| |
| |
| |
Trein
We hebben dus het ruime sop gekozen... en wel met dien verstande, dat een plassende regen present was om ons uitgeleide te doen. We waren daar natuurlijk niet best over te spreken, maar de gesloten hemel trok zich van onze verontwaardigde gevoelens niet veel aan. Om verschillende redenen, als daar zijn: de regen, de gezondheid, zorg voor kleeren en fietsbanden en, last not least, de bekommerde vermaningen van onze vrienden, hebben we noode een burgerlijke oplossing voor lief genomen en onze fietsen en onszelf op den trein laten zetten, - omwille van onze machientjes dan nog op een bommeltje, - om toch den eersten dagmarsch van het vooropgezette plan te kunnen afwerken.
Het is niet uit mijn mond, Neleke, dat je den lof van het huidig spoorverkeer mag verwachten en zeker niet in dit geval, waar we eerder met sombere gevoelens aan
| |
| |
de afvaart stonden, maar het gebeurt meer dat dingen waarvan je niet veel goeds verwacht, nog zoo geen onaangenaam verloop krijgen. We waren zoowat een uur voor het vertrek op den trein en hadden ons mistroostig ieder in een coupéhoek neergelaten, terwijl we naar het troostelooze weer keken, in de hoop dat er misschien toch een opklaring zou komen. Met het voortschrijden der minuten vulden alle mogelijke reizigers onzen wagen, in zooverre dat het niet lang duurde of Mercator verdween voor mijn oogen achter een dikke dame, die zich tusschen ons gewrongen en dan nog middel gevonden had om met een zwaar pak mijn beenenstand met ettelijke centimeters te verhoogen. In normale omstandigheden reeds staan we gewoonlijk onze plaatsen af aan dames en oude heeren, al is dit niet altijd een dankbaar werk: komt het al eens voor dat we het niet doen, dan is het dat een verkwikkende slaap ons heeft overmand, alvorens we de gelegenheid gekregen hebben gedienstig te zijn! Maar in dit geval was het geen galanterie die me noopte de plaats te ruimen, maar wel een zoet geve el van wraaklust; want, zooals ik daar gedrukt, gekneld en half ineengeplooid zat, was het woord zitten alleen nog een middel om zich uit te drukken en ik wou de vrouw, die me in dezen toestand had gebracht, weleens dat plaatsje zien betrekken. Ik kreeg een glimp van Mercator te zien, die het al even comfortabel scheen te hebben en met het oogske, dat we mekaar toepinkten, kreeg ons optimisme een kans. We ruimden dus de baan voor de vrouw en haar staanden gebuur, een net oud heertje. Al onze belangstelling ging dan naar de landingspoging
| |
| |
van de zwaarlijvige madame, maar als je nu denkt dat ze in verlegenheid kwam, dan is je verwachting al even valsch als de onze het was. Ze zeeg neer met een zucht van welbehagen, zoodat haar medebankbezitters wel moesten schuiven, wilden ze dat zwaargewicht niet op hen voelen drukken, en onderwijl plaatste onze matrone heel handig een complimentje aan ons adres, dat het een genot was in dezen tijd nog eens een paar jongelui te ontmoeten, - wegens onze korte broekjes zag ze ons zeker voor doorgroeide knapen aan, - en het oude heertje beaamde volmondig en wellicht iets monkelend zijn spraakzame en welgedane zegsvrouw. Onze gevleide glimlach had waarschijnlijk iets weg van een grimas.
Intusschen, Neleke, was onze lichamelijke positie er niet op verbeterd, maar we hadden tijd en gelegenheid om onze medereizigers te kwoteeren. Wanneer je tegenwoordig met lui in den trein zit, die veel noten op hun zang hebben en in wier gesprekken de immoraliteit schering en inslag is, dan mag je zeker zijn dat je met beroepssmokkelaars te doen hebt die niks bij zich hebben, want als ze geladen zijn, stellen ze zich heel wat kalmer en ongeruster aan. Een bak was met dat volkje gevuld, dat lustig voor geld zat kaart te spelen en wiens gezwets schril afstak tegen de woordkarigheid van een groep arbeiders, die zeker naar hun werk gingen. Toen, na een paar stations, controleurs en rijkswacht ons even kwamen bezoeken, waren Mercator en ik natuurlijk de slachtoffers en moesten we, om de nieuwsgierigheid van deze ambtenaars mitsgaders die van onzen heelen wagen
| |
| |
te bevredigen, onze net ingepakte fietszakken half ontladen, hoe plechtig we ook verzekerden dat we niets ongeoorloofds probeerden te ontduiken. We keken zelfs een beetje beleedigd, denk ik, want we hebben altijd geloofd dat we, op grond van ons eerlijk gezicht, voor zulke exhibitiën zouden gespaard blijven. Hiermede heeft een van onze schoonste overtuigingen weer een leelijke deuk gekregen, waaraan de goedbedoelde troostwoorden onzer medereizigers niets hebben kunnen verhelpen.
