Kronijken
(1930)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |
Het SignaalWaar is het wel!... Daar is in 't leven zóóveel te zien dat schoon is, en goed, insteê van kwaad en leelijk! Daar is zóólang te praten over brave menschen! en wat zouden we dan papier en inkt en tijd verkwisten aan afschuwelijkheden, al of niet gekroond? Maar nu las ik onlangs een boek, - een belangrijk en spannend boek, - getiteld: ‘De strijd van Hendrik VIII om Anna Boleyn’Ga naar voetnoot(1). En in het eerste aanhangsel van dit boek vindt U de lijst, op tijdsorde, van Hendriks levensfeiten; en in die lijst, drie lijntjes, kortweg en dordroog als een procesverbaal: - ‘19 Mei: onthoofding van Anna Boleyn. | |
[pagina 36]
| |
20 Mei: verloving van Hendrik met Jane Seymour. 30 Mei: huwelijk van Hendrik met Jane Seymour.’ Drie dorre datums, drie droge feitjes, maar in die drie lijntjes lilt bloed, trilt een tragedie...
* * *
En zoodus, Hendrik verstiet zijn wettige echtgenoote Katharina van Aragon, en, Januari 1533, sloot hij ‘huwelijk’ met de hofjuffer Anna Boleyn. Shakespeare en Fletcher laten in hun tooneelstuk ‘Koning Hendrik VIII’, den kroningsoptocht der nieuwe koninginne voorbijtrekken: - ‘Uitklinkende voorop, klaroengeschal. Rechters in zwart gewaad, witte pruiken. Lord Kanselier, voorafgegaan door grootzegeltasch en knotsstaf. Koorzangers, zingend. De Mayor van Londen, met knotsstaf. De Wapenkoning van den Kouseband, in zijn wapenrok, met verguld-koperen kroon op het hoofd. De Markies van Dorset, met gouden scepter en gouden haarband. Naast hem, de Graaf van Surrey, den zilveren staf met de duif dragend, met de gravenkroon. Beiden met de halsketen van den Kouseband. De Hertog van Suffolk, met hertogskroon en langen witten staf van opperhofmeester. Naast hem de Hertog van Norfolk, met maarschalksstaf en hertogskroon. Beiden met de halsketen van den Kouseband. Het baldakijn, gedragen door vier baronnen van de vijf havens; onder 't baldakijn, de Koningin in bruiloftsgewaad, gepereld en gekroond. Aan haar zijden de Bisschoppen van Londen en van Winchester. De oude Hertogin van Norfolk, met kleine gouden kroon, en den sleep der koninginne dragend. | |
[pagina 37]
| |
Gravinnen en edelvrouwen, met eenvoudige gouden haarbanden, zonder bloemen.’ En wij vernemen wat de toeschouwers, terwijl de stoet verloopt met zijn protokool van plechtgeplogenheden, zooal te vertellen weten: - ‘Tweede Edelman:
Een koninklijke stoet, voorwaar! - Dien ken ik; -
Maar wie is 't, die den scepter draagt?
Eerste Edelman:
Lord Dorset;
En die daar is graaf Surrey met den staf.
Tweede Edelman:
Een koen en wakker edelman. Die volgt,
Is hertog Suffolk?
Eerste Edelman:
Juist, de groot-hofmeester.
Tweede Edelman:
En dat: Lord Norfolk?
Eerste Edelman:
Ja.
Tweede Edelman: (de Koningin ziende):
God zegene u!’ -
Eigenlijk deden we beter Shakespeare terzij te laten liggen en een versje te lichten uit de poëtasterijë van Tollens: - ‘Niet steeds is de liefde bestendig van duur!’
