‘Het begint al over te gaan, dokter.’
‘Ik moet er toch werkelijk Charcot eens op nalezen, of een van zijn leerlingen.’
‘Die met die puntbaard,’ zei ik op goed geluk.
De dokter schrok. ‘Maar dat is een jood.’
‘Die zijn aars in alle hoeken leegt.’
‘Precies, niets dan vuiligheid. De wetenschap in een gierput gegooid en maar gisten. Het gaat om hygiëne, reinheid. Ik verbied mijn patiënten Charcot te lezen, om van die... die kwakzalver nog maar niet te spreken.’
Ik wees op het raam. ‘Daar drijft een ballon langs, dokter.’
‘Een ballon, pah, het zal wat, natuurlijk weer zo'n streek van het internationaal kwakzalversgenootschap.’
Er voer een trilling door het hospitaal, met luid geraas stortte de linkervleugel in.
Zelfs tussen de gangpaden werden bedden geplaatst. Wie niet meer voor de dienst opgelapt kon worden werd uit het hospitaal ontslagen. Omdat ik met zwangerschapsverschijnselen te boek stond, moest ook ik mijn plaats aan een vers oorlogsslachtoffer afstaan. Buiten was het nog steeds zes uur in de morgen.
Om mezelf in een droefgeestige stemming te brengen dacht ik aan Alma en besloot naar Mitzi te gaan. Onder haar bed stonden geen soldatenlaarzen, maar muilen met puntneuzen.
‘Kom je ansichtkaarten kijken, Kaspar?’ vroeg ze, terwijl ze haar kat onder de kin kroelde.
‘Heb je kaarten van Amerika, Mitzi?’
‘Van Amerika? Daar wonen toch alleen maar wilden.’
‘Hier dan niet?’ en ik keek nadrukkelijk naar de muilen onder haar bed.
‘O, maar dat is heel iets anders, Kaspar. Je kunt wel mer-