het dansritme, een overgang van de ene vervoering in de andere. In driekwartsmaat soppend door het bloed, het doet ze allemaal niets.
Achter een tafeltje, achter in het lokaal, onder een keizerlijke proclamatie waarin werd opgeroepen tot de laatste man en de laatste ademtocht te strijden, zat een man die, na zijn lorgnet stevig in de linker oogkas geschroefd te hebben, zijn witte glacés strak rond zijn vingers trok. De stemming in het café had geen enkele invloed op hem.
‘Mijnheer Sternheim,’ riep ik, ‘mijnheer Sternheim.’
Hij keek met opgeheven kin in het rond.
‘Ik ben het, Kaspar’, en ik stond op en liep in zijn richting.
‘Ach,’ zei Sternheim toen ik voor hem stond, en hij liet zijn monocle uit zijn oog in zijn opgeheven linkerhand vallen, waarna hij het stukje glas met een behendig wipje in zijn vestzak liet verdwijnen, ‘ach, als dat onze goede Kaspar niet is. Hoe gaat het met de zaken, beste jongen?’
‘De omstandigheden, mijnheer Sternheim, de omstandigheden.’
Sternheim knikte nadenkend. ‘Het zou misschien het beste zijn als je eens op andere zaken overging. Dit is geen land meer voor een eerlijke handel. Ik zou overigens niet weten voor welke handel dan ook. Men moet bijtijds de bakens weten te verzetten. Voor een regisseur als ik valt hier weinig meer te doen. Het gebeuren regisseert zich hier verder vanzelf wel. Wie bekommert zich nog om een mise en scène, wie maalt nog om dictie of de kracht van een welgekozen woord, een mooi strijklicht of een briljante uitkadering? De zaak is hier volledig uit de hand gelopen.’
‘Ik verwacht een kind,’ onderbrak ik hem.
‘Precies wat ik zeg, het systeem is zoek, iedereen doet maar wat hem in zijn hoofd opkomt. Alsof het instorten van de coulissen de mensen het recht zou geven hun eigen teksten te berde te brengen.’