| |
| |
| |
Prosper de Troyer
Brusselse Steenweg 32, Mechelen
Dat is uw atelier hier dus?
Ja, dat is mijn zolder.
In de artistieke zin dan.
Ge kunt dat zo verstaan. Ik heb heel mijn leven gedroomd eens een ruim atelier te bezitten waar ik al mijn doeken aan de wanden zou kunnen ophangen. Ik heb altijd op een zolder gewerkt en mijn schilderijen moet ik opstapelen, zoals ge ziet. Maar ik heb er altijd met plezier gewerkt, en nog.
U bent 78 jaar, u loopt met gemak naar de tweede verdieping en u blijft werken. Dat mag men een sterke jeugd noemen.
Die het toch wat langzamer moet doen. Waar ik vroeger op een seizoen tien, twaalf schilderijen kon maken, zijn er dat nu twee.
Hoeveel schilderijen hebt u dan wel gemaakt in uw leven?
Wie kan dat precies tellen? Ik schat zeven-, achthonderd. Ik
| |
| |
heb er hier nog een hele reeks staan. Vroeger kon ik altijd moeilijk scheiden van een schilderij. Ik kon het me veroorloven ze te bewaren, omdat ik een andere broodwinning had. Het is me ooit gebeurd dat ik eigen werk opnieuw gekocht heb, omdat ik er zo van hield. Met de jaren is dat veranderd. Ik denk dat er nu zowat een driehonderd schilderijen bij partikulieren hangen. Maar hier op de zolder en hierboven op de bergzolder staan er nog een heel aantal.
Dat is een eigenaardige gehechtheid, vooral voor u, die zo dikwijls van richting bent veranderd.
Dat is toch te verklaren! Van elk schilderij dat ik gemaakt heb, heb ik gehouden, anders zou ik het niet geschilderd hebben. En het beste van elke liefde blijft.
Men moet een eerlijk kunstenaar zijn om zo tegenover zijn werk te staan. Ik geloof niet dat elk artiest dat van zijn vroeger werk zou durven of willen zeggen, want er bestaat zelfs zo een soort mode om vroeger werk te verloochenen. - Die ‘Lievevrouw’ daar op de schoorsteen, is dat recent werk?
Die moet zowat vier jaar oud zijn.
Ze lijkt me typisch voor u, met die antitese van helle kleurvlakken.
Ge hebt geen geluk, want het komt niet van mij. Ik vond toevallig een bidprentje met deze Lievevrouw en ben ze gaan schilderen, omdat ik ze zo typisch vond. Ik heb geprobeerd het lichaam rondom deze lijn op te bouwen. Ik heb trouwens altijd alleen geschilderd naar instinkt, wat mij aantrok.
Het feit dat deze madonna op de ereplaats staat, betekent dat dat u er speciaal van houdt?
O nee, dat is zeer toevallig. Het formaat past precies op de
| |
| |
schouw en ik had geen andere plaats. Ik heb aan de muren niet altijd de schilderijen waar ik een voorliefde voor heb. Beneden in de kamers b.v. hangen de schilderijen waarvan mijn vrouw en kinderen houden. Ge ziet dat ook de omstandigheden de kunstsmaak beïnvloeden. Er wordt mij nogal eens gevraagd waarom de trui van mijn schilderij De goede herder zo een eigenaardige kleur heeft en of ik dat gedaan heb om precies de stof weer te geven. De uitleg is veel eenvoudiger. 't Was oorlog, ik had geen verf genoeg meer en geen geld om er te kopen. Ik heb mijn borstel in terpentijn gestoken en het blauw aangelengd en dat was het resultaat.
U hebt ook een ‘Slechte herder’ geschilderd.
Ja, die heeft de Staat aangekocht.
Die ‘Oogst’ daar, is die door Breugel geïnspireerd?
Dat kan zijn. Breugel en Bosch hebben mij in elk geval beïnvloed. Ik heb trouwens altijd van het leven en van mijn voorgangers genomen wat ik kon gebruiken. Ik heb niet de pretentie alles zelf gevonden te hebben, maar ik heb steeds getracht het persoonlijk te verwerken en uit te drukken.
Daar in de hoek is wel een zelfportret.
