Heiruiker(1935)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Het Kruiske - ‘Een Cruysken is een recht houtjen en een dweers houtjen, die maeken een Cruysken te zaemen...’ - (P. Poirters.) Al is 't van hout, al is 't van goud, al is het rijk of pover, 't is altijd een rechtstaande bout met eentje dweers er over. En zoo bestaande, is 't in het kleen zooals het menschenleven, waar immer door de blijdschap heen wat droefheid ligt geweven... Zoo: vischt ge met een buigzaam riet, dat is het rechte houtje; maar ei! de botjes bijten niet... Dat is het dweerse houtje... [pagina 120] [p. 120] Zoo: zit ge warm en droog getrouwd, dat is het rechte houtje; maar... 't vrouwken is precies geen goud, dat is het dweerse houtje... Zoo: brengt ge lieve kinders op, dat is het rechte houtje; maar... koorts en mazelkes en krop... dat is het dweerse houtje!... Toch, daarom niet te veel geklaagd; want zie, de heele zaak is, of 't kruiske, dat ge in 't leven draagt, gemeten juist en haak is. En kruiske na en kruiske voor, en kruiske in hart en oogen, ga moedig zoo het leven door... God ziet u uit den Hooge! En komt ge eens aan des Hemels deur, dan treedt op 't belgerinkel St Pieter met St Jozef veur, - St Jozef met een winkel. Die keurt uw kruiske rap en ras, en zoo 't niet haak en juist is, dan vraagt hij, of het daarom was, dat onze Heer gekruist is... Maar zit het juist, Sint Jozef zegt: - ‘Uw kruisken is van mate!... Sint Pieter, 't ding zit recht op recht... Ge kunt hem binnenlaten.’ - Vorige Volgende