Want zoodra zou Anna Boleyn de onbestendigheid ondervinden, zoodat de vrome wensch van den tweeden Edelman niet in vervulling ging. - Wat we gissen konden. Drie jaren mocht de koninklijke glorie duren; een jaar om te groeien, een jaar om te bloeien, een jaar om dood te gaan. Om dood te gaan! Op 1 April 1536, woonde Anna Boleyn te Greenwich een steekspel bij, - en dit was het einde. Anderhalve maand later werd ze veroordeeld; en nog eens vijf dagen later zou ze sterven. | |
[pagina 38]
| |
Drie dagen vóór haar dood vertrok Hendrik op jacht uit naar het domein der Seymour-familie, Wolf-Hall genaamd, en gelegen niet verre van Savernake, een honderd-twintig kilometer ten Westen van Londen. Een prachtig, boschrijk heuvelland, waar wild zat in overvloed. Wild, ja; en ook Jane, de dochter der Seymours. En, zooals ik zei, Hendrik ging op jacht uit bij de Seymours. En op 19 Mei zou Anna Boleyn sterven, en 't zou gebeuren in den Tower, den Toren te Londen. Op 't oog af, is de Toren van Londen, uitliggend over een oppervlakte van ruim vijf hectaren, een oude burcht, die in zijn omtrek van wijde muren en diepe grachten een verscheidenheid omvat van residenties en pleinen, kapellen en torens, een gevangenis, een kazeme, een arsenaal, een museum. Het is de stilste plaats in Londen, en de meest tragische tevens van heel de wereldGa naar voetnoot(1). Tragisch, sinister en luguber. Daar ademt ge lucht van treurspelen, daar grijpt u al het dramatische van Engelands eeuwenoude geschiedenis bij de ziel. Ge zoudt er stikken. Op een der binnenpleinen ligt een vierkantig geplaveid plekje: the site of the scaffold, - de plaats waar vroeger het schavot stond opgericht; en waar zoo velen werden gehalsd! Hendrik zelf nu had beslist dat Anna Boleyn, niet zooals dit de gewoonte was, bij de bijl, maar bij den zwaarde sterven zou, en uit Kales, in Frankrijk, een speciaal beul ontboden, die, naar de faam luidde, met één slag, zóó zeker, een hoofd afhieuw. Rond den middag, 19 Mei, werd Anna uit de gevangenis voortgeleid; een zware klok luidde; enkele edellieden, officieren, ambtenaren waren aanwezig; de beul, zwart- | |
[pagina 39]
| |
gemaskerd, stond bereid, met de mouwen opgestroopt tot over de ellebogen; eventjes knielde de veroordeelde en bad in stilte, verhief daarna de stem, smeekende om genade voor al haar zonden, bevelende hare ziel in Gods handen aan... Toen stond zij recht, lei het hoofd op den blok neer - en de handige beul van Kales, met één slag... Op dit preciese oogenblik, - op het preciese oogenblik dat het hoofd van Anna Boleyn viel, donderde 't kanon los, dat een honderd stappen verder-op, met den muil naar 't Westen uit, stond gericht... Die donder was het signaal! want die donder, dreunende over de stad heen, werd in de vlucht opgevangen door den soldaat, die, op een plein te Westminster, met de vlammende lont ter hand, naast een tweede kanon gereed stond, om te vuren - en 't bonzende sein al-door! al-door! te zenden. En verder-op naar 't Westen, tot Savernake toe, langs den meer dan honderdkilometer langen afstand, stonden de waakzame kanonnen, de wakkere kanonniers, met de lont vlammend en gespitst de ooren. En terwijl in den Toren, het lijk van Anna Boleyn, zonder priester, zonder zegen, zonder kruis of gebed of requiem of staatsie of treur of tranen, in een ruwe rommelkist werd geworpen en naar 't bevel van den souvereinen Heer: ‘bury her in haste, and at once’Ga naar voetnoot(1), met spoedige haast weggekuild, donderde de kanonslag voort langs de Theemsvallei, met machtige sprongen heen over vlakte en heuvel, wei, bosch, dorp, zoodat de rust van het liggende land er telkens bij opschrok. En 't signaal galoppeerde van Londen tot Windsor, van Windsor tot Reading, van Reading tot Newbury... tot Savernake!... tot nu, als laatste post van de sombere reeks, het kanon, dat vlak vóór 't kasteel der Seymours op wacht en wake stond, het sein vatte... op zijn laatste beurt losbarstte... donderen ging tot in de diepe bosschen van den omtrek, waar Hendrik met zijn schitterende | |
[pagina 40]
| |