Naargelang we de stationnetjes voorbijbommelden, slonk tot onze opluchting de vloed der passagiers en na een uurtje zaten we zoowaar weer gemakkelijk, met als gezellen het oude heertje, een paar werklui, een dame en een juf. Ik had tersluiks reeds opgemerkt, dat de dame naast Mercator wat ongedurig deed, maar toch wist ik niet waar ik het had, toen ze zich ineens naar Mercator boog en hem zeer vertrouwelijk iets scheen te zeggen. Ik zag mijns vriends verbluft gezicht in een breeden glimlach ontdooien en voor mijn eigen oogen nam hij zeer vriendelijk een sigaret uit een pakje dat de bewuste dame hem voorhield, waarna ze zichzelf bediende. Ik was natuurlijk te beleefd, Neleke, om te vragen wat dat te beduiden had, maar ik vond die subiete verstandhouding van mijn vriend met een wildvreemde dame toch te kras, en ik ergerde me niet weinig aan het onverholen genot waarmee hij den rook van deze sigaret inhaleerde. Ook bij het magere heertje en de werklui ontdekte ik teekens van afgunst en die verstandhouding onder mannen deed me deugd.
Bij de volgende halte kwam een oude man ons zwijg- | |
| |
zaam gezelschap vergrooten. Pas neergezeten, haalde hij voorzichtig een half opgerookt sigaartje boven, vroeg aan Mercator om te mogen aanrooken en deelde ons dan een beetje meewarig mee, dat zijn rookstokje vijf frank had gekost en het zeker nog een halven dag mee moest. Dit brak het ijs onder de mannen en we haalden ons hartje op aan de schaarschte van de tabak en haar prijzen. Ik was aan 't bezinnen of ik mijn vriend het geheimzinnig incidentje van daarstraks zou betaald zetten en voor zijn neus, met het royaal gebaar van den gelukkigen bezitter, aan de aanwezige mannen een sigaret zou aanbieden, - mijn rantsoen is eigenlijk op zulke buitensporigheden niet ingesteld, - toen de dame me ten tweeden male verblufte en met een ruk haar pakje sigaretten onder mijn neus bracht en onder dien der andere mannen, en voor we 't goed wisten, waren we lekker aan 't rooken. Als verklaring voerde de dame aan, dat ze het niet over haar hart kon krijgen, als vrouw in 't gezelschap van mannen te rooken en daarom had ze eerst Mercator's hulp ingeroepen. Ik deed mijn best om het superieure lachje van Mercator - die dan nog genoeglijk een tweede sigaret zat te verwolken, - te negeeren, maar dat ik hem dat zal betaald zetten, staat als een paal boven water.
Indien het nu zoo laat niet was, zou ik je nog wat over die treinreis vertellen, maar Mercator zit me te vermanen dat ik er morgen zeker niet zal uitkunnen om onzen fietstocht ten bepaalden tijde aan te zetten. In de stad waar we nu zijn, is het anders niet slecht, al heeft het ons heel wat geloop gekost om onderdak te vinden,
| |
| |
zoo bomvol steekt hier alles. Er is dan ook reden toe. Niet alleen is de stad mooi gelegen, wordt ze door de Maas aangedaan en bezit ze een casino, maar de fritures werken er publiek op vollen stoom, zoodat we ons een oogenblik moesten afvragen of de menschen daar wel wisten dat het oorlog was. Ook aan de warenhuizen was dit bijna niet te zien, en zelfs fruit en groenten schenen er normaal aan den man te komen. Stel je voor dat je er voor een soupertje, met frit dan nogal, minder moet betalen dan voor een pakje sigaretten op de zwarte markt... Maar voor vandaag zeg ik je maar fluks goedennacht, want mijn vriend dreigt met vreeselijke dingen indien ik het licht niet uitschakel. Servus, Neleke.
|
|