt gevraagd voor een grote kerk, maar de eis van de architekt was: geen kleuren. Het moest allemaal licht glas zijn. Dat is haast niet te doen, ik hou van kleur. Op een andere keer wil een pastoor een glasraam bij mij bestellen, maar zijn architekt, die het voor de neogotiek heeft, moet er ook een woordje in meespreken. De pastoor brengt de architekt bij een raam van Sint-Lutgart en daar zegt de architekt: dat is nu precies het voorbeeld hoe het niet mag zijn! Voor hem
| |
| |
was een glasraam ornamentatie; voor mij is het de schepper van de atmosfeer.
Ik geloof niet dat er nog veel mensen zo vrij en duidelijk voor hun mening uitkomen en daarbij zo klaar omlijnen hoe zij het zelf zien. Maar zouden we het ontstaan en de groei van zo een glasraam niet eens geïllustreerd kunnen zien?
Behalve het branden, want dat gebeurt hier niet. Kijk, u hebt hier een foto van het glasraam dat ik voor het Ruusbroecgezelschap heb gemaakt. Het is vijf meter bij twee. Een glasraam begint altijd met een schets. Daarbij rijzen de problemen, eigen aan de techniek van het glasraam. Elke vierkante meter moet een ijzeren staaf tot steun hebben, anders kan het niet houden. Dat ijzeren raam is dus noodzakelijk. Hier moeten dus vijf vertikale en twee horizontale verdelingen zijn. Maar op die manier zou het geleken hebben of Ruusbroec in de gevangenis zat, achter vierkante tralies. Om dit te vermijden, heb ik de ijzeren staven gebogen. De grootste stukken glas die kunnen gebrand worden, zijn 30 bij 40 cm en stukken van die grootte moeten in lood gevat zijn. Nu wordt de schets op schaal gemaakt, gewoonlijk op een tiende en in kleuren. Zoals deze hier. Dat is dan het projekt dat ik aan de opdrachtgever voorleg. Zijn we het eens, dan wordt weer een nieuwe schets gemaakt, gewoonlijk op een vierkante meter, iets zoals dit, en ten slotte nog een schets op volle grootte, die ik op de grond uitwerk. Als ze klaar is, hang ik ze op aan de muur en zo kan ik beoordelen hoe het glasraam zal zijn. Tegen de tekening plaats ik dan transparent papier en kalkeer elk detail, b.v. het gezicht. Dat wordt dan op gekleurd glas gelegd en uitgesneden met diamant. Om schaduw te brengen in het glas, kan men alleen bister gebruiken. Alles gaat dan de oven in op een temperatuur van 700o. Het glas wordt dan mals en de kleur dringt het glas in. Doet men het op een andere
| |
| |
manier, dan schilfert de kleur na enkele jaren af. Alle stukken worden dan met lood in T-vorm aaneengesmolten.
Nu we de techniek kennen, meneer Yoors, mogen we misschien iets van de realizatie zien?
Een glasraam heb ik niet in huis, alleen maar ontwerpen. Er zijn in mijn werk, denk ik, duidelijk twee periodes: die waarin 1927 het voornaamste jaar is en dan die van de laatste jaren. De eerste periode was voor mij zeer moeilijk: ik bevond mij in vrij dramatische omstandigheden: mijn vrouw lag ziek in Zwitserland en mijn zoon aan zee. Uit die periode laat ik u werk zien, werk waarin ik mij volledig vrij heb uitgeleefd.
Verlos mij van de dood verbeeldt een kind dat de dood tegenhoudt. Tarcisius is een syntese. U kent de geschiedenis wel van Tarcisius die gestenigd wordt: u ziet, de hostie is vol licht. Dit heet De profundis en is symbolisch: de mens ligt in het graf met grond, gras en kruis boven hem: dan pas heeft de ziel tijd om aan God te denken. In deze Triptiek ziet u: God de Vader, God de Zoon, en O.-L.-Vrouw die de boodschap doorgeeft aan de mensen. Ten slotte hier een detail van Heverlee: de Boom van Jesse.