cavalcade het edele wild najoeg: damhert Jane Seymour. Het signaal trof hun ooren. Hendrik, op zijn zwart jachtpaard, nam met hoofsch gebaar zijn vloeren mutsje af, boog minzaam tot Jane, die op haar hakkenei bloosde van geluk... en misschien wel fluisterde de prins den groet, dien hij vroeger eens Anna Boleyn had toegevleid: - ‘O Beauty,
Till now I never knew thee!...’Ga naar voetnoot(1)
* * *
En 's anderdaags, verloving! en enkele dagen nadien, de bruiloft! - Eilacy over die drie dorre datums, drie droge feitjes! Maar wat een tragedie! En die arme, die naïeve Hamlet, die het vanwege zijn moeder zoo bar-bar vond, omdat ze na een korte maand, ‘a little month’, één maandje weduwschap, in tweeden echt trad, ‘toen de schoentjes nog nieuw waren’, waarmee ze den lijkstoet volgde van haar overleden echtgenoot, wat zou Hamlet bij die drie datumpjes gefilosofeerd hebben?.. . En wat zou de ziel van den ouden Aischulos getrild hebben bij dit signaal der kanonschoten! Wanneer Troja, na een belegering van tien jaren, eindelijk valt, dan wordt ook die val, van op Troja's muren, over land en zee heen, voortgeseind naar Argos. En Aischulos zegt het ons, in een stijl nog zoo heetgloeiend nu als 2500 jaren geleden: - ‘Het ééne vuur dreef telkens met zijn gloedbericht
Het andere voort: zóó Ida's spits den Hermesberg
Van Lemnos; zóó gewerd des eilands fakkelnieuws
Ten derde aan Athos' hoogen Zeus' gewijden top;
Daar is de wacht niet dralend, maar zendt ras het licht
| |
[pagina 41]
| |
Der vlam, die hoog ten hemel steeg, als bode voort;
En, op der golven kruinen zwervend, vloog dier toorts
Ondoofbre kracht, als dartiend om den verren tocht,
Met gouden straling aan een middagzon gelijk,
In snelle vaart als bode naar Makistos' kruin.
En zonder talmen, door geen doffen slaap geboeid,
Zond deze weer den bode verder, nieuw gesterkt;
Nu ijlt naar des Euripos' stroom de fakkelgloor
En brengt den wachters tijding op Messapios.
Die vonklen weder, en hun knettrend heidekruid.
Bij hoopen aangestoken, zendt de kondschap voort.
In ongetaande schittring overspringt met kracht
De lichtgloed des Asopos' breede vlakte, en straalt
Als helder maanlicht op Kithaeron's hooge rots
En wekt een nieuwen vuurbode op tot verder tocht.
Nu spoedt het licht zich over 't meer Gorgopi's voort;
't Bereikt den top van d'Aegiplankton en het drijft
De wachters, niet te dralen met hun vlammengloed.
Ze ontsteken, vol van ijver, 't vuur; een pluim van licht
Verheft zich als een wondre ster en werpt haar schijn,
' t Saronisch zeevlak over, op steile kust,
En eindlijk, schittrend als het weerlicht, tot den top
Van Arachnaeons hoogte, laatste wacht naar hier.
Van daar ontstroomde naar dit dak van Atreus' zoon
Dit licht, dat Ida's moedervlam tot oorsprong heeft.
Aldus geordend is der fakkelloopers rij,
Elk door zijn volger wel bespied en afgelost.
Den eerste en laatsten, allen loopers saam, de prijs!’
Ja! 't Eerste en laatste, al kanonnen saam, de prijs, en ieder kanonnier, een kruis en dubbel solde!... Maar sloeg Aischulos al heel wat vuur uit de rots, inspiratie uit zijn grootsche hart en verbeelding, Koning Hendrik VIII is hem de baas: want op zijn best genomen schreef Aischulos toch maar poezie, en Koning Hendrik VIII maakte werkelijkheid! Een lumineuze inval was het wel, om zoo spoedig mogelijk het blijde nieuws te vernemen. Natuurlijk, een officieele renbode, een koninklijke koerier, op een Engelsch paardje pur-sang, dat ware rap gegaan, zeker! dat legt, op één uurtje | |
[pagina 42]
| |
tijds, een heel strookje kilometers achter zijn pooten; - maar de klank, zoo leeren het ons de geheimen der natuurkunde doorvliegt per simpele seconde een 300 meters! - Zoodat ge, met een beetje berekening lager onderwijs, bevin den zult: het hoofd van Anna Boleyn viel op middag, - Savernake lag op 120 kilometers afstand, - Hendrik dus kon, theoretisch, het nieuws vernemen zes minuten en veertig seconden over middag. - We zullen zeggen: kwaart over twaalf. Dat 's ronder-af, en dan blijft er ook wat spel over in geval een of andere kanonnier bij zijn kanon wat luierde... Zoodat ge ziet: als signaaldienst... heel praktisch! En 't is maar dank aan die prakticiteit, dat Hendrik VIII 's anderdaags reeds, - zegge: 's anderdaags, - zijn nieuwe verloving vieren kon!... |
|