lachten even bij 't spel. En twee hemelsche: uw Engel-Bewaarder en de Engel-Bewaarder van Binkske; en die hebben, peins ik, een traantje gevoeld van ontroering.
Maar voor 't oog van de wereld hebt ge 't niet gedaan... 't Was voe 't Geloef!...
Voe 't Geloef... lijk de arme weduwe twee penningen stortte in den offerblok van den tempel.
Voe 't Geloef... lijk, in den ouden tijd, koningen en keizers de voeten waschten van melaatsche menschen.
Voe 't Geloef... lijk Sinte-Maarten de helft van zijn mantel wegschonk aan een bedelaar.
't Was allemaal voe 't Geloef!
't Was inderdaad schoon en onovertroffen.
Kent gij de trappen van vergelijking nog, Bertje?
Als een rijk mensch een rijk mensch helpt, dat 's Liefdadigheid positief of stellige trap; als een rijk mensch een arm mensch helpt, dat 's Liefdadigheid komparatief of vergrootende trap; als een arm mensch een arm mensch helpt, dat 's Liefdadigheid superlatief of overtreffende trap van onovertrefbaarheid. Ons Heer zei: Als ge twee kleederen hebt, geef er een van weg aan wie er geen heeft...
En gij hadt maar één frakje - en ge gaaft het weg.
En zoo, zijt ge misschien dan ook al de theorie van de vergelijkingstrappen kwijt, de praktijk hebt ge nog; en als alles gezeid is, dan is praktijk nog altijd het beste.
Misschien zijt gij de theorie ook vergeten in zake lichamelijke werken van barmhartigheid?
De hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleeden, de vreemdelingen herbergen, de zieken bezoeken, de gevangenen verlossen, de dooden begraven.
Maar hier ook alweer, de praktijk ervan is de uwe.
Laat gij de vette beurslui maar betijen, Bertje, en ook al de lui die aan filantropie doen. Als ge nauw wilt toekijken, - héél nauw is niet noodig, en misschien nauw ook al niet, - wel, als ge maar wilt toekijken, zult ge zien, dat de