Met Heverlee bedoelt u de kapel aldaar van het grote pensionaat der Zusters Annunciaten. Dat is voor u een grote en mooie opdracht geweest. Daar werd, toen de kapel pas klaar was, met veel ophef over gespreken. Dat was in de jaren '30?
Inderdaad. Het is een kapel met veel glasramen, zoals ik het straks bepaalde. De kapel zelf werd door mijn vriend architekt Flor van Reeth gebouwd en de samenwerking met hem is een heerlijke tijd geweest. In het geheel werden hier 450 m2 aan glas in lood geleverd, waarbij bijna 300 m2 oranjeglas. Het raam van de Aanbidding der Engelen, Koningen en Herders, dat achter het altaar de hele wand van
| |
| |
het koor inneemt, is 7 meter lang; het raam van De Boodschap, dat heel de breedte van het middenschip afsluit, is 15 meter lang en 5 meter hoog. In de ramen links en rechts van het middenschip staan er 128 engelen, 16 in elk raam. Verschillende van deze figuren zijn meer dan levensgroot.
Dat is als in de middeleeuwen! Er zullen maar weinig kerken zijn waar het glasraam zo een belangrijke funktie toebedacht kreeg.
Ik ken er maar één: de Sainte Chapelle te Parijs.
Hebt u nog werk van zulk een formaat gemaakt?
Bijna zo groot. Voor de kapel van de Zusters van Liefde te Elisabethstad in Kongo heb ik ook een glasraamkompositie uitgevoerd. Verder glasramen voor de kapellen van het Sint-Lievenskollege en de Sint-Lutgardisschool te Antwerpen en voor verschillende andere kerken te Luik, Dessel, Seraing, Mechelen, Zoersel, Sint-Niklaas. Ik moet tot in 1940 zowat 300 glasramen hebben geplaatst in binnen- en buitenland. Er zijn er daarbij die mij speciaal aan het hart liggen: ik denk aan mijn Herderin der Zeven Weeën in de kapel van de Zusters Cisterciënzers te Cordemois in de provincie Luxemburg.
Dat is een hele reeks en dat zijn als zoveel heiligen die voor u spreken. En de tweede periode?
Krijgt u dadelijk ginder te zien. Ik wil u eerst nog iets anders tonen. Ik maak ook keramiek en email. Vooral email interesseert me. Ik wil daarin een kruisweg maken, maar ik moet een opdrachtgever vinden. De schetsen heb ik klaar.
Hoe wil u die opvatten?
Het is een heel ander procédé dan het glasraam, waar de vlakken door lood worden afgescheiden. Hier wordt een koperen plaat gebruikt, die in vlakken wordt verdeeld: elk
| |
| |
vlak wordt afgesloten en met poederemail gevuld. Opdat de kleuren niet ineen zouden lopen, moet er een opgehoogde koperen lijn tussen de vlakken komen. Dan gaat de plaat de oven in en de kleur smelt op 1400o.
Een volledig afgewerkt stuk kunt u niet laten zien?
Hier niet. Maar als u naar de Sint-Lutgardiskapel te Antwerpen gaat, dan ziet u daar het relikwieschrijn met acht panelen, die het leven van de heilige voorstellen.
Mag ik nu dan enkele realizaties uit uw tweede periode zien?
Graag. Maar laten we dan aan die tafel gaan, ik kan ze u daar gemakkelijker laten zien.
Nu krijgen we dus het werk uit de laatste tijd.
