Kronijken
(1930)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |
De honden van Achab
| |
[pagina 28]
| |
Catharina van Aragonië, en in nieuwen echt treden met een hofdame, Anna Boleyn. Maar op een aanvraag in dien zin naar Rome gezonden, was het antwoord van Paus Clemens VII ingekomen: ‘Non possumus.’ Wat God had gebonden, kon Paus Clemens VII niet losmaken. Met een schuinschen blik onder hun gestreken wenkbrauwen waren de hovelingen ervan getuigen geweest, hoe de gejuwelierde vingeren van den koning het pauselijk perkament frommelden dat het knakte, en menigeen, die Hendrik kende, voorzag dat deze zijn wil door alle wet en verzet drijven zou. En de besten voorspelden, met bevende ziel, dat er, Paus tegen Koning! wee ging komen over Engeland! En wie dierf het aan, den koning een wijzen raad te geven? hem vóór oogen te houden, dat hij, kind van Paus en Roomsche Kerk, een onderdanig hart zou toonen? dat hij, die eens uit pauselijke handen, den titel ontving ‘defensor fidei’, de eerste wezen zou die de wet van God en Kerk eerbiedigen moest?Ga naar voetnoot(1) Integendeel, in de buurt van den koning was meer dan één hoveling of prelaat te vinden, die hem met strijkerij en vleierij in den opstand zou jagen. Eén toch, een ouwe, arme monnik, een minderbroeder, Pater Peyto, herinnerde zich dat er een tijd is van zwijgen en een tijd van spreken, en dat Gods woord niet gebonden ligt... En Peyto, aangeduid om op Paaschdag 1532 in de koninklijke kapel het feestsermoen vóór den koning en zijn hof te houden, beklom den preekstoel, nam eventjes, uit eerbied voor 't koninklijk gezag, zijn kalotje van 't kale hoofd, sprak den Bijbeltekst uit, waarover zijn sermoen loopen ging en... langs wat voor oratorische wegen Peyto ertoe gekomen was, om ter gelegenheid van Christus' Verrijzenis te prediken over Achab, Achab's leven en misdaden en schromelijk einde, | |
[pagina 29]
| |
dat weet ik niet! Wist Peyto het wel zelf?... Ik meen dat Peyto simpelweg de gelegenheid te baat nam om te zeggen, recht-uit, wat hij zeggen wilde: de ware, klare waarheid, al mocht ze dan ook als donder klinken in de ooren en de zielen van zijn auditorium. Stil en roerloos zat de koning, één zwaar geweld van majesteit; zat de koning, gekleed in wit satijn, gemanteld in Genueesch floers, onder het donkerroode, goudgestikte baldakijn - en luisterde. En luisterend ook zaten de edellieden en hovelingen... En opeens, Peyto dierf letterlijk: - ‘De predikers van 't Hof, Sire, prediken zooals sommige profeten in Achab's tijd, in wier hart de geest der leugen leefde en trilde op de lippen. Ze vleien U, Sire, ze vertellen u onwaarheden, en aldus bedriegen zij uw majesteit. Zij spreken van vrede, en daar is geen vrede; van macht, waar God alleen macht heeft; van vrijheid, waar zelfs geen koning vrij is! -’ De hovelingen zaten roerloos, met kloppend hart en ingehouden adem; en lonkten eventjes naar den vorst; en de kapel hing vol stilte, zware schriklucht, waardoorheen de ouwe stem van Peyto galmde, onvervaard. - ‘Wat meenden sommigen wel’ vroeg hij, ‘dat een huwelijk was? Dat was een sacrament’ zei Peyto, ‘dat, eens gesloten, niet meer dan door den dood kan ontbonden...!’ En hier gaf hij zijn gehoor de gansche, zuivere leer ten beste over het huwelijk en de heilige wetten ervan, waaraan ook de machtigen onder de machtigen onderworpen blijven! - ‘Ik bid U dan, Sire, en ik smeek U, waak! en wees op uwe hoede! Bewandel de wegen van den Heer! Zooniet, is er vreeze, dat gij eens daar geraken zult, waar Achab geraakte, en dat de honden, zooals bij Achab, ook uw bloed eens zullen likken!... Wat God verhoede! Amen.’ - En Peyto daalde neer uit den preekstoel, zoo stil en | |
[pagina 30]
| |