Ja, een reproduktie dan. Het moet zowat 20 jaar oud zijn.
En het ‘Beertje’ daar op het venster?
Is een overblijfsel van het Egyptisch paleis dat ik in Antwerpen in de dierentuin heb gedekoreerd. Ik heb daar heel wat studies voor gemaakt. Zouden we er niet bij gaan zitten?
En op de ezel het werk waar u nu mee bezig bent?
Ja het Dorp moet ik nog afmaken. Het schilderij daarnaast heet De hongerigen spijzen en het is een uit mijn reeks De
| |
| |
zeven werken van barmhartigheid. Ik had die in de jaren 50 geschilderd en een tableau ervan verkocht. Om de reeks opnieuw volledig te maken, heb ik het nu opnieuw geschilderd.
U hebt een lang en gevuld kunstenaarsbestaan achter u, meneer De Troyer. Hoe bent u feitelijk tot de schilderkunst gekomen?
Dat zal me wel in het bloed gezeten hebben, veronderstel ik. Maar er is toch een aanleiding geweest. Als kind heb ik alle mogelijke kinderziekten doorgemaakt en dat bracht mee, dat ik niet naar school kon of kon gaan spelen en dat ik altijd maar bij het venster zat. Ge weet dat ik in Destelbergen in Oost-Vlaanderen geboren ben. In die tijd werd de tramlijn Zele-Hamme aangelegd: dat was iets nieuws en sensationeels, niet het minst voor de dieren. Op zekere dag raakte het paard van de melkboer onder de tram en werd gekwetst aan de poten. Het werd verbonden met witte doeken rondom de vier poten en zo werd het op de wei recht tegenover ons huis gezet. Ik vond dat zo wonder, dat paard met die vier witte doeken rondom de poten, dat behandeld werd als een mens die gekwetst was, dat ik het wel twintig keer heb getekend.
Daar hebt u zeker geen voorbeeld meer van?
Nee. Een oudere zuster van mij zal dat nog wel hebben, maar die bewaart zulke dingen als relikwieën en daar kan ik zelfs niet meer aan!
En dan wist u dat u schilder ging worden?
O nee, zo recht liep de weg niet. Er waren thuis twaalf kinderen en moeder was vroeg gestorven, zodat er van studeren moeilijk sprake kon zijn. Ik heb de lagere school gedaan bij de Broeders te Oostakker en daar heb ik leren tekenen bij broeder-schrijnwerker, zondags in de voor- | |
| |
middag. Dat ging zo: hij haalde uit zijn kerkboek een prentje met een gotische engel en ik moest dat natekenen. Achteraf kwam ik op het atelier van de beeldhouwers Mathias en Van Biesbroeck, waar ik de beelden van alle verleden en toekomstige heiligen met bloemekens moest versieren. Dan ging ik in de leer bij kunstschilder De Pauw, wiens specialiteit het was oude schilderijen te retoucheren. Dan ben ik nog in de leer geweest bij een nonkel die smid was, en dat is mijn geluk geweest.
Hoe dat?
Wel, toen ik 19 jaar was, heb ik er mij ingeloot en moest ik soldaat worden te Mechelen, bij de kavalerie, vier jaar! Daar ik wat Frans kende, werd ik in de school van de onderofficieren geplaatst, maar mijn nonkel smid had mij ook laten opschrijven als kandidaat-hoefsmid. Zo kwam het dat ik in de kazerne af en toe de smid moest helpen. Om de tijd door te krijgen, had ik eens op alle deuren met krijt paardekoppen getekend. Komt daar generaal Lambeau op inspektie en die wenst te weten wie die koppen getekend had. Ik dacht, nu komt de bolwassing: schade aan militaire gebouwen. Maar de generaal was er zo mee ingenomen, dat hij mij naar de akademie zond.
Het zal wel een hoge uitzondering zijn dat een militair zo een gunstige invloed heeft op de kunst!
Vooral als men denkt aan het gezegde: hij kent zoveel van schilderijen als een generaal! Ge kent toch die anekdote van de onderofficier die aan een milicien vraagt welk zijn beroep is. De milicien antwoordt: kuntschilder. Ha, zegt de onderofficier, dat betekent dus: beroep: geen!