Ja, maar wat ik u hier laat zien, zijn geen ontwerpen voor glasramen. Het zijn schilderijen in tempera. Ik wil daarmee binnenkort een grote tentoonstelling inrichten. Eerst De dood met Sint-Jan de Evangelist. Dit is Ezechiël, die een veld met beenderen ziet. In deze Apokalipsis wordt een vrouw door een draak achtervolgd. Deze Sibille suggereert reeds het kruis en de figuur op dit schilderij is David, die alles weggooit en interpreteert: ik ga de weg van alle vlees. Mozes met brandend braambos herkent u wel, evenals de Drie Koningen. Hier is het dan weer de negentigjarige Sara, die lacht met de voorspelling dat ze een kindje zal krijgen. Dit is een Mater Dolorosa, zoals men ze in Spanje ziet. En ten slotte dan het Laatste Avondmaal: het belangrijkste is niet - zoals bij da Vinci - het verraad van Judas, maar wel Christus die het Brood breekt.
Dat is werkelijk een levende illustratie van de Gewijde Geschiedenis, die ons in de juiste sfeer plaatst en ook tot nadenken aanzet. U moet de Bijbel wel goed kennen.
| |
| |
Het is mijn liefste lektuur. Ik lees er praktisch elke dag in en als een passage mij treft, tracht ik die syntetisch uit te drukken en er de betekenis van te illustreren.
Wat beschouwt uzelf als uw grootste werk?
Een werk dat ik nog zou willen maken. Het is een projekt waar ik al 40 jaar mee bezig ben, samen met mijn vriend architekt Flor van Reeth: de kerk van de Opstanding. Al de plannen zijn klaar, wij wachten nog alleen op een opdrachtgever. Wij hebben de plannen aangeboden voor Civitas Dei, de kerk op de wereldtentoonstelling, maar wij kregen ten antwoord dat wij te laat kwamen.
Kunt u ons er een idee van geven?
Zeker. Ik zal ze u even schetsen. De kerk bestaat uit drie delen, telkens ingeleid door een groot glasraam. Eerst de Schepping, dan het Oordeel en boven het altaar het Laatste Avondmaal. Rond het altaar komen de kapellen met de martelaars. Ik zou er veel voor overhebben dit eens te mogen uitbeelden: Christus, die het brood breekt bij het Laatste Avondmaal.
Dat ziet er inderdaad groots uit. Ik hoop van harte dat er bij de mensen die op dit ogenblik naar ons kijken een toekomstig opdrachtgever zit, die u op een dag komt zeggen: bouw mij die kerk.
Ik zou zeggen met Gezelle: Ja, er zijn nog zijde dagen in het leven!
Bent u daarbuiten nog met werk bezig?
O ja, het is niet de inspiratie die ontbreekt. Ik ben ook nog bezig met elf nieuwe glasramen voor een religieuze kommunauteit in Dilia in Mexico. Kijk maar eens hier: ik heb u straks gezegd dat een glasraam tot de mensen moet spreken. Daarom moet het ook aangepast zijn aan de streek
| |
| |
en aan de visie van de mensen. De mensen in Mexico zijn half Indiaans, half Spaans. U weet dat de Bijbel zegt, dat Sint-Jan in de woestijn gekleed ging in een kleed van kemelshaar. Dat kennen de mensen daar niet maar de armste mensen daar gebruiken, zoals in de oude tijden, huiden van koeien om zich te kleden. Daarom krijgt Sint-Jan een koehuid. En kijk hier naar die ladders. Ginder leven de mensen buiten en om van terras tot terras te gaan, hun verdiepingen, gebruiken ze buitentrappen. De weg om naar God te gaan, van sfeer tot sfeer, heb ik gesymbolizeerd in die ladders hier. Het is kinderlijk maar volledig aangepast aan die mensen.
Het is in elk geval een zeer originele interpretatie.
