| |
| |
| |
Proke Plebs over:
modes
daverende dingen en
'ne massakker
Van den Bemde, de wereld zit uit haar hengsels; de wielen van den wagen loteren; 't hart van de menschen is nog maar één ijdelheid. En waar ge met uw oogen kijkt, 't is zot...
Ze moesten er 'ne massakker onder houden... on der al die daverende dingen van den dag... bij voorbeeld, de modes...
- Wel, wat dunkt u van de modes, Proke? -
De modes, Van den Bemde? Vroeger bestond de mode alleen voor rijke menschen. En dat hoorde zoo: 't ding is essentieel een rijk ding. Maar we zit- | |
| |
ten nu voor goed in 't starreteeken van de democratie; en lijk iedereen meedoet aan stemrecht, zoo doet iedereen mee aan modes; en mijn waschvrouw praat lijk een advokaat over plisseekes en passementriekes; en haar dochter heeft een abonnement op de ‘Gracieuse’.
Apropo, Van den Bemde, als twee vrouwen losgeraken over modes, dat 's 'ne volapuk van belang. Dat 's de menschelijke taal zotgeslagen met 'nen delirium.
En, naar 't schijnt, een budjet van Mr Theunis is eerbiedwaardig lijk een Sinaï-tafel naast het budjet van sommige juffrouwen.
En hoe meer ze praten over kleeren, en hoe meer ze betalen voor kleeren, hoe minder kleeren zij aandoen.
Dat brengt de beschaving mee, zeggen ze... Zoodat we nu maar zullen gaan peinzen, Van den Bemde, dat een neger wilder en wilder wordt naar gelang hij een langer broek aandoet.
't Zal dàt zijn...
En ze zeggen niet meer: 't Hangt schoon; of: 't staat schoon; of: 't zit schoon... Ze zeggen: 't Valt schoon... 't Valt, ja.
En tusschen rijke menschen en arme menschen is er tegenwoordig geen verschil meer te zien. 't Draagt allemaal krelle kleeren.
'k Heb eigenlijk niets tegen krelle kleeren; Job droeg krelle kleeren; S. Maarten droeg maar 'nen halven mantel; en de zeere wonden van Lazarus za- | |
| |
ten te bloeden in de scheuren van zijn jas... En alle drie toch zijn ze naar den hemel gegaan.
Ziet ge? Zij hadden wel krelle kleeren, maar geen krelle zielen.
Maar met de modes nu? Als al die modepoppen zooveel zorg besteedden aan hun ziel als aan hun kleeren, dan waren ze bots! allemaal heilig; - en als van onder aan hun kleeren dat werd genaaid, wat er boven aan te kort is, dan zouden die kleeren omtrent gaan passen.
(pooze)
En dat moeten de moeders zijn van de komende geslachten!... Hm!...
(pooze)
Maar dat 's al eeuwen zoo; en tegen de mode's is niks-niks te doen. Daar mogen de dokters nu tegen ingaan met geleerde farmacie en kanonnen van 125 kilometers; en daar mogen de mannen tegen werken met rattenvergift en vuisten-op-tafel; en daar mogen plechtige pastoors en zwarte en witte en bruine paters op den preekstoel tegen bulderen met Schriftuur en maledikties op de lippen... niks gekort!... De juffrouwen uit de Congregatie zeggen zoo: ‘Hij preekt wel schoon!’ - en ze komen thuis en ze snijen nog een reepken weg uit hunnen dekoltaasj en ze leggen nog een passementrieke bij... en voert!...
Maar mijn plan is getrokken, Van den Bemde.
| |
| |
Ik laat ze betijen en 'k lach er mee in mijn hart.. En grooter zot leeft er niet, dan een redelijk mensch die zót - wil - zijn!...
Als er hoop was op beterschap, dan ging ik heel gaarne mee... Maar om zoo met klinkende bazuinen zeventig keeren zevenmaal rond de muren van Jericho te loopen en uwen adem af te blazen, dat de muren zouden vallen; en ze vallen tóch niet? Neen!... 'k Ga nog liever naar Poppel wonen...