Een geluk dat u met die man niet te doen hebt gehad. En bent u dan naar de akademie gegaan?
Ja, hier te Mechelen. W. Rogier was toen direkteur en hij is
| |
| |
het die mij na mijn militaire dienst hier te Mechelen heeft gehouden. Hij bezorgde mij werk - gevels schilderen, - en ondertussen kon ik op de akademie blijven. Ik heb daar o.m. Rik Wouters ontdekt, die grote invloed op mij heeft gehad, omdat hij zoveel knapper was dan de anderen.
Hebben nog andere schilders u beïnvloed?
Laermans, om de sociale inslag in zijn werk.
Ook Smits, meen ik.
Dat wordt veel gezegd, maar dat is niet waar.
En uw eerste werken dan?
Stonden volledig in het teken van het luminisme. Dat was onder de invloed van Wouters en ook van de Franse schilders. Kijk, hier hebt ge er een voorbeeld van: Rosa of de vrouw met de bloemen.
Ik voel me altijd een beetje onveilig als ik een etiket hoor gebruiken. Luminisme duidt natuurlijk op een overwicht van het licht, wat o.m. bij Van Gogh markant is.
Ja, het wordt gebruikt voor de weergave van een zeer sterk effekt van het licht. Kijk hier maar. Vaster van vorm en zwieriger is dit tableau Moeder met kind. Eigenlijk is het op dezelfde basis van kleur en licht, maar men noemt het fauvisme.
Dat betekent dan ‘wilder’.
Inderdaad. De fauvisten wilden niet meer gebonden zijn aan zekere voorschriften die metodisch waren. Als het interessant is licht op een voorwerp te laten spelen, dan is het zeker ook interessant de dingen zelf te vervormen. Zij vervormden dan ook elk voorwerp naar hun innerlijke nood. Elk middel om hun ontroering sterker uit te drukken, was geoorloofd. Dat ging zover, dat het objekt bijna niet meer
| |
| |
te herkennen was. Matisse is een fauvist geweest en is er nooit uit geraakt.
Het fauvisme moest dan wel leiden naar het expressionisme?
Ja. Maar eerst kwam nog het dynamisme, dat door Marinetti, de vader van het futurisme, werd gelanceerd. Marinetti wilde de beweging van de zaken zelf, de machine en de snelheid van het leven in de kunst opnemen. Er is ook een verregaande overeenkomst tussen het futurisme en het kubisme. - Op een voordracht van Marinetti, waar ook Picasso aanwezig was, heeft Apollinaire eens verklaard: ‘Een schilderij is statisch, niets beweegt en alles is vast voor de eeuwigheid.’ Dat werd dan spottend kubisme genoemd: zaken op mekaar die niet bewogen. - Hier hebt ge een voorbeeld waarin getracht werd de beweging weer te geven: De beiaard. Het schilderij tracht uit te drukken hoe het geluid over de stad wordt geslingerd. Een voortzetting van deze metode hebt ge in De naaister. De vrouw is aan het naaien, haar handen bewegen. Men ziet niet een hand, maar de verschillende bewegingsmomenten van haar hand, die dan een vlak worden. Hetzelfde voor haar hoofd. Zij kijkt op, ze kijkt om enz. Dat was volledig in de geest van Marinetti. Ik had trouwens in die tijd veel kontakt met Marinetti en heb met hem een hele korrespondentie gevoerd. Ik heb nog veel brieven van hem. Marinetti heeft er indertijd voor gezorgd dat mijn tekeningen op de futuristische tentoonstellingen te Florence werden tentoongesteld.
Bestond er toen een futuristische groep in Vlaanderen?
Niet in vaste vorm, alhoewel verschillende kunstenaars verbonden waren door dezelfde opvattingen. Paul Joostens, Floris Jespers, Oscar Jespers, Paul van Ostaijen. Het was de tijd van Ruimte en van Het Sienjaal. Kijk, dit schilderij heet Het signaal.
| |
| |
Dan hebt u Van Ostaijen goed gekend?
Ik was met hem zeer bevriend en hij kwam geregeld bij mij aan huis. Ik bewaar ook van hem een hele korrespondentie. Hier hebt ge nog een brief van hem.
