Heiruiker
(1935)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
De Mystieke trappen van Mr GoedelterreDe laatste jaren van zijn leven was Pastoor Goedelterre een voorbeeld geweest van alle deugden en soorten heiligheid - met de nederigheid als speciale vakstudie. Maar 't zou gelogen zijn, te beweren dat het met Pastor Goedelterre altijd zóó en niet anders was geweest. Elk en al, wij zijn en blijven zoo wat kind van Adam en Eva; van Eva vooral; en elk en al dragen wij in ons hart de miserie mee van dat erfschap. En elkeen heeft zijn gebrek; en wie 't anders zegt, is een schaamtelooze Farizeër; en 't zijn nog de besten die op tijd en stond hun gebrek eenigszins afleggen... En jaren lang was 't gebrek van Pastor Goedelterre, zoo niet hoogmoed geweest, - dan toch iets van dit slag en familie; een soort van zelfvoldoening, laat ik zeggen; een specie eigenwaan; een manier van nog al | |
[pagina 38]
| |
wijs te schatten de woorden uit zijn mond en de daden van zijn doen... Maar op 'ne keer ging Pastor Goedelterre weer zijn retraite volgen te Mechelen; en de Pater, die ze preekte, sprak - en sprak - en zei onder meer, dat 'ne mensch en vooral 'ne priester, moet heilig worden; en dat, naarmate men vooruitgaat en opklimt in de nederigheid, - dat men naar die mate ook vooruitgaat en opklimt in de heiligheid... E contrario, zei de geleerde Pater: hoogmoed, of ook maar gebrek aan nederigheid, is altijd een dom ding, bij gelijk wat mensch, - en aartsdom in 'ne priester... Wel, dat pakte Mr Goedelterre. En Mr Goedelterre redeneerde zoo wat op zijn eigen door. En hij dacht: ‘Als het zoo is, dan zal 't zeker aartsdom zijn bij 'ne Pastor uit de hei!’... En heel klaar zag hij het in, hoe waar het was, wat de Eerw. Pater gezegd had: dat hoogmoed nl. moet afgeleerd ‘agendo contra’, dat is: met er tegen-in te gaan. En 't eenig middel tegen-in was de nederigheid... En de nederigheid, zei de Pater nog, kunt ge slechts verwerven langs den weg der vernederingen... Want: virtus acquiritur per actus, de deugd wordt door deugdakten verkregen... En toen was de Pater, plots! schoon in zijn vuur geschoten; en hij zei: dat de vernederingen, de opklimmingen des harten zijn, ascensiones cordis!... de mystieke trappen, ja! waarlangs de ziel omhoog gaat naar den hemel, naar de glorie, naar de apotheose!... Ik zeg: 't roerde de goeie ziel die Pastor Goedelterre was. En hij wikte en hij woog het ding. En hij las er, bij zijn eentje, een bladzijde op na van S. Franciscus van Sales: Inleiding op het devote leven.Ga naar voetnoot(1) En allengskens ontpopte de held, die sliep in Pastor Goedelterre, - de held die slaapt in elkendeen van ons, - de | |
[pagina 39]
| |
held, die zoo moeilijk wakker wordt en, helaas! nog moeilijker opstaat... En de held bad: - ‘Heer! Schenk me de nederigheid! En vermits naar het woord van St. Thomas: virtus acquiritur per actus, - stel me in vernederingen! Met Uw genade, Heer! zal ik mijn best doen. Mijn best ja! om bij elke vernedering U te danken, Heer! en te zeggen: Bonum est quia visitasti me - 't is goed dat Gij me bezocht hebt!’ -
En terug weer thuis overkwam, een tijdje nadien, aan Mr Goedelterre een droom... Maar pas lag hij dien avond neer te bed... en maar pas sliep hij in... of...