kalmpjes als hij gewoon was, na een simpel sermoentje op een buitenparochie - en ging heen. Stilzwijgend had het gehoor geluisterd, en stilzwijgend verlieten allen, de vorst voorop, de kapel, maar twee uren later werd vernomen, dat, naar 's konings wil, op eerstkomenden zondag een sermoen gegeven zou, dat Peyto's woorden zou rechtzetten, en de majesteitsschennis, in zooverre mogelijk, weer goed maken. Met dit sermoen werd gelast Hugh Curwen, - en deze hofpredikant wist best op wat manier een koning toegesproken moest. Curwen had het over valsche profeten, waarvan Peyto niet de minste was... Peyto was een hond, een schaamtelooze bedelmonnik, een priester zonder manieren, zonder begrip, zonder geleerdheid. En die Peyto speelde de rol van een Naboth, van een Micha, die niets goeds te profeteeren wist; Peyto sprak profetieen!... Maar was het omdat de Heer hem de gave had geschonken der profecije?... Ei neen!... Maar Peyto voorspelde den koning zooveel kwaads, omdat Peyto den koning zooveel kwaads toewenschte!... Hij toch, Curwen, dierf dit nu zeggen: was Peyto tegenover den Heer der Heeren een heiligschenner, die de hand lei op de kennis van heilig-verborgen dingen, zoo was Peyto tegenover den koning van Engeland een verrader!... Curwen zweeg een stonde, het gelaat van Hendrik stond helder en verlicht; en ook de hovelingen waren verheugd. Maar plots, uit de kruisgalerij der kapel, daar viel een stem: - ‘Eerwaarde!’ - En tusschen twee balusters van de galerij verscheen het grijze hoofd van Pater Elstow, een medebroeder van Peyto. - - ‘Gij weet, Eerwaarde Heer Curwen, gij weet dat vader Peyto door zijn Provinciaal naar het Synode te Kantelberg werd gezonden... Eerlang komt hij weer en zal u te woord staan naar gelieve. Laat mij intusschen de rol van | |
[pagina 31]
| |
Micha spelen! En u, Heer Curwen, zeg ik: Gij zijt een van de vierhonderd profeten, in wier hart de duivel der leugen thuis woont. Uit vleierij, ten koste van Gods wet en wil en waarheid, wenscht gij uw voordeel op te doen; en aldus verleidt gij den koning en voert hem tot zijn verderf! Wee den man, die zich verleiden laat, en wee den man die verleidt!’ - Bouchier, graaf van Essex, vloog op van zijn stoel en riep; - ‘o Schaamtelooze monnik, wij zullen u in een zak naaien en in den Theems werpen!’ - ‘Wij vreezen zak noch Theems’ wedervoer Elstow, - ‘daar ligt een weg naar den hemel zoo te water als te lande!’ Met in het hart een nog vlammender wrok en woede dan na den uitval van Peyto, verliet Hendrik de kapel, en trok zich voor de rest van dien dag terug in zijn kamers, alleen, met zijn vertrouweling Thomas Cromwell, en den laaghartigen, in de ziel reeds Protestantschen Cranmer, aartsbisschop van Kantelberg. En de wraak werd bezonnen... Zou hij, Koning Hendrik VIII van Engeland, zich laten ringelooren door vadsige, brutale monniken? Hij wist het klaar genoeg: de Paus zou zijn hand en bescherming uitstrekken over hen en hoog spreken van de rechten der Kerk!... zich beroepen op Christus en Evangelie; maar hij, Hendrik VIII, zou toonen wat hij vermocht en wat hij dierf! Engeland was machtig genoeg om het hoofd te bieden aan de dreigende macht van Pausen... En daarbij, Engeland had aan zich zelf genoeg, en geen vreemdeling had het recht in Engeland wetten te stellen!... En eens nu den weg in van opstand tegen Kerk en Paus, zal hij gaan zoover zijn luim hem leidt. Op aanraden van Cromwell, verklaart Hendrik zich tot geestelijk opperhoofd der Kerk van Engeland, laat door Cranmer de echtscheiding uitspreken, en vordert van al zijn onderdanen den eed van suprematie, waardoor zij hem, Hendrik VIII, tot Paus der | |
[pagina 32]
| |