Beste Prost, (sic)
Spijtig dat ik het met u niet kan eens zijn - wat (sic) ik ben anders graag met u eens. Wanneer gij zegt: ‘mijn schilderijen zullen je niet interesseren’ - Ik heb een goede dag gehad u te zien. Ik verwonder me zeer daarover dat gij op zulke korte tijd zoveel rijper zijt geworden. Proficiat, vent!
- Een ander kwestie, die met esthetiek niets te maken heeft. Ik vraag u of ge mij er enkele verkopen wilt. Mij dat wil zeggen ik handel in niemands opdracht, hetgeen ge misschien zoudt kunnen denken omdat ik binnen 2 maanden naar Brussel ga. Ik handel voor mij.
Zeg mij dus eens de prijs voor:
1) | Draaiharmonika met ezel |
2) | Man met trekharmonika |
3) | Stuurman |
4) | Vrouw aan de waskuip (uw laatste schilderij) |
5) | Kristus aan 't Kruis |
Voor elk apart en voor de 5 samen. - Doe het menselik, wat (sic) ik heet nog altijd v. Ostaijen en niet Ford.
Beste groeten aan de familie
Antw. 2-8-25
Poot
Albertstr. 44
Je Paul v. Ostaijen
Heeft hij ze gekocht?
Hij was inderdaad geen cresus maar hij bezat toch schilderijen van mij, o.m. een zelfportret.
Hoe werden die moderne doeken ontvangen?
| |
| |
Hier bij ons op spot. In het buitenland, vooral in Italië, zeer gunstig.
Hoe bent u dan uit al die ismen losgekomen?
Het leven heeft daarvoor gezorgd. Eerst en vooral heb ik altijd veranderd als ik in een metode niet meer geloofde. Ik kwam na al die experimenten tot de vaststelling, dat de kunstenaar door het abstrakte zijn mogelijkheid tot kontakt met de evenmens geweldig verkleint, indien niet uitsluit. Die doeken konden nog alleen door vakgenoten worden gewaardeerd. Ik weet wel dat dat nu algemeen is. Er is op dit ogenblik een tentoonstelling te Brugge waar alle doeken abstrakt zijn, op die van Malfait, Servaes en mij na. Abstrakt is nu een soort truuk geworden. Wij bedoelden nog een soort evenwicht van kleuren en vlakken. Nu willen ze gevoelens uitdrukken zoals wij figuren uitbeelden en dat gaat niet meer.
Dan hebt u resoluut met de abstrakte kunst gebroken.
Ja, maar ook nog om een heel andere en belangrijke reden. Mijn eerste vrouw, die jong stierf, had mij geen kinderen kunnen geven. Ik hertrouwde en kreeg nu kinderen. Een kind krijgen is altijd schoon, maar als ge het krijgt als ge 40 jaar zijt, dan is dat een wonder. Dat werd voor mij dan de brug naar het leven. Ik heb toen drie jaar lang kinderen geschilderd en moederschappen.
Ook bij uw vriend Felix de Boeck heeft zo een ommekeer plaatsgehad.
Maar bij hem werd die uit droefheid geboren. Ik had meer geluk.
U kent Felix de Boeck al lang?
Hij is een van mijn trouwste vrienden. Ik heb hier op de overloop, aan de deur van mijn atelier een schilderij van
| |
| |
hem hangen. Mijn drie beste vrienden hangen daar samen en ik noem dat het vriendenhoekske: De Boeck, Mertens en Ost, die overleden is. De Boeck en Mertens zult ge hier trouwens straks zien.
Mogen we dan nu een tableau zien dat het nieuwe kontakt met het leven illustreert?
Het beste is helaas niet hier. Het is een tweeluik dat op de expositie is te Brugge. Het is een moederschap dat Vreugde en smart heet. Op het een heeft de moeder een kind aan de borst, op het ander ligt een kind in de kist. Ik heb er nog een oorspronkelijke schets van. Hier hebt ge nog een Moeder en kind. Kijk, op de achterkant staat nog een impressionistisch schilderij met een binnenplein. En dit is een kubistische studie, met op de achterkant eveneens een voorstelling van Moeder en kind.
Het illustreert uitstekend de fazen die u hebt doorgemaakt. Na die tijd is dan de volle ontplooiing gekomen. Er is in uw werk ook een sterk satirische inslag. Daar hebben we nog geen voorbeeld van gezien.
