| |
| |
| |
Proke Plebs over:
ongeloof
spiritisme en
zwarte katers
't Is altijd wat nieuws in de wereld; 't is zoo natuurlijk, Van den Bemde, dat de menschen, die toch maar groote kinderen zijn, al eens van speelgoed veranderen.
En tegenwoordig heet het spiritisme!...
(pooze)
Een soort spokerij...
(pooze)
Maar wat slimme profeet had het wel ooit voorzien, dat de menschen, die alle geloof in God en
| |
| |
geesten hadden verloren, nu zoo maar op eens zouden gaan gelooven aan spoken en tafelpooten?...
Lijk wat ze noemen een lawien, zoo kwam een eeuw geleden, het ongeloof op de wereld gestroomd; en de geleerde klerken zeiden: God bestaat niet; en al wat er is, heeft zijn eigen zelf gemaakt; en de eerste mensch was een soort aap; en als ge lang genoeg leeft, wordt ge zelf nog 'ne God.
Zoo spraken de geleerde klerken, Van den Bemde.
't Bovennatuurlijke moest weg; natuur was alles; en in plaats van een engel te willen worden met vleugels, deed 'ne mensch veel beter te denken dat hij maar een aap was zonder staart.
En de wetenschap zou de rest wel doen... Arme wetenschap!... En wat waren wij naïeve snullen, toen we dachten, Van den Bemde, dat wetenschap en kennis en verstand niet tegenover God en ongeloof stonden, maar daarneven... beter nog, er onder!... dat verstand en redeneering deel uitmaakten van 't geloof... en dat, als we geen verstand hadden, dat we dan ook geen geloof zouden hebben!...
En 't menschdom ging dan met de geleerde klerken de baan op van de wetenschap... Ze verlieten God, lijk de Bijbel zegt, en ze volgden de fantazieën van hun hart...
Maar gelijk het gaat, Van den Bemde, 'ne mensch moet iets hebben boven zijn hoofd; en zoo min als een treffelijk mensch langs de straat wandelt zonder klak of hoedje, zoo min ook kan zijn ziel, zijn hart,
| |
| |
zijn menschelijkheid treffelijk gaan wandelen langs de straat zonder 'ne schijn of 'nen afschijn van 'ne God, of 'nen afgod...
Ik begrijp wel waarom...
'ne Mensch zoekt zijn geluk, Van den Bemde; en dat geluk moet hem van buiten komen, want binnen zit het niet; 't moet van buiten komen, zeg ik, - en van boven!... En komt het niet van God, dan moet het, jandorie! maar komen van een afgod...
En toen begon het sport...
Apropo, 'k was eens te Gheel, en daar komt een oud man op me af, en in 't midden van de straat, hij knielt vóór me neer, vouwt zijn handen saam, doet zijn oogen toe, en zegt me: ‘O God de Vader, red me!...’
En juist de schepene, die voorbijkwam, zei me zoo: ‘Laat maar doen... hij speelt een beetje in zijn hoofd.’
En ik heb hem toen eens laten stoppen...
- ‘Den schepene?’ -
Neen... den zot.
En lijk die zot, lijk die arm verloren ziel, dat uitgegaan licht, zoo loopen die ongeloovige klerken langs de wegen van hun leven en ze kijken uit naar de kimme of er niets of niemand opdaagt waarvoor ze kunnen knielen... een ding ja! of een God! of een afgod, aan wien zij hun opperste adoratie kunnen opdragen...
En voor één God, dien zij omneerhaalden, kregen
| |
| |
wij er een dozijn; voor één altaar, dat zij afbraken, zooveel altaars als er dwalingen en ketterijen kunnen huizen in de herten van 'ne mensch, als 'ne mensch een God gaat zoeken waar een God niet te vinden is.
En we kregen materialisme en socialisme, anarchisme en liberalisme, en internationalisme, en bolsjewisme, en nihilisme...
En, zei Apostel Paulus, gij mannen van Athenen, gij zijt wondere mannen; in alle menschelijke dingen staat ge vooraan; rijk in alle kunsten, hoog in alle glorie's, en in alle slimmigheid en vernuftigheden ver!... Maar in zake godsdienst overdrijft ge. Gij hebt een tempel en een altaar en adoraties voor alle góden; lijk die arme zinnelooze ziel van Gheel, ge knielt voor allen afgod; en nu zie ik daar een altaar staan, toegewijd aan den ongekenden God!