Engelsche Kerk erkennen. Op het schisma volgt een schrikbewind, waarvan men de weerga in de regeering der Nero's en Caligula's moet gaan zoeken: kerkelijke goederen worden geroofd, kerken en kloosters geplunderd en vernield, twee zijner zes opeenvolgende ‘gemalinnen’ worden vermoord, zoo insgelijks twee kardinalen, twee aartsbisschoppen, achttien bisschoppen, vijfhonderd abten en monniken, twaalf hertogen en graven, honderd vier-en-zestig edellieden, meer dan 70.000 burgers! En 't Parlement... dat fiere Parlement van Engeland! - laat begaan! en de hooge Lords kruipen op de knieën voor den bloedigen Paus. Een der eerste kloosters, die des vorsten haat ondervinden moesten, was het Sionshuis, te Brentford, tusschen Londen en Oxford. De zestig klooster-zusters en de Paters Augustijnen, die de kerk bedienden, kregen bevel hun heilig huis te verlaten... Ecce civitas Sancti facta est deserta; Sion deserta facta est; Jerusalem desolata est!... Zie, uw heiligdom staat verlaten; Sion ligt eenzaam; Jerusalem is in treurnis!... Al de roerende rijkdom werd verkocht; de eigendom zelf werd kroongoed.Ga naar voetnoot(1)
* * *
Gods molen draait langzaam, maar fijn. Hendrik stierf 28 Januari 1547, 56 jaar oud, na 37 jaar regeering. Heelmeesters en apothekers balsemden met specerij en keur van kruiden het lichaam van den vorst; daarna werd het in zijde en vloers gewikkeld, neergelijkt in een driedubbele doodkist, een van sandelhout, een van lood en een derde van eik, - deze derde rijkbelegd met gouden platen en juweelen. In de rouwzaal nu werd het, gedurende vijf dagen en vijf nachten, tentoongesteld op een praalbed en | |
[pagina 33]
| |
bewaakt door soldaten, die roerloos stonden, met witte zwaarden op de vuist, als lelies. Langs de muren hing zwartzwaar rouwdoek, bestard met zilver. En toen werden voor de zielerust van Hendrik VIII, drie solemneele missen door bisschoppen ‘in pontificalibus’ gezongen; een eerste mis, in wit gewaad ter eere van O.L. Vrouw; een tweede, in blauw gewaad, ter eere der Allerheiligste Drievuldigheid; en een Requiëm-mis. En daarna, onder 't weeklagend zingen van ‘Libera me Domine’, werd het lijk bewierookt. 's Anderdaags, vertrok, met alle staatsie en rouwplecht, de lijkstoet naar het slot te Windsor, waar het lijk van Hendrik bij dit zijner voorgangers, in de koninklijke crypte zou bijgezet. - Maar gezien den afstand tot Windsor, zou de stoet den eersten avond in het voormelde Sionklooster overnachten. De oude kapel, sedert jaren verlaten en leeggeplunderd, was voor deze rouwgelegenheid opnieuw in orde gebracht, om nog eens voor één nacht den overleden Koning met al de vereischte eere te herbergen. En aldus nu, stond de kist gedurende den nacht, in de ontheiligde kapel op de praalbaar... En wat toen gebeurde?... Een oud geschiedschrijverGa naar voetnoot(1) vertelt letterlijk: - ‘Dien nacht, - was het om reden van 't geschokkel van den lijkwagen gedurende den tocht, of om een andere oorzaak, - brak de looden kist, waarin het lijk zich bevond; en over 't plaveisel der kapel heen droppelde het vette en rotgewordene bloed van den koning. In den vroegen morgen werd zoo zorgvuldig mogelijk de kist door loodgieters hersteld, en terwijl ze met dit werk bezig waren, zie! opeens stond daar een hond in hun midden en likte 't bloed, zooals dit gebeurde aan Koning Achab!’... De profetie van Peyto!... | |
[pagina 34]
| |
En de treurige stoet trok verder-op, door de sneeuwvelden, naar Windsor; en geen woord inderdaad werd geroerd over 't lugubere voorval; maar als de hovelingen malkander soms bezagen, lazen ze schrik en ontzetting in malkanders oogen. Te Windsor, werd weer een praaldienst gehouden, en de bisschop van Winchester mocht al zijn welsprekendheid ten beste geven in zijn lijkrede en herhalen en nog herhalen; ‘Zalig zijn ze die in den Heere sterven’, - zijn toehoorders zaten verre, verre-weg met hun gedachten, en hun verbeelding, en hun gevoelens... |
|