Hier is er een: Raadgevers en vitters. Rondom een kunstenaar staan mensen die het beter weten: de kunstbroeder, de priester, de criticus.
De kleuren versterken nog de uitdrukking van de gezichten. Dat bloedrode gezicht van de criticus zegt mij niet veel goeds.
Ik heb het nochtans nooit tegen personen maar altijd tegen toestanden: wel heb ik altijd mijn vrije zeg gehad en dat werd mij zeer dikwijls kwalijk genomen en heeft mij ook last bezorgd. Hier hebt ge De bezetenen. Dat is een parodie op het kubisme. In de jaren 1925 kon men het kubisme aanleren in 13 lessen. Ik heb dat geïllustreerd door een
| |
| |
vleesmolen. Men steekt er van alles in en tot verbazing van de makers komt er een vrouw uit!
Zo iets in de aard van de Amerikaanse machine waarin men een varken steekt en waar blikjes worst uitkomen!
En dat is een charge op de dokter, die niet eerlijk is. Het heet X-stralen. Het steunt op een ervaring uit mijn leven. Een dokter veroordeelde een van mijn kinderen dat kerngezond was en het gebleven is.
Het is zeer scherp.
En dit hier is De dode kardinaal. Het is een schilderij dat al op heel wat exposities geweest is. Toen kardinaal Mercier gestorven was, ben ik zijn lijk gaan groeten. Het heeft op mij sterke indruk gemaakt, maar het is op basis van wat ik de volksmensen hoorde vertellen, dat ik getracht heb in deze kompositie hun voorstelling weer te geven. Zij zien de kardinaal gesublimeerd in de hemel al opgenomen.
In elk geval sterk en zeer expressief.
En dat hier is het Ei van Columbus. Alle hoofden zijn eieren, maar gedeformeerd onder invloed van hun beroep.
Een doek dat de Ghelderode graag moet gezien hebben!
Het is ook ontstaan in de tijd toen hij zijn Christophe Colomb schreef. De Ghelderode heeft trouwens de beste studie aan mij gewijd.
U was goede vrienden?
O ja. Door hem heb ik de lelijke kant van het leven leren kennen: hij is altijd cynisch en maakt het slechte plezierig. Dat is enig in onze letterkunde. Ik heb van hem nog een hele bundel korrespondentie bewaard. Bekijk deze typische briefkaart eens.
| |
| |
Geen gemakkelijk geschrift om te lezen. Maar wat een waardevol dokument:
‘Jamais tu n'as peint avec cette générosité ni exprimé par la couleur tant de poésie. Tu es arrivé, mon vieux, arrivé en toi, comme le moine arrive à la vision parfaite! L'art pratiqué ainsi devient une forme de la sainteté - et j'ai le droit de dire que tu es le plus grand peintre de Flandre. Tu t'en fous et tu continues: c'est cela le miracle de cette sainteté: humilité devant l'univers, fierté devant la société des hommes!...’
Dat kan als waardering nogal tellen... Het is trouwens helemaal in de geest van de studie die hij aan uw werk gewijd heeft en die een echte hymne is aan uw kunst. Ik heb daar nog een magnifieke typische zin uit genoteerd: ‘Il est grand de Flandre depuis quelque trente ans, quand maints d'autres n'arrivent qu'à être Petits de Paris-Bruxelles, l'espace d'une saison.’ - Een mooier getuigenis van het blijvende van uw kunst kon hij u niet geven.
Ik heb in mijn leven het geluk gehad enkele mensen - niet veel - te kennen die mijn werk hebben begrepen en verdedigd. Van Ostaijen deed het, de Ghelderode, Wies Moens, Jan Boon en Edmond Grégoire.
Heeft Wies Moens ook over uw werk geschreven?
Enkele keren. Kijk, in dit programma staat nog een uittreksel uit een van zijn kritieken.