...omhoog doorheen de nachtruimte, naar de miljoenen sterren toe, zweefde wijlen Eerw. Heer Goedelterre naar den hemel... Nog eventjes, uit de hooge diepte, vermoedde hij, ver beneden, waar zijn parochie lag, stil in den nacht en in de rust... En al hooger steeg hij op... En de dageraad schemerde nu - en Mr Goedelterre hoorde van uit de diepte den klank oprijzen van zijn torenklok, die zijn dood uitluidde over dorp en omtrek. En hij zag, ver, beneden en klein als mieren, de parochianen bij hoopkes op de straten staan, hij wist dat allen hun hart uitkloegen en treurden: ‘Och arme! onze goeie Heer Pastoor!’... En zijn Eerwaarde Collega's zag hij ten altaar klimmen en hij hoorde hun vromen wensch: Requiescat in pace!... En juist op den tik van dien wensch, stond Mr Goedelterre, na zijn vlucht, vóór den hemel... Open keerde de poort, en Sint-Pieter, met zijn tiaar op het hoofd en met de sleutels aan den gordel, glimlachte hem een welkom toe vol gulhartigheid. Want met één blik had Sint-Pieter gezien met wat voor een heilige, verstorven, nederige, in 't heil der zielen afgetobde ziel hij te doen kreeg. En hij riep, blij: - ‘Ha zoo! een pastoor uit de Kempen!... In de Sinaï- | |
[pagina 40]
| |
woestijn werd de wet gepredikt, en in de Kempenhei wordt ze onderhouden!... Welkom, Mr Pastoor, welkom!’ - 't Roerde den pastor, maar S. Pieter liet hem geen tijd om lang geroerd te zijn, want: - ‘Mr Pastoor, kijk 'ns omhoog!’ - Mr Pastoor keek 'ns omhoog... en wat hij zag, was eenig!... Boven hem, tot in 't oneindige, schroefde een grootsche spiraal engelen naar omhoog, - een spiraal van negen kringen, negen kringen schitterend van kleur en licht, ieder kring toch verschillend zoo van kleur als van licht; en naargelang men hooger opkeek, werden de kleuren rijker, het licht al meer en meer schitterend; en in den hoogsten top, aan 't uiteinde der spiraal, hing een gloed te glinsteren, of er een zee zilver en goud te zieden en te smelten zat... - ‘Heere! Heere!’ zuchtte de Pastor. - ‘Op nu!’ beval Sint-Pieter. ‘Vlieg mee!’ - De pastor wilde vragen: ‘Wa-blief?’ - maar hij had er den tijd niet toe; want hij voelde dat hij opging, saam met Sint-Pieter, omhoog! en de tippen van zijn toog staken uit als de vleugeltippen van een groote zwaluw... Van uit de spiraal ruischte een mysterieuze zang den pastor toe: - ‘Quia respexit humilitatem ancillae suae!’ - En S. Pieter, oorfluisterend, vertaalde: - ‘Ancilla! Mr Pastoor, dat 's uwe ziel... Kijk nu! we varen doorheen den kring der Engelen!’ - En ja! allentom reiden de engelen om Pastor Goedelterre te zien voorbijvliegen... Het was net een schouwspel als bij de processie, op de parochie, wanneer de parochianen weerszij de straat te kijken stonden. Maar hier, natuurlijk, in den hemel, was 't veel schooner, veel rijker, veel stiller en veel deftiger. - ‘Wat een glorie! wat een glorie!’ - murmelde de Pastor vol schroom... - ‘En nu vliegen we nog maar doorheen het koor der | |
[pagina 41]
| |
Engelen zei St. Pieter... Voort! naar de sfeer der Aartsengelen!’ - En hooger alweer ging de vlucht, naar den tweeden kring van de spiraal... En jubelend klonk de zang aldoor: - ‘Quia respexit humilitatem ancillae suae!’ - En hooger nu dan de sfeer der Aartsengelen, voort! voort naar de sfeer van de Vorstendommen!... - ‘Quia respexit...’ - ‘Waar heb ik het verdiend?’ zuchtte Mr Goedelterre. ‘Waar heb ik het verdiend?’ - En al voortvliegend zij aan zij, antwoordde St. Pieter: - ‘Hooger te vliegen dan de Engelen, dat hebt ge verdiend, Mr Pastoor, omdat ge steeds een echt christen mensch zijt geweest... En hooger te vliegen dan de Aartsengelen, dat hebt ge verdiend, omdat ge zóó een echt christen mensch zijt geweest... En hooger te vliegen dan de sfeer, waarin we nu zijn, namelijk de sfeer der Vorstendommen, dat hebt ge verdiend, omdat ge een echt onderpastoor zijt geweest... Voort! naar de sfeer van de Machten!...’ En 't ging voort naar de sfeer van de Machten... en hooger, ja, dan de sfeer van de Machten, omdat Mr Goedelterre zóó een echt onderpastoor was geweest... En steeds door, maar van kring tot kring al machtiger en grootscher aanzwellend, jubileerde de begeleiding: Quia respexit humilitatem ancillae suae!... En hooger dan de kring van de Krachten omdat Mr Goedelterre een echt pastoor was geweest... Quia respexit... En doorheen de sfeer van de Heerschappijen, omdat Mr Goedelterre zóó een echt pastoor was geweest... Quia respexit... En de sfeer door van de Cherubijnen, omdat Mr Goedelterre bij elke vernedering, die hem op aarde overkwam, den Heer bedankt had: Bonum est qui visitasti me... Quia respexit... | |
[pagina 42]
| |
En eindelijk hooger nog dan de hoogste sfeer der Seraphijnen... tot vlak bij den troon van den Heer Zelf... omdat Mr Goedelterre, telkens als hij zijn gebed gebeden had: Bonum est quia visitasti me - hij het altijd had gebeden met al de rechtzinnigheid zijns harten!... Quia respexit humilitatem ancillae suae... En nu knielde Mr Goedelterre, in een zee van licht en kleur en klank, op de trede voor den Heer zelf... En toen zag hij beneden zich: die spiraal met haar negen kringen vol miljoenen Engelen, die ginder heel verre, in 't oneindige perspectief, al kleiner en kleiner werden... en hij dacht nu plots aan 't woord van St Jan: ‘Noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord wat God voor zijn uitverkorenen bereid heeft!’ - En toen opeens, terwijl Pastor Goedelterre al keek en luisterde, kwam een stralende Engel vooruit, als om een solo te zingen ter eere van de Pastor, en de Pastor hield zijn adem in en zijn ziele vast voor de schoonheid die komen ging... en...