(pooze)
Ik zeg maar altijd aan mijn vrouw: Mieke, zeg ik, Mieke Meulemans, ik zie gaarne schoone kleeren, zeg ik, nette kleeren, en vooral betaalde kleeren... Met een turksch-leeren broek van stevigheid, en een lijvert frakske van eerlijkheid, en daarboven-op een fif hoedje van fierheid... laat me door zeg ik... Ik zeg: laat me door!... of ik kijk u omver met mijn oogen!
En gij, Mieke, zeg ik, Mieke Meulemans, doe gij maar altijd een kleed aan van deftigheid, en een boezeroen van genegenheid; en leg er maar gerust 'ne volang op van goedertierenheid, en een plat stuk van zuinigheid, en een passementrieke van moederlijkheid; en op uw hoofd, een mutske met een lint jen eenvoud en een bloemke blijdschap...
En om de schoonigheid, een reepken astrakan... as-ter-af-kan... financieel.
Ja, Van den Bemde, liever dan een trotsche dame,
| |
| |
die door de straten tjeest lijk 'ne zondaagsche regenboog van behangpapier, 'k zie veel liever een vrouw. Van den Bemde, die, lijk op de ouwe doodsbeeldekes, de wegen kent van haar huis en zij heeft haar brood in ledigheid niet geëten.
- 't Zijn niet alleen de juffrouwen, Proke...
- Persies! Van den Bemde, persies! Daar zegt ge een groote waarheid!... 't Zijn jandorie! zeker niet alleen de juffrouwen, die aan mode doen en siroop lekken van sierlijkheid.
Dat kunnen de kleppers van onze huidige jongelui al even goed den dag van vandaag.
Ik ken 'ne Kolonel, die een korset draagt.
Ge gaapt van verbazing, Jan?...
Dat deed ik ook, toen ze me dat zeien...
Toen ze me dat zeien, 'k wilde krek mijn zieleluit gaan hangen aan de wilgentakken langs mijn levensstroom; en een klaaglied af tokkelen, in den donkere, alleen, al droomende van mijn vaderland!...
Vroeger droegen alleen de boeren getten; en dan nog maar als ze mest kruiden. Nu zijn 't de heeren in de salons... En ze noemen dat getuig ‘spats’... maar ik zie goed genoeg dat het getten zijn.
En ze dragen nu maar éénen knop aan hun frak: en dan staat hij nog verkeerd.
En ze hebben een tipke blauw of geel of rood uit hun zakje hangen met geur in... 't Kleedt 'nen heelen mensch.
En ze dragen hun horlozie aan den pols, met een
| |
| |
riemke; - hier zoo, en ze komen nóg te laat op hun werk.
En ze halen een dooske sigaretten op, miss blaansj, en ze nemen een sigaretje; en ze kloppen dat zoo eens, techniek, op hun hand, 'k weet-nie-waarom, en zij weten ook nie-waarom... zoo met een air, zal ik zeggen... lijk Foch of Hindenburg met zijn maarschalkstok zoo al eens zou tikken, hij weet-nie-waarom, - om den air misschien...
Apropo van sigaretten, de juffrouwen doen ook al mee... En, zei me 'ne boer, 't zal 'ne natte zomer zijn, want de geiten loopen met stroo in hun tanden.
(pooze)
Nog een ander van de daverende dingen van den dag, Van den Bemde, en dat me doet knarsetanden, zijn die vulpennen... Ik vraag me soms a f: maar wat hebben de schrijvers en klerken dan toch uitgezet om veroordeeld te worden, dag en nacht met een vulpen in een knoopsgat te loopen?... 't Is me krek of zij alle dagen een boek gaan schrijven; of elk uur, in 't midden van de markt, een ministerieele benoeming onderteekenen...
Voor een, wien 't nuttig is, zijn er negen, die 't doen om 't ding, - om de pose.
't Is om tijd te winnen, zeggen ze.
Hoera, Van den Bemde... Hoera voor die wereldwerkers!... Nu willen ze geen tien minuten per week nog verliezen... Laten we hopen!... Wie zei daar
| |
| |
dat het vaderland om zeep was?... De frank gaat stijgen!... hoog!... ge ziet hem niet meer!... Invloed van de vulpennen op de Beurseffekten!
En ook nog, Van den Bemde, 'k heb eens hooren vertellen, dat vroeger, in den ouwen tijd, wel eens meesterwerken werden geschreven; en 't gebeurt niet meer!... Hoe 't komt?... Vroeger schreven de menschen met ganzeveeren; en een gans is het domste beest dat er loopt; maar die geleerde menschen wisten genoeg dat een meesterwerk niet in een vulpen zit of ineen inktpot... 't Zit hierrr!... (vinger op voorhoofd.)