Hier hebt u nog David, eveneens gekleed als de mensen van ginder. Alweer een symbool. David is herder en psalmist. Het schaap is de gelovige, die troost zoekt op het hart van Christus. Dit schilderij stelt de Heilige Drievuldigheid voor. Christus geeft zijn bloed. God de Vader is voor mij altijd jong, want Hij is eeuwig. En dit suggereert de H. Geest, die alles met liefde verbindt. Sint-Pieter hier is alweer gekleed als de mensen van ginder en de grond is rood zoals in Mexico. Sint-Paulus, die valt, betekent: ‘Gij zijt gekozen’. Het H. Hart is de verbinding tussen het oude en het nieuwe testament: de verbinding tussen de Ark en het Schip van de Kerk. In deze Kerstvoorstelling eindelijk rijst achter het Kind reeds het kruis.
Meneer Yoors, het zijn werelden die u voor ons oproept en het is werkelijk met recht dat men u onze meest visionaire glazenier noemt. Het is bijna niet te geloven dat u tachtig wordt. De kracht en de onuitputtelijkheid van uw verbeelding kunnen zich gemakkelijk aan die van de jeugd meten. Hebt u nog meer werk in het buitenland?
Na de oorlog heb ik nog een groot glasraam geplaatst in
| |
| |
Kingsley Hall in Londen, ter nagedachtenis van George Lansbury, de dynamische leider van de Labourparty. Ik heb het als een grote eer aangevoeld dat ik werd uitgekozen om dit ‘memorial window’ te maken. In Londen heb ik in 1955 nog een grote retrospektieve tentoonstelling gehouden.
En wij weten dat u er zeer naar waarde wordt geschat. U kreeg een van de belangrijkste onderscheidingen, die aan een buitenlander kan worden toegekend: u werd verkozen tot Fellow of the Royal Society of Arts. Ook in Boston en in New York hebt u zulke onderscheidingen ontvangen, meen ik. Maar nu nog een heel andere vraag: in het gedenkboek dat uw vrienden u in de jaren '30 hebben aangeboden en waaraan o.m. Verschaeve, Van der Hallen, Muls hebben meegewerkt, staat ook een artikel van Felix Timmermans. U hebt hem goed gekend?
O ja, toen hij nog zeer jong was en in zijn winkel 5 knopen verkocht aan een boer en daarvoor drie keer de ladder op moest. Het is Flor van Reeth, die mij aan hem heeft voorgesteld. Hij was een eigenaardige kerel: gek in zijn boeken, maar ernstig in het leven. In gezelschap zegde hij niet veel, maar hij was een spons die alles opnam. Hij zag alles wat er gebeurde en hoorde elk woord dat werd gesproken. U weet dat Flor van Reeth het prototype was van Pallieter. De Flor kan de mensen een hele dag of een hele nacht amuzeren en als de Fé daarbij was, absorbeerde hij alles. Men zegt gewoonlijk dat Timmermans zijn boek in een roes geschreven heeft, maar in feite heeft hij er tien jaar op gewerkt.
U ging met hem ook varen op de Nete?
Timmermans vertelt ergens in een boek dat ik daar verzen deklameerde van Leconte de Lisle: ‘Et je me suis baigné sept fois dans le néant divin’!
Timmermans zegt ook dat u vlug spreekt, dat het er bij u
| |
| |
uitrolt, en hij typeert u als ‘een coupe champagne’. Dat lijkt me zo slecht niet gezien.
Dat is nog Spaans, denk ik. In Spanje wil men alles zo vlug mogelijk vertellen om ook gauw alles van de andere te kunnen vernemen!
Omdat het leven zo kort is?
Maar tekeningen en olieverfschilderijen hebben wij van u nog niet gezien. Kan dat nog?
Van vroeger heb ik niet veel meer. Beneden in de woonkamer hangen er nog een paar. We gaan daar eens kijken.
Mag ik u mijn vrouw voorstellen?
Aangenaam, mevrouw. Mag ik een beetje verrast opkijken dat het hier zo stil is? Dit huis heeft de reputatie altijd vol gasten te zijn.
Mevrouw: Daar is toch iets van waar. Wij krijgen veel bezoekers van alle landen, alle standen, alle godsdiensten en zonder onderscheid van kleur.
