Eene liefde in het Zuiden(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XI. Weet gij het kleine plekje, Daar ginder in de verte, In 't midden der Huerta, Met geurig gras begroeid, Waar, aan het stille water De amandelboom, omslingerd Met kransen eppe en wingerd, In milden rijkdom bloeit? Waar zeven populieren De slanke pluimen wieg'len, De blanke kruinen spieg'len In 't diep azuren bad; [pagina 23] [p. 23] Een lijst van korenvelden, Van dicht gevulde halmen, In lichte gulden schalmen Het spieg'lend meer omvat; Daar kwamen wij te zamen En vleiden daar ons neder, En 'k zeide haar hoe teeder Mijn liefde haar omgaf; En 'k streelde hare wangen En 'k kuste stil haar lokken En 'k streek de wilde vlokken Van 't witte voorhoofd af. Vorige Volgende