Maar alweer, Van den Bemde, een ganzeveer is niet modern; en, zeggen de fifkens, wij zijn kinderen van den dag en 't moet modern zijn.
Net lijk met wat ze noemen de schoone Kunsten. Als ge in een museum komt, en ge staat daar vóór 'nen Rubens, 't ding pakt u ineens, schudt uw lever. En ge zegt: ‘Jandorie! die vent kon verven... Die wist me de streepjes liggen...’ Maar tegenwoordig!
't Is misschien teenemaal kunst; maar ge weet inderdaad niet of ze den Barmhartigen Samaritaan hebben uitgeschilderd of een zatte bruiloft.
- ‘Wij schilderen voor de toekomst’, zeggen de kubisten; en 'ne profeet mag natuurlijk altijd anders doen dan gewone menschen. Daar is hij nu toch profeet voor... En 't is ver-vooruitgezien... Maar ziet-ge, Van den Bemde?... menschen erbij roepen die nog niet geboren zijn, en 't gewikt en gewogen oordeel
| |
| |
vragen aan menschen die nog met een tutter in de wieg liggen, dat 's inderdaad niet moeilijk... Heel redelijk ook niet...
(pooze)
Nog een van de daverende dingen van den dag, Van den Bemde, dat zijn de Fransche romans. Dat's de nieuwe inval in België... 'k Heb gelezen dat onze voorvaderen den inval moesten verduren van Oost-Goten en West-Goten en Vieze-Goten; wij stellen het al weinig beter, Van den Bemde, en wij krijgen de straatgoten... slijk, sloeberij en smeerlapperij. Ze komen met geen pinhelmen, dat's waar! en ze steken onze bibliotheken niet in brand; integendeel!... ze verrijken ze maar al te wel! en mocht het vuur Gods er in slaan!...
En groote heeren met dekoraties en edel namen en een wit voorhemd komen saam en zitten gezeteld en beramen over de maatregelen die ze gaan treffen, want, zeggen ze, ons land wordt bedreigd met ontvolking en daar zijn geen kinderen meer...
't Is mijn schuld niet, zeg ik, want ik heb er negen... Maar ik lees die boeken niet...
En ze zullen premies geven voor elk kind... premies lijk voor de fanfare die het talrijkst optreedt... En een medalie...
En Zola ligt begraven te Parijs, in de glorie, in 't Pantheon!...
Ik zit daar soms met mijn twee handen in mijn
| |
| |
hair, Van den Bemde, en vraag me zelf af, wat voot 'ne gloeiende Mozes ons van die Egyptische fransche-romans-plaag gaat verlossen! Die 't kunnen, willen niet; die 't willen, kunnen niet!... Tusschen België en Duitschland ligt de Rijn; tusschen België en Engeland ligt de zee; tusschen België en Italië liggen de bergen; tusschen België en Holland ligt de hei; tusschen België en Frankrijk ligt er niets; daar moest het goevernement gaan liggen... met een rij piotten en douaniers.
Maar ja, dat 's tegen de kultuur, zeggen ze... en die smerige romans, dat's allemaal kultuur, zeggen ze, latijnsche kultuur.
- En 't is kunst, zeggen ze ook, Proke. -
- Persies, Van den Bemde, 't is kunst... Kunstmest...
(pooze)
Als ik niet getrouwd was, 'k ging op de markt staan.
- Op de markt, Proke?
- Op de markt, ja... Met kermis... Met een tent... En boven op de tent met groote letters: De massakker van de onnoozele afgoden... Vijf ballen voor vijf cens, en een roosje.
En daar zou een rij poppen achter staan, van zagemeel; en elk van die poppen zou een van de dave rende dingen van den dag verbeelden.
Maar als ik Mussolini was, ik zou een wet maken,
| |
| |
en in plaats van zagemeelpoppen, zoudt ge met ballen, harde ballen, mogen smijten naar de afgoden zelf, die daar gaan en paradeeren, fiffe heertjes en mode-Salomeetjes... en 't zouden ditmaal de klerikalen zelf zijn, die de boulevard-profeten zouden steenigen.
|
|