Uit de ouwe speeldoos...(1932)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Dood van Koning Conor MacNessa (Ao Dni 33 - Iersche Legende) 't Was de droevigste nacht van de nachten, toen de krijgeren, weenend van smart, hunnen stervenden koning meebrachten, met die wonde in het midden van 't hart. Want zij hadden gestreên zonder schilden, maar met zweerden alleen - lijk hun vorst; en een spies snorde... en trof... en ze trilde... en de staalspits brak af in zijn borst! En ze vlijden in lommer en loover den stervenden koning nu neer, en Zingen, de meester, boog over den vorst en de wonde en de speer. En de krijgeren stonden er neven en ze vreesden en zeiden geen woord; en de meester rees op: ‘Hij zal leven! Zal leven! o broeders!... maar hoort!... - [pagina 26] [p. 26] ‘De koning zal sterven de stonde, dat de spieze, die kleeft in zijn borst, zal lossen en valt uit de wonde... Dan sterft hij, MacNessa de Vorst! Maar zegt hij vaarwel aan de feesten, aan jacht en aan krijgerendorst, en betoomt hij zijn woede en zijn geesten, zoo leeft hij, MacNessa de Vorst!’ - En hij leefde!... Maar was het wel leven? Wijl te zaam rond den warmenden heerd, zijn makkers den avond verdreven en vertelden van zwerven en zweerd, of als ze den wijn lieten stroomen bij 't klinkende lied van een bard... zat de koning, alleen met zijn droomen, alleen, met die spies in zijn hart! En hij leefde!... En hij zag dat zijn knechten vertrokken, waarom en waarheen? zooniet om den vijand te vechten! en MacNessa bleef thuis - en alleen... En hij wist dat er onrecht gebeurde, dat zijn volk was benauwd en benard... en hij weende als een kind - en hij treurde met de dreigende spies in zijn hart! De zonne lag over de kruinen van het bloeiende, blinkende woud; ze zilverde zeevlak en duinen en spoelde de dalen vol goud. Bij het strand, in den lommer der boomen, zat de koning, verloren in wee, en zijn oog en zijn hart en zijn droomen liet hij wiegelen over de zee... [pagina 27] [p. 27] Wie was 't die op eens al die klaarte en de zon in den duistere stiet? en die met dat dondergevaarte de wereld verschudde als een riet?... En de koning riep Barach den Druïde: - ‘Waar bleef zoo de zon? en van waar, van waar kwam die storm van geluiden?... De dag was zoo stil en zoo klaar!...’ - ‘o Koning’ zei Barach de Druïde, ‘leen 't harte naar wat er geschiedt! want ik weet wat die storm van geluiden, wat dit plotslinge duister bediedt!... Tot boete van menschlijke zonden kwam Gods Zoon op aarde - en zoo juist werd de Zoon aan den schandpaal gebonden, en gegeeseld, gesmaad en gekruist!’ - - ‘Gekruist?’ - riep de Koning en beefde... en wat dan, wat was zijne schuld?’ - - ‘o Koning! Hij kwam en hij leefde in onschuld en liefde en geduld... Hij noemde zich herder en hoeder; en hij zei tot zijn vijand: ‘mijn vriend!’ - en hij zei tot den arme: ‘mijn broeder!’ - en hij zei tot de wees: ‘o mijn kind!’ - En toen hij, - o wee den verrader! - verkocht en versmaad en verguisd, hing te sterven, hij smeekte zijn Vader voor hen, die hem hadden gekruist!... - ‘O mijn God!’ riep de Koning... ‘ze dorsten? en hij zwaaide zijn zweerd... ‘'t Is te snood! maar de spere sprong los uit zijn borste - en Conor MacNessa viel dood! Vorige Volgende