Eene liefde in het Zuiden(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] XXXVI. Waarom mij te kwellen, liefste, Met die vragen: of ik ooit Op zou houden u te minnen? Want gij weet, dat kan ik nooit. En die and're vraag, nog wreeder, Waar 'k nooit antwoord op verzon: Als gij mij niet meer bemindet, Of 'k u ooit vergeten kon? Liefste, als ik uw liefde miste,... Maar, niet waar? waartoe gedacht, Als de zon schijnt aan den hemel, Over dood en eeuw'gen nacht? Spot niet, kind. - Als de oogst de velden Tooit met gulden overvloed, En de landman van de vlakte 't In zijn schuren bergen moet; Als hij 's avonds dan in 't hutje Bij den vollen akker waakt, En met knechten en gezellen Zijn gekruiden olla maakt; [pagina 77] [p. 77] Kouten allen, langzaam rookend, Bij het smeulend rijzenvuur, En bekorten met verhalen 't Stille zomeravonduur. Maar als een in 't tooversprookje Spreekt van regen, stormgedruisch, Heerscht er stilte eensklaps in 't ronde En de landman maakt een kruis. Spreek niet, spreek niet van het booze, Roep den geest des kwaads niet aan; Laat het noodlot rustig sluim'ren, 't Vordert snel genoeg zich baan. Gij bemint mij, mijn Rosaura, Laat 't zoo zijn en vraag niet meer; Pluk uw bloemen vrij, en denk niet: ‘Vind ik morgen and're weêr?’ Vorige Volgende