Wondere mannen waren ook onze geleerde klerken; zij ook hadden een God dien zij niet kenden; maar nu hebben zij hem gevonden... en 't is hem, zeggen ze... Spiri-'t-is-hem... geesten en spoken.
't Spiritisme, Van den Bemde, 't is weeral een bewijs, dat de mensch niet genoeg heeft aan stof en stoffelijkheid; 't spiritisme is de wraak van de verbolgen menschenziel op de vetheid van 't menschenlichaam; 't spiritisme... wel! als 'ne mensch weigert den geest te zien, dan zal hij geesten zien, geesten en spoken!... Wie God niet hoort spreken uit hemel en Sinaï, zal een afgod hooren spreken uit de tafelpooten.
| |
| |
Zoodat we nu dit wonder sport mogen beleven: de geleerde klerken joegen God uit zijn eigen schepping en ze bevolkten de schepping met spoken.
- Gelooft ge aan spoken, Proke? -
- Of ik aan spoken geloof, Van den Bemde?... Spoken?... 't Kan bestaan, zeker, maar 't zijn altijd andere menschen die spoken zien...
Persoonlijk heb ik ooit maar één spook gezien; 't was 'ne zwarte kater.
't Was op een avond laat; en 'k ging mijn blaffetuurkes sluiten, en, waarempel, daar zat 'n zwarte kater op de stoep vóór mijn deur... En hij zat daar zoo maar en bekéek me, en ik bekeek hem, en wij bekeken malkander, en 'k zei zoo: ‘Wat moet gij hebben, manneke?...
- Niks! - zei de kater. -
- ‘En verschoot ge niet, Proke?’ -
- Wel neen... Hij zei niks...
(pooze)
Ik meen, Van den Bemde, dat de meeste van die tafelpooten, waaruit zoogezegd de geesten en de afgestorven zielen spreken, niet anders spreken dan die zwarte kater.
Natuur!... geesten bestaan; en als God het hun toelaat, dan kunnen ze met ons komen spreken. Waarom niet?... Zoo leert de Kerk en de ondervinding; en, zegt Sint-Jan, gelooft niet elken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want, zegt
| |
| |
Sint-Jan nog, vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld.
Maar, Van den Bemde, de dooden zijn ernstig, en de geesten hebben in den hemel wat anders te doen, dart bij ons te komen, en in 't vagevuur wat heiligers, en in de hel wat ergers. Denkt ge dat er ginder artisten zijn die een rol hebben van buiten te leeren om bij ons vertooningen te komen geven?
En wat zouden zij ons wel komen leeren? - Dat we 't goede moeten doen? 't Kwade laten?...
Maar de rijke vrek uit de parabel vroeg ook of hij eens op aarde mocht weerkeeren en in zijn vaders huis zijn vijf broeders bekeeren... Maar, zei Abraham, dat mocht niet; en om zich te bekeeren, daartoe hebben ze Mozes en de Profeten...
- Ja maar, zei de vrek, als een doode tot hen ging, ze zouden zich bekeeren...
- Ik peins van neen, zei Abraham; als ze niet luisteren naar Mozes en profeten, naar levenden Paus en levende Kerk, dan zullen zij zich ook niet laten gezeggen, al moest er een doode uit het graf opstaan.
Die vijf broers, Van den Bemde, dat zijn de geleerde klerken...
(pooze)
Natuur! 't zou een heel interessant ding zijn, als we zoo op de foire, een nikkeltje mochten in een machien steken, lijk in een sjokolatmachien, en zeggen: ‘'k Heb dien geest van doen... dat spook... En zet er Sint-Michiel neven, met 'ne kepie op, ach- | |
| |
ter een gisjetje, dan is het sport teenemaal georganiseerd...
't Is kinderachtig, Van den Bemde!...
(pooze)
Geesten kunnen verschijnen, dat 's klaar, en spreken met ons en omgaan met ons. 't Is gebeurd en 't is zoo oud als de wereld; 't gebeurt nog en 't zal blijven gebeuren... maar God moet het toelaten... Dat 's ook klaar.