Dat lijkt een zeer breed publiek. Hoe komt dat?
Mevrouw: Wij hebben vrienden in heel de wereld omdat wij veel in andere landen verbleven; daarbij ben ik vele maanden in Indië geweest. Ik heb daar in verschillende staten voor de radio en aan de universiteiten spreekbeurten gehouden. Ik verbleef in de universiteit van Tagore en hield er eveneens lezingen.
Yoors: Mijn vrouw heeft Gandhi gekend en kent ook Nehru.
Dat kan nogal tellen. Hoe hebt u die leren kennen?
Mevrouw: Gandhi heb ik leren kennen in Londen in 1931. Hij heeft daar zes maanden bij vrienden gelogeerd. Hij inviteerde mij om naar Indië te komen. Toen hij stierf, heeft
| |
| |
de Indiase regering deze uitnodiging gehandhaafd.
En Nehru?
Mevrouw: Met hem heb ik nog afgewassen in het Ashram van Gandhi!
En uw kinderen, waar verblijven die?
Yoors: Jan, die beeldhouwer is en schilder, woont in New York. Hij tekent ook en ontwerpt en maakt wandtapijten. In de gang hangt er een tapijtje van hem. Onze dochter woont in Engeland.
Men mag wel zeggen dat u een kosmopolitische familie vormt. Waar voelt u zich eigenlijk het best thuis?
Mevrouw: De wereld, die nu zo klein is geworden, is ons vaderland. Maar ik ben in het Vlaamse land geboren en u weet wat een mysterieuze verbondenheid er bestaat tussen een menselijk wezen en zijn geboortegrond.
Maar er is toch een streek of stad die u liever is.
Yoors: Voor mij Florence in Italië. Daar zou ik graag de eeuwigheid doorbrengen.
U bent zo een beetje overal geweest, meneer Yoors, en u hebt alle soorten mensen ontmoet. Hebt u van al die indrukken en ervaringen ook een syntese gemaakt?
Jawel. Dat de mens overal dezelfde is, dat er overal goede en slechte mensen zijn en dat wij vooral niet moeten denken dat we beter zijn dan de anderen.
Dat lijkt mij een uitspraak vol wijsheid. Er is nu nog iets dat mij intrigeert. In heel uw huis hebt u geen enkel glasraam staan. Hoe is dat te verklaren?
Omdat zij in openbare gebouwen, kerken en kloosters staan waar hun plaats is. Alleen de ontwerpen zijn bij mij achter- | |
| |
gebleven. Maar ik heb in mezelf een rijke reserve van ongeschapen werk. Ik heb vizioenen genoeg om nog honderd jaar aan het werk te blijven.
Dan nog een losse vraag, mevrouw. Schrijft u nog gedichten?
Mevrouw: Nee. Ik houd mij nog uitsluitend aan proza.
Mogen we nu dan nog een paar tekeningen zien?
Yoors: Wel die hangen daar aan de muren: bomen, duinen.
En ginder die monnik, die is wel bekend. Heeft dat schilderij een naam?
Ik heb het altijd Het gebed genoemd. Mijn Indiase vrienden noemen het de Tibetaanse monnik.
Meneer Yoors, dit was voor mij en onze kijkers een heel prettig en interessant bezoek. Wij weten dat u in de herfst van dit jaar tachtig wordt. Wij feliciteren u nu al hartelijk en zeggen: ad multos annos en maak nog veel mooie glasramen.
Mag ik daarop antwoorden met een woord dat de Griekse beeldhouwer Phidias tot het volk sprak: ‘Geef me tijd, geef me bestellingen en laat me vrij.’ Dat is de ideale werkmogelijkheid voor de kunstenaar. Ze werd mij tweemaal gegund: eens in Heverlee en eens in Elisabethstad. Ik ben daar dankbaar voor.
Moge het u dan ook nog dit jaar eens gebeuren.
Uitzending: 23 januari 1959.
|
|