| |
| |
| |
Proke Plebs over:
pausen
bruine paarden en
commis-voyageurs
Apropo, 'k heb er dezen nacht nog van gedroomd, Van den Bemde...
Hoe 't kwam, weet ik niet. Maar ik had gisteren een printje gezien, in onzen kleine zijn handen, mei den Paus zijn portret op, teenemaal in 't spierwit. En dat moet in mijn hoofd gespeeld hebben. Dat gebeurt zoo. Komiek.
Wel zoo dan, ik droomde dat ik in 't midden van de hei stond, en ik zie me daar 'ne grooten, platten wagen, met een kolossaal standbeeld op, en dat was, lijk ze me zeien, het beeld van Koninginne Wereld- | |
| |
vrede, in porcelein, en met een plaatje om Karen hals: Frasjil... En boven den wagen, hing, wat ze noemen een Glorie, een vliegende Glorie, met een klinkende bazuin op de lippen. En vóór den wagen stond een groot bruin paard; en bij den kop van 't paard, stonden twaalf heeren, allemaal in 't zwart, en met een hoogen hoed op, en gedekoreerd, en elk met een zweep in zijn hand. En dit waren de heeren van de Vredesconferentie. 'k Had ze nooit gezien; maar ik... herkende 't heel Sanhedrin op 't eerste schot... En nu zeien ze allemaal te zaam: Dju... psst... bruine... djuu... psst... djuuu... allo!... En ze lieten de zweepjes zoo eens pitsen...
En de bruine schokte 'ne keer op de keting, kruide 'ne keer, hot, har, spande zijn achterste pooten... 't Ding bolde niet. 't Ging niet...
Ik stond er op te kijken, met mijn handen in mijn broekzakken, en 'k zeg zoo aan een van de voerliê:
- ‘Uw bruine kan dat niet trekken.’ -
- ‘Watte?’ bast hij me in mijn gezicht... En 't was juist de voorzitter, moet ge weten, 'ne mijnheer met lange wenkbrauwen.
Ik zeg: ‘Wel neen!’ heel koel zoo. ‘Dat kàn hij nie.’
- ‘En wat dàn?’ - vraagt hij me; en hij bekeek me van onder zijn strooien dak, alsof hij me met zijn oogen wilde uitkleeden.
Ik zeg: ‘Span er uwen witte voor.’ -
En koleirig: ‘'ne Witte?... Wij hebben geenen
| |
| |
witte,’ brult hij, - zoo hard dat ik ervan wakker schoot...
Van den Bemde, dààr zit het 'm: de bruine kan 't niet trekken, en 'ne witte hebben ze niet... En in afwachting staan ze met hun foirewagen in de hei... en van tijd tot tijd krijgen we nieuws: ja 't gaat goed, en we zijn allen te akkoord, en we zien heel juist waar wij zijn moeten...
Of liever, in afwachting, de hooge voerliê reizen met hun blinkende valiezen Europa op en af, van Genua naar Versailles en van Versailles naar Londen en van Londen naar den Haag; een wandelende meeting; een reizende kermis-cirk; en, zei me 't begijntje: Ze zullen nog wel eens te Rome geraken, want, zei het, alle wegen leiden naar Rome.
En dat 's heel vroom vanwege 't begijntje; maar, als alle wegen naar Rome leiden, dan loopen dus ook alle wegen van Rome weg; en nog, zoo juist iemand kan zeggen: alle wegen loopen naar Rome, zeg ik: alle wegen loopen naar Gheel.
't Feit is: alle wegen loopen naar Rome, als ge te Rome wilt zijn; en alle wegen loopen naar Gheel, als ge zelf liever naar Gheel loopt; en alles hangt er van af, langs waar toe het paard met zijn kop staat...
(pooze)
We zullen wij ze maar laten betijën, Van den Bemde, en 't is allemaal boter van besten raad aan
| |
| |
de galg van hun koppigheid... Waarheid is: ze willen den Paus niet kennen...
