digde oogenblik haait er iets in jou de bovenhand, dat teer is en zoo zuiver, en dat je gewoonlijk onder je jongensachtige uitgelatenheid verbergt. Maar nu sta je als een schuchter kind voor een verbluffende pracht, waaraan je niet eens zou durven raken, maar die je maar bekijkt en bewondert en waarvan je met diepe teugen mateloos geniet.
Je doet op zoo een morgen alles kalmer. De rust van het vergezicht heeft zich in jou overgeplant en je bent er droomerig bij geworden. Er blijft iets van de charme, waarmede de morgenstond je heeft verrast, in je binnenste hangen en soms doe je de oogen even toe om het visioen terug op te roepen, maar de frissche verrukking van zoo een oogenblik is zoo moeilijk te achterhalen. Trouwens je moet zooveel aandacht verspillen aan de noodige handelingen van het dagelijksche leven, dat je wel verplicht bent je innerlijk vuur op waakvlam te zetten, wil je niet door je omgeving als fantast worden nagekeken. Maar toch belicht het morgenvisioen ook de gewoonste dingen en heeft het iets van zijn klaarte in jou achtergelaten. Je poogt soms in de oogen van je medemenschen te speuren, of zij ook de warmte van deze schoonheidsbeleving in zich dragen. Maar er is zooveel dat de meesten belet een open oog te hebben voor deze pracht, en een beetje dichter zijn is in dezen tijd uit den booze. Daarom doe je dan ook maar best, over dit alles niet met je tijdgenooten te spreken.
Trouwens na den middag kon de scha ingehaald worden, want de indeeling van je werktijd kan soms zoo fijn meevallen, dat je op het geschikte oogenblik vrij