Maar ik kan niet begrijpen, Van den Bemde, dat O.L. Heer er belang bij heeft, zoo maar aan 'ne geest te zeggen: ‘Geest, op 't ondermaansche diep zitten eenige geleerde klerken rond een tafeltje en ze vragen u ... Ga eens kijken...’
En toch komen de geesten, zeggen ze... Maar ik zeg, 't zijn altijd ander menschen, die ze gezien hebben, en 't gebeurt in verre landen... En daar is zooveel bedrog en fopperij onder gefoeffeld dat 'ne serieuze mensch zegt: 't Is schamoteerderij... Voert!
In zulke zaken, op zulk terrein lijk de schoolmeesters zeggen, moeten we heel voorzichtig zijn... Hier moet ge op uw teenen treden, Van den Bemde, en den adem inhouden... Hier ligt inderdaad het gebied van de mysterieuze wereld en van de ongeziene geheimenissen, die niet van den mensch zijn...
Maar vooral ge moet uw oogen openhouden.
En de katechismus zegt: dat de afgoderij, superstitie en bijgeloof zonde is...
En wie de waarheid wil weten en 't wezen van de
| |
| |
dingen vinden, mag ze nooit zoeken langs verboden paden; en zoo nieuwsgierigheid de moeder is van alle wetenschap, daar is een ongezonde nieuwsgierigheid, die naar de dood leidt... En op het fleschje ‘spiritisme’ heeft de Kerk een etiketje geplakt: vergift, met twee doodsbeenderen over malkaar... En gelijk heeft ze wel.
(pooze)
Zoodat de geleerde klerken dan eigenlijk uit het geloof overstaken naar 't ongeloof, en uit het ongeloof, naar 't bijgeloof.
En de pastoors hebben ongelijk, als ze klagen, dat het geloof bij ons uitsterft. Ze zeggen, dat we niet genoeg gelooven. We gelooven te veel!... We weten niet waar blijven met al ons geloof!... En de ongeloovigsten van al, bij voorbeeld, sommige gazetschrijvers, knielen vóór tafeltjes en stoelen, lijk die zot van Gheel vóór mij, lijk de Israëlieten vóór den Sinaï, en smeeken: ‘O God! o Proke! o Berg! o Tafelpoot! Redt ons! Laat ons gelooven!...
Ze gelooven niet aan de onfeilbaarheid van den Paus, maar ze gelooven aan de onfeilbaarheid van kaartlegsters.
Ze halen hun neus op tegen de Onbevlekte Ontvangenis van O.L. Vrouw; maar ze gelooven ook niet aan de erfzonde door Adam; zoodat ze nu gaan verdoemd zijn, omdat ze gelooven aan de Onbevlekte Ontvangenis van iedereen.
| |
| |
Ze gelooven niet aan novenen, bedevaarten en sakramenten, maar zetten hun ziel op spiritisten, hoefijzers en tafelpooten!...
Maar zoo diep denkt 'ne gazetschrijver niet, 'ne Gazetschrijver slaat 'ne mensch zijn hoofd af en zegt: Peins!...
't Oud geloof sloeg 'ne mensch zijn beenen af en zei: Vlieg!
En neem eens de ‘Soir’ van Brussel.
Dat is nu een van die geleerde klerken... en daar staan dozijnen in van wat ze noemen annoncen voor kaartleggerij, spiritisterij, verrekijkerij!...
En te Parijs verdienen duizenden profetessen wit brood met uw toekomst te voorspellen, klaar als een waterke!
Verjaag God langs de deur, Van den Bemde, en de afgoden komen langs 't mozegat binnen.
Zeg vaarwel aan de vier Evangelisten; en vier tafelpooten komen in de plaats staan.
Weer het kruis van uw gevel; en ge hangt er een hoefijzer...
Weer het Symbolum des geloofs; en ge zult bidden: Ik geloof in 't bijgeloof, almachtig; en in zijn kinderen, als daar zijn witte spoken en zwarte katers.
En dat is te begrijpen, Van den Bemde, want wat zult ge in uw hersens steken, als 't gezond verstand, - en waar zal 'ne mensch zijn ziel mee vullen, als er de waarheid uit weg is? -
|
|