- ‘Kokorokik-koo!’ - Pastor Goedelterre schoot wakker, en hoorde, onder 't venster, 't gekraai van zijn ouwen heeschen haan... en, in plaats van de gouden spiralen vol miljoenen Engelen zag hij de witgekalkte muren zijner slaapkamer met in den hoek zelfs een spinneweb. En al de schoonheid was maar een droom geweest!... En spreek me nu nog van ontgoochelingen!...
***
‘De minste daad van nederigheid geldt in Gods oogen meer dan de schoonste droom over de nederigheid’... De man die dit axioma in de wereld bracht, was wijs; en al even wijs was Pastor Goedelterre, toen hij zich dit axioma herinnerde en er de wijsheid van erkende... En daarom ook ging de vrome man door, in al de zuivere rechtzinnigheid | |
[pagina 43]
| |
des harten, met den Heere erom te smeeken dat Hij hem, in plaats van zoo schoone droomen, toch 'ns een vernedering zenden zou... Als was 't maar 'ns om te kijken wat hij doen zou... En op een schoonen dag moest Pastor Goedelterre naar Antwerpen voor zaken. Ik zeg daar: een schoonen dag, en dat's een manier van spreken. Feitelijk was 't geen schoone dag, want het regende, het waaide; eigenlijk zelfs, het regende kletswater en 't waaide storm. Maar zoo bang is nu toch een Kempisch Pastor niet van kletswater en van stormwind. En hij dus - naar Antwerpen. En hij deed er zijn zaken af, brevierde wat in een kerk - en keerde rond dien middag naar 't station voor zijn trein. - De regen was gemilderd, en de wind, buiten af en toe een scheut, was tammer gevallen. En juist was onze Pastor gekomen vóór 't Stationgebouw, op dit plekje zelf, waar ze tegenwoordig een politie-agent hebben neergesteld voor den trafiek. Die politie-agent stond er toen nog niet, zoodat niemand aan 't zatte mosselboerke, dat zijn ezelkarke voerde, zeggen wilde een straat om te rijden met zijn geurend boeltje... En juist ging de Pastor naast het boerke, en 't boerke, al te klerikaal, zei: ‘Dag Mr Pastoor’ - en Mr Pastoor, al te beleefd, wilde hoed-af groeten, maar de wind was hem voor, en met een snok rukte hij den tik van 't grijze hoofd, smeet hem de lucht in, dan 't straatslijk in... en nu, letterlijk zoo rap als de wind, rolde de tik, rechtstaand op zijn boordje, weg en voort over de straat... - ‘Houd mijn ezel vast!’ - riep de boer, en schrankelde achter den hoed. En Mr Pastoor instinktief, greep den ezel bij den toom - en hield hem!... 't Beestje bekeek Mr Goedelterre... en: ‘I-ah!... I-ah!...’ - terwijl verder op de Keyserlei, de boer achter den hoed liep, wonderbaar vireerend volgens de grillen van den wind... I-ah! I-ah!... | |
[pagina 44]
| |
De menschen bleven stilstaan bij 't schouwspel: 'ne pastor zonder hoed, en een ezel vasthoudend die balkt... En Mr Goedelterre had een gevoel nu of heel 't menschdom hem bekijken kwam: klein en groot, katholiek, liberaal, socialist... En i-ah! i-ah!... En zelfs 'ne pastor kwam voorbij... 'ne collega!... en dit was 't eenige schepsel, dat niet naar Mr Goedelterre keek... Die wilde hem niet kennen... En toen kwam eindelijk de mosselboer weer, met een triomfantelijken lach op zijn zatte wezen, en in de hand, een smerigen, vuilen, doornatten tik... - ‘Hier is hij, Mr Pastoor!... En ge moet niet beschaamd zijn, Mr Pastoor... Ik ben ook niet beschaamd.’ -
Toen is hij in den trein geraakt... Hoe? Dat wist hij zelf niet... en pas neergezeten, dacht hij aan zijn Engelendroom!... en aan zijn gebed en vernederingen... en hij murmelde: - ‘Bonum est, Domine, quia visitasti me!’ |
|