Eene liefde in het Zuiden(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] XXX. En we dweepten, en we lazen al wat bonte fantazie Heeft geschreven en gezongen over liefde en poëzie; 't Schoon idee in zoete woorden, êelste en reinste vreugd op aard, Die alleen het beeld des hemels in het twijf'lend hart bewaart. En we dweepten met uw lijden, man van smarten, Jocelyn, Met u minden wij Laurence, weenden met uw zielepijn; Met den klank der jonge mijm'ring stemt uw lied weêmoedig zacht, Als de harp die trilt in weêmoed Op den adem van den nacht. En we volgden u, Lord Byron op den wilden pelgrimstocht, Waar ge 't vaderland der zonne, 't heiligdom der kunst bezocht; [pagina 57] [p. 57] En we voelden, woest en somber, 't harte bonzen bij uw zang, En ik zag Zuleika sterven op Rosaura's bleeke wang. Als een lied van hoop en wanhoop, liefelijke hemelboô, Klonk 't verhaal van dwaas- en wijsheid, Rolla en Fantasio. En we leerden, - wat we wisten: dat in vreugde en droefenis, In verderf en dood en twijfel, liefde steeds de meeste is. En ik sprak haar van Shakspeare van Dante en Victor Hugo, En zij vroeg mij telkens weder Juliet en Romeo; Bij zoo meen'gen toon des harten, bij zoo menig tooverwoord, Als Francesca en haar Paolo, ‘lazen wij niet verder voort.’ Vorige Volgende