De eerste zin is al een bazuinstoot. ‘In Prosper de Troyer is de glorieuze traditie van het Vlaamse schildersgenie tot nieuw leven opgestaan.’ Maar dat is een verzameling van klinkende namen met lof over u: Julien Kuypers, Georges Marlier, Camille Poupey, Charles Bernard. - Apropos, ik kreeg gisteren toevallig een boekje in handen van Wies Moens, een vertaling: ‘De danser van O.L. Vrouw’ en
| |
| |
ik zag dat u het titelblad had getekend. Hebt u nog meer boeken geïllustreerd?
Alleen voor Wies Moens: De tocht en Verzen. Ik heb ze daar liggen. Het zijn houtsneden. Hier hebt ge er nog enkele, maar van recente datum.
Ik wist niet dat u ook houtsneden maakte. Maar als ik de namen Jan Boon, Camille Poupey, Wies Moens hoor, dan wil dat bijna zeggen dat u voorzeker ook voor het Vlaamse Volkstoneel hebt gewerkt in die stormachtige twintiger jaren.
Een enkele keer toch maar. Ik heb eens een propaganda-affiche ontworpen en die is nog verloren gegaan.
Dat is tegenslag. Maar om terug te komen tot de evolutie van uw werk, wat hebt u later geschilderd?
Volgens omstandigheden is alles wat ik aan ervaring opdeed op doek gekomen. Ook de charges zijn milder geworden. Hier hebt ge er nog een: In het land der blinden is éénoog koning.
Dat is nog sterk de Ghelderodiaans en herinnert tevens ook weer aan Bosch en Breugel. U hebt ook vele onderwerpen uit het volksleven behandeld.
Heel wat. Hier b.v. Melkgeschiedenis. Ik zie op zekere dag van uit het venster hier een melkboer aan zijn kruik drinken. Dat was de aanleiding van deze kompositie: de wereld drinkt melk! Hier hebt u De dichter met de vogelen. Dat moet u toch wel een beetje aanspreken! Dat hier heet Sluikslachting. Onder de oorlog loop ik langs een wegel en zie daar ineens in de wei een koe slachten. Zoals gewoonlijk nam ik dadelijk enkele schetsen en heb het doek dan hier uitgewerkt.
| |
| |
Het heeft iets van de ‘Os’ van Rembrandt. Dus u neemt schetsen ter plaatse?
Veelal ja en terzelfder tijd noteer ik de kleuren die ik wil hebben. Dit hier heet Lente.
Briljant van kleur en uitbundig.
Dat valt nu op omdat Permeke en De Smet onder invloed van het Duits expressionisme een eentonige bruine kleur in de mode hebben gebracht. Kijk eens naar deze Boer met stier.
Een prachtig doek! Doet dat toch niet een beetje aan Permeke denken?
Nee, want het zit binnen in de lijst! Denk nu maar niet dat ik Permeke niet waardeer. Ik ben een van de eersten die zijn werk bewonderd heeft.
Portretten hebt u ook gemaakt?
Een hele reeks. Dit is mijn oudste dochter. Ge ziet, het métier is gegroeid. Dit is geen portret naar natuur, maar een vrije kompositie. Dat is hetzelfde kind dat ge straks bij de dokter gezien hebt.
Landschappen hebt u niet veel gemaakt?
Weinig, en als ik er een maak, is het altijd dadelijk weg. Stillevens heb ik nog wel. Kijk hier dit. Ge ziet, de kleur is meer aangepast aan de binnenkamer.
En religieuze doeken hebt u ook.
Ja, die staan daar. Ik heb daar al wat last mee gehad. Op een tentoonstelling van moderne religieuze kunst werden ze geweigerd, omdat ze niet vroom genoeg waren. Maar verleden jaar werden ze wel aangenomen.
| |
| |
Nog een eigenaardige vraag. Waarom maakt u altijd uw doeken zo groot?
Omdat ik niet anders kan. Bij de konceptie van het schilderij zie ik reeds het formaat. Ik probeer het nu wat minder te doen, want het is niet gemakkelijk ze alle te plaatsen.
Maar ik heb dorst gekregen van al dat babbelen en gij waarschijnlijk ook. Ik kan u hier niets aanbieden maar beneden zitten mijn vrienden zeker bij een fris glas. Zullen we eens gaan zien? Vergeet niet naar mijn vrienden te kijken als ge buiten gaat!
Uitzending: 12 augustus 1958.
Prosper de Troyer overleed op 5 juni 1961.
|
|