de ontplooiing van zonneheerlijkheden. Het kon me weinig deren, docht me, dat ik voor een alleenigen feestdag stond, en met gezwinden pas ben ik vroeg ter mis gegaan. Onderweg kregen mijn broeders, de menschen, een breeden glimlach, dien ze me even goedjonstig terugstraalden. De meisjes hadden nette en kleurige zomerkleedjes aan, en de jongens in hun gebaar iets van den zomerovermoed. In de kerk zelf kon je de vreugde en den jubel aanvoelen, en je had dan ook geen moeite om eenvoudig en goed te bidden.
Na de mis kreeg ik van den sympathieken briefdrager een verrassingspakketje waarmee Mercator mijn eenzaamheid had bedacht: een rantsoentje kostbare korrels waarmee men godendrank maakt. Mijn oude vriend de notaris mengde in zijn jovialen groet een hartelijke uitnoodiging voor den middag, en vulde zoo ineens mijn halven dag, terwijl de pastoor me met een welgemeenden hoogdagwensch plezier deed. Thuis maakte Jackie me zijn opwachting met een korfje aardbeien en blauwe boschbessen en een tuil roze rozen, die me dadelijk terug bij jou brachten, Neleke, en bij de ontgoocheling dat ik van jou dezen morgen geen groet kreeg. Maar Jackie's glinsterende oogen, die onverholen de verwachting uitspraken dat ik hem voor het ontbijt zou uitnoodigen, wisten deze zorg handig op zij te schuiven en met jongensachtige drukte hebben we met zijn beidjes de geurige koffie gezet. Het was een frissche morgen, Neleke, en we hadden het goed.
Het was echter de zomersche wandeling die ik in den vooravond zoo heel alleen heb gemaakt, die me uit