Daar zijn er ander, die den Paus niet kennen, omdat ze te dom zijn... En 'k vroeg over tijd aan een heer, die op speelreis was geweest naar Italië: - ‘En hebt ge soms den Paus niet gezien’?... Neen, den Paus had hij niet gezien; maar hij had macaroni geëten; ge weet wel, die lange witte pijpen hoe langer hoe flauwer; en hij had in Napels gezwommen; en een liedje gezongen op een viool van Santa Lucia; en toen werd hij op eens zot en hij vroeg me al zingende, of ik het land kende, waar de citroenen bloeien...
Maar den Paus had hij niet gezien; niet op gepeinsd.
Ander menschen willen den Paus niet kennen... Ze zeggen: Weg met den Paus!... In vroeger tijd hadt ge daar de fameuze Keizers van Rome... Dat waren me geweldig antiklerikale gasten. Maar ten minste, dat gaf 'ne match: Nero tegen den Paus!... Carpentier-Dempsey, - dat klinkt! Maar Dempsey tegen 'ne stoel, - dat 's geen sport gelijk; zoomin als de Paus tegen 'ne commis-voyageur...
Apropo, verleden Zondag zegt me zoo 'ne commis-voyageur, dat er ooit 'ne slechte Paus is geweest... tien eeuwen geleden...
- ‘En wat hebt ge geantwoord, Proke?...
- ‘Och niets! Wat wilt ge er al op antwoorden? Ik heb hem simpel dit gezegd: Eerst en vooral, niet
| |
| |
overdrijven; want overdrijven, doen alleen menschen, die ongelijk hebben; ten 2e, daar zijn honderden Pausen geweest en op de twaalf apostelen is er een min of meer losgeloterd; ten 3e dat het een droevig ding is, verdoemenis te zien heerschen onder 't groene hout en dat een deftig mensch liever moest weenen, bij 't zien dat er ook onder 't beste leder afval is; ten 4e, dat 'ne mensch van niets moest verschieten den dag van vandaag, en dat ik al heb hooren spreken van 'ne zeepbaron, die niet teenemaal verdoemd is; ten 5e, dat, als er onder de Pausen 'ne slechte Paus is geweest, dat er onder de commis-voyageurs wel 'ne goeie commis-voyageur is geweest; en ten 6e langen laatste, dat, als hij ruzie met me wilde maken, dat hij in de week eens mocht terugkomen, als hij zijn slechte kleeren aan had...
Och God! ik weet het genoeg, en ge moet het mij niet komen wijsmaken: Tegen den Paus en 't Vatikaan is alles geprobeerd geweest... Haat, laster, nijd, geweld, geld, diplomatie, vleierij en kuiperij en pomperij, oorlog en revolutie, vervolging en martelarij... Maar één ding heeft men nooit geprobeerd... Weet ge wat, Van den Bemde? -
- ‘Neen, Proke.’ -
- ‘Nooit heeft men geprobeerd den Paus belachelijk te maken!... Men kan hem verachten, haten, verfoeien, hangen, worgen, vergeven, onthoofden, kruisigen, folteren, branden... Maar 't ergste van al, wat 'ne mensch kan te lijden hebben, dat is, dat
| |
| |
men hem belachelijk maakt... En dàt - is nooit met den Paus gebeurd. -
Apropo, gij hebt in den tijd Meester Hoedje wel gekend. 't Was een renteniertje op korte financie, en klein van bouw, met heel klein beentjes, en altijd heel deftig en voornaam en serieus... Op straat had hij altijd een hoogen hoed op... En dat was een heel schouwspel, Meester Hoedje te zien wandelen, zoo deftig met zijn hoogen hoed, zoo ernstig met zijn wandelstokje. En van karakter ook, héél meegaand, en stil, héél braaf, en nooit opgewonden, altijd even kalm. Maar één ding kon hij niet verdragen... Ge moest er op straat stillekes achtergaan, en dan, plots, met uw twee handen, zijn hoed over zijn ooren induwen; en roepen terwijl: Dag Mijnheer Hoedje!... Ik zeg: dat kon hij niet verdragen... En dan stond hij daar, midden op straat, met zijn twee handen, dien hoed omhoog te pompen, - én te theateren, én te ketteren én tatati én tatata, kwaad en koleirig en opgewonden; zoo geweldig opgewonden dat hij wel een half-uur lang afliep...
Ziet ge?... Dat was 't ergste: 't sport maakte den man belachelijk... en dat 's onverdragelijk.
En nu, Van den Bemde... wat ik daar vertel, 't is zot; en 'k vraag ekskuus aan den Heiligen Vader den Paus van er zoo een zotten film doorheen te lappen, - maar nu, zeg ik, heel serieus, en alle uilen wijs op een stokje, en alle apen hun handen vóór 't gezicht, - teenemaal serieus, - zeg me: wie of wat
| |
| |
heeft er ooit ook maar op gepeinsd den Paus belachelijk te maken?... Dat is nooit gebeurd en dat zal wel nooit gebeuren; daar heeft God voor gezorgd; en zoo min als God zelf niet kan uitgelachen dan door 'ne zot, kan de Paus niet uitgelachen dan door 'ne kwibus, - en 'ne kwibus kan niemand anders belachelijk maken dan zichzelf. -
En 't is zoo...
(pooze)
De wereld, Van den Bemde, is een groote paardjesmolen en alle volkeren mogen meerijden. Ge moet betalen, natuur!
Laten wij dat noemen: het systeem der belastingen ofte de inning der gezamenlijke gelden - en voortpraten over ernstige zaken. Ik zeg: alles draait en keert; en 't kermisorgel speelt de tjoetelmarsj af van de Vaniteiten ofte IJdelheden.
Eén ding staat pal: de middenspil!... Onbeweeglijk als de noordpool; onveranderlijk als de waarheid.
En dat 's het Pausdom.
Ik kan dit anders zeggen: Londen houdt het geheim van de beursprijzen; Parijs het geheim van de modes; Berlijn het geheim van de zware kanonnen; - Rome houdt het geheim van de Waarheid. Maar kanonnen veranderen; modes worden zotter en zotter; beurskwoteeringen en wisselkoersen klimmen en dalen; - alleen de waarheid blijft lijk zij is en was en zijn zal: één, zelf, - zij. -
| |
| |
Of wilt ge 't nog anders?...
Te Parijs zeggen ze; wit was gisteren groen; heden blauw, morgen rood; te Londen zeggen z e: wit was gisteren blauw, heden rood, morgen groen; te Chicago zeggen ze: wit was gisteren rood, heden groen, morgen blauw; in Rusland zeggen ze: wit was gisteren zwart, heden bloedrood, en morgen niks mendalle... Maar Rome zegt: wit is wit, 't was wit, en wit zal 't blijven...
Aan 'ne mensch, die zoo spreekt, is niet veel te roeren of te wiggelen, Van den Bemde... Nu, 't is waar ook, 'ne mensch spreekt zoo niet; alleen God spreekt zoo, met de stem van den Paus...
Ja, de Paus zegt wit; en de Paus is wit... Wit is geen kleur zeggen de menschen. 't Kan zijn, als ge van mode spreekt; als ge 't over geld, als ge 't over moed en bloed hebt... Maar ik zeg: wit is geen kleur, omdat het bóven alle kleur uit staat; en daarom ook omdat hij boven alleman staat, draagt de Paus een witten toog. -
Wit, - dat is de kleur van de eerlijkheid, van de kindjes op eerste Communie, van de kroontjes voor wijs gedrag, van papier waarop de geleerde klerken geen domheden neerschreven, van de reine lelies en zuiverheid... en, zegt Sint-Jan, in 't bloed van het Lam worden de zielen van de zaligen witgewasschen...
En dat zit altemaal in den witten toog van den Paus...
| |
| |
Natuur! dat knekt de wereld... De wereld ziet liever rood van bloed, geel van goud, grauw van kauwe-tsjoe, groen van absintjes; en in steê van 'ne witte, spannen ze liever 'nen bruine vóór den vredeswagen - en den bruine hangen de hoefijzers los en hij zuigt achter zijn adem lijk een pomp die af is...
